Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Ict staat voor onuitwisselbaar

Interoperabiliteit is het kostbaarste ict-probleem, dat uw ict'ers goed verborgen houden. Uw bedrijf vroeg om een systeem voor het koppelen van klantadministratie, boekhouding en voorraadbeheer, de ict-architecten lieten de oren hangen naar de grote leveranciers en daaraan zit uw bedrijf nu vast. Wat nu gedaan?

Het snelle imago van de ict is vreselijk overdreven. Neem 'cloud computing', die nieuwste modegril waarmee alle ict-leveranciers lopen te leuren. Deze aanbieders hopen klanten te verleiden om rekentaken via het internet over te dragen aan hun datacentra.

Voor de gebruikers van cloud computing moet het volkomen onbelangrijk zijn hoe de datahotels stampvol computers zijn ingericht. Het enige wat voor hen telt, is de bereikbaarheid van de applicatie waarmee ze de boekhouding bijhouden, hun voorraden beheren of hun standaard kantoortaken verrichten, zoals dat gratis kan met Google Docs of OpenGoo. En of ze makkelijk over kunnen stappen naar een ander.

De cloud computing-leveranciers en hun na-praters in uw ict-organisatie hebben het over Software as a Service (SAAS), het model voor het verhuren van deze softwarediensten. Ander ict-jargon in deze context is Business Process Management (BPM). Hoort u dat, dan schaft u waarschijnlijk hele dure ict-systemen aan voor het modeleren van de bedrijfsprocessen. Het goedkope alternatief zijn de mash-ups, waarmee handige automatiseerders en gebruikers data en diensten op internet aan elkaar knopen tot nieuwe functies, bijvoorbeeld door het koppelen van Google Maps aan de geografische informatie van het kadaster.

Houden ze de ict-vakbladen bij, dan hoort u de automatiseerders al een jaar niet meer praten over SOA, de Service-Oriented Architecture. Dat bleek de zoveelste mislukte trend van de ict-leveranciers. Slechts een enkele van alle dure implementaties leverde de voorgespiegelde lenigheid van de ict-systemen. Alle andere organisaties bleven net zo stroperig als voorheen.

Daarnaast strijden de aanbieders om de meest efficiënte inrichting, de meest flexibele computersystemen en de meest energiezuinige aanpak (zie kader). Hier wordt dan ook noest geïnnoveerd, aan de beste methode om complete computerhardware in software na te bootsen (virtualiseren), het inrichten van snuggere koeling en de bouwen van steeds zuiniger 'blade servers' en andere rekenmonsters.

Vraagt u de ict'ers vooral eens of de ene virtuele machine makkelijk kan worden overgezet in het systeem van de concurrent. Of dat de koeling van die ene zwaar geoptimaliseerde blade server is aan te sluiting op die andere. De computer zegt nee.

Met cloud computing gaat het al net zo. Het is nog erger. Het idee van cloud computing stamt immers al uit de jaren zestig. Alleen had het toen een andere naam: 'time sharing'. Het grootste verschil: toen verhuurden aanbieders rekentijd op één mainframe en toen werd de verbinding gelegd per telefoon.

Cloud computing

Desondanks maken de moderne aanbieders van cloud computing dezelfde fout als de antieke leveranciers van time sharing vijftig jaar eerder. Rekentaken zijn wel over te dragen aan één aanbieder, maar slechts met veel moeite uit te wisselen met een tweede of een derde. Opnieuw blijven de leveranciers het oneens over een methode om elkaars 'clouds' te gebruiken.

Deze bespiegeling over cloud computing is overigens afkomstig van Vinton Cerf, internetevangelist bij Google. Op een conferentie afgelopen april in Brussel, toonde hij ermee het belang aan van open ict-standaarden, waarmee ict-systemen uitwisselbaar worden.

Cerf heeft hierover behoorlijk recht van spreken. Hij bedacht immers samen met Robert Kahn begin jaren zeventig TCP/IP, een van de belangrijkste bouwstenen van het internet. Het Transmission Control Protocol en Internet Protocol is niet meer dan een set van voorschriften en regels. Het is een volledig openbaar systeem, zonder enige restrictie, zelfs zonder copyright. "De enige verklaring die ik daarvoor heb, is dat onze militairen bazen dachten dat een stel computernerds onmogelijk iets belangrijk konden voortbrengen. Daarom had het volgens hen geen enkele zin om er controle over te houden."

De toekomst is onvoorspelbaar. Daar rekening mee houden, dat is het knappe van deze techneuten, die voor het Amerikaanse ministerie van Defensie in de jaren zestig en zeventig sleutelden aan hun methode om computernetwerken aan elkaar te knopen. Ze gingen er van uit dat de transportmiddelen voor hun datapakketjes iedere zoveel jaar helemaal vernieuwd zouden worden. Zolang de ene laag maar onafhankelijk blijft van de ander, is een nieuwe router, switch, network bridge, telefoonmodem, of veranderen van ADSL- of kabel-aanbieder geen enkel probleem. Die interoperabiliteit, het niet-discrimineren van het ene pakket ten faveure van het andere, is van fundamenteel belang voor het internet, aldus Cerf. "Is het niet open, dan is het geen internet."

Alles wat gedigitaliseerd kan worden, is voor niets of tegen zeer lage kosten over dat internet te vervoeren. Precies daarom worden de telecombedrijven zo beroerd van Skype, dat hun eens zo succesvolle bedrijfsmodel zal vervangen met min of meer gratis internet-telefoongesprekken en internet-videotelefonie. Skype is de bekendste aanbieder van VOIP, Voice-over-IP. Telecombedrijven willen er zelfs onder bedreiging van geweld niet aan, maar de klanten weten hoe laat het is. In nog geen 36 uur tijd installeerden begin april een miljoen gebruikers Skype op hun Iphone. En na een week waren het er al twee miljoen. Wereldwijd gaat nu al zo'n 8 procent van alle telefoongesprekken via Skype. Niet gek, voor een  bedrijf van acht jaar oud.

Openbare innovatie

Cerf rekent erop dat andere knappe koppen bedenken op welke manier gegevens in de ene cloud uitgewisseld worden met die van de concurrent. "Zoals we met HTML documenten aan elkaar koppelen, zo verwijzen we straks met een opvolger daarvan naar data in databanken en clouds."

Zijn grote verdienste, vindt Cerf, is dat het benodigde netwerk open is. De vereisten voor succes van zo'n cloud-koppeling zijn volgens hem open toegang, open source applicaties en open ict-standaarden. Dat laatste garandeert uitwisselbaarheid, concurrentie en innovatie en het tweede is een uitstekend middel voor het scholen van de gebruikers. "Iedere gebruiker kan de HTML-broncode van webpagina's lezen en gebruiken om er zelf een pagina mee te bouwen. Waren HTML-pagina's onleesbaar, hadden we toch nooit deze explosie van websites gehad?"

Het beste voorbeeld van een open ict-standaard is ODF, Open Document Format, een standaard voor elektronische documenten.

Het is een oersaaie specificatie van krap achthonderd pagina's van een methode voor het maken, opslaan en bewerken van elektronische documenten zoals tekstdocumenten, rekenbladen, grafieken en presentaties. Aan ODF is vanaf 2002 gewerkt door onder andere standaardisatie-organisatie Oasis. Het is sinds november 2006 een ISO-standaard.

Het indrukwekkende van ODF is de ondersteuning ervoor. Een lange reeks van applicaties weet raad met ODF, waaronder toepassingen van ict-reuzen Sun Microsystems (met het pakket Star Office), Google (met Google Docs) en IBM (met Lotus Domino en Workplace). Het wordt ondersteund door kleinere en in Nederland volslagen onbekende fabrikanten zoals Hancom uit Korea of Itchitaro uit Japan. En uiteraard kunnen er vele open source-applicaties mee overweg, waaronder OpenOffice, K-Office, Abiword, Gnumeric, Scribus en, voor de Apple-fanaten, Teksteditor.

Dé grote afwezige in deze lijst is Microsoft. Deze monopolist op het gebied van kantoorapplicaties kondigde in mei 2008 aan dat het wellicht ergens dit jaar directe ondersteuning wil bieden voor ODF. En dan alleen voor de meest recente versie van Office.

Een bedrijf dat werkt met een oudere versie kan slechts terecht bij concurrent Sun (straks dus Oracle) voor een plug-in, of het moet zich wenden tot ontwikkelaars van open source-omwegen.

Wie zijn documenten opslaat als .doc, .xls of .ppt (Word, Excel respectievelijk Powerpoint), blijft daarom noodgedwongen fabrikant Microsoft betalen. Het bedrijf dat zijn documenten opslaat als .odt, .ods of .odp (in dezelfde volgorde) heeft het voor het kiezen en is daarmee hoogstwaarschijnlijk beter af en goedkoper uit. Open standaarden bevorderen immers concurrentie en innovatie. In de woorden van Eurocommissaris voor concurrentie Neelie Kroes, in een toespraak in juni 2008: "Kiezen voor open standaarden is een zakelijk zeer snuggere beslissing."

Experimenteren

Wie echt om zijn klanten geeft, laat ze vrij. Dat geldt natuurlijk ook voor de eigen medewerkers. Laat ze gewoon experimenteren met Mash-ups, wie weet bedenkt een van hen wel een toepassing om een saaie site voor internetbankieren te veranderen in een dienst waar net als op Google Zeitgeist of Google Trends ook nog opwindende statistische trends mee zijn op te speuren in het eigen uitgavenpatroon, of dat van alle andere klanten samen.

Wat dat betreft nog één tip, afkomstig van een seniore beleidsmaker bij de Europese Commissie. Geen heel bijzondere beleidsmaker, gewoon een Ier, John heet hij, ergens in de vijftig, met werkervaring bij verschillende bedrijven in heel Europa en nu voor de EU al enige jaren gespecialiseerd in de Russische economie. Kantoorwerkers zijn er volgens hem in drie smaken. De eerste categorie betreft stagiairs en al dan niet tijdelijke productiemedewerkers. Die krijgen een pc met daarop alleen de hoogstnoodzakelijke applicaties en een goed afgesloten webbrowser. Dat apparaat valt daarom nauwelijks kapot te maken. En om te voorkomen dat er toch iets misgaat, krijgt deze categorie gebruikers de hoogste voorrang bij de helpdesk. Ze moeten immers hun werk kunnen doen en er is geen tijd voor scholing.

De meeste kantoormedewerkers echter zitten in de tweede categorie. Ze werken met een standaard dekstop pc, met standaardapplicaties. Voor deze groep investeert de werkgever in goede scholing, maar tegelijkertijd wordt overmatig gebruik van de helpdesk afgeremd, bijvoorbeeld door het instellen van met langere wachttijden. Denk erom dat deze pc's zo worden ingericht dat u ze over een paar jaar door een compleet ander systeem kan geven, zonder dat u tonnen kwijt bent aan het omzetten van gegevens.

De derde categorie krijgt geen computer. Die geeft u gewoon baar geld. Zij zoeken zelf uit of het een kekke MacBook wordt, een zakelijke Lenovo laptop of een goedkope netbook gecombineerd met wat andere mobiele apparaten. Met de applicatiekeuze bemoeit het bedrijf zich evenmin. Voor hen gelden slechts een paar regels. De data moet uiteraard uitwisselbaar zijn met de andere gebruikers. Alles mag, maar er is geen enkele ondersteuning vanuit de ict-organisatie en als zo'n gebruiker iets doet dat andere ict-systemen stoort, haalt u alle apparatuur bij de gebruiker weg en zet u hem of haar een categorie terug. Voor de Europese ambtenaar John blijft het een visioen. "Als ik met mijn collega in het buitenland wil samenwerken, dan moet ik met mijn privé-laptop naar een internetcafé, waar we allebei met Skype en Google Docs aan de slag kunnen."

Datacentre of containerschip?

Reusachtige dieselmotoren, een vloer vol waterpompen en kamers vol transformatoren. Een modern datacentrum heeft veel gemeen met de machinekamer van een containerschip. Zelfs op volle kracht draait de nieuwste generatie datahotels tot drie keer zuiniger. Goed voor milieu, maar nog beter voor de portemonnee.

De ict is inmiddels een van de meest energie-intensieve sectoren geworden. Alle ict in Nederland verbruikt evenveel energie als  Amsterdam in 2,5, schat het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) in een rapport uit februari 2008. Alle datahotels op de glasvezelring van Amsterdam zijn goed voor 6 procent van de totale CO2-uitstoot van de stad.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Grootste kostenpost is het energieverbruik en dan vooral de koeling. De meeste datahotels verbruiken evenveel stroom voor de computers van de klant als voor de koeling ervan. De nieuwste generatie reduceert de koeling tot eenderde daarvan. Tot de gereedschappen hiervoor behoren reflecterende dakken, snuggere koeling en het verkopen van de restwarmte aan anderen, waaronder een zwembad in Zwitserland of psychiatrisch centrum AMC de Meren in Amsterdam.