Nee, vroeger was niet alles beter. Maar bij General Electric zullen velen dat toch denken. Wie vroeger een aandeel GE kocht wist namelijk één ding zeker: dit aandeel stijgt. En stijgt. En stijgt. Het bedrijf werd jarenlang als het beste ter wereld beschouwd, en was in elk geval vaak het rijkste, met de grootste omzet.
The Jack
Aan het hoofd van het megaconglomeraat stond jarenlang John Welch, beter bekend als Jack, The Jack, door Fortune uitgeroepen tot beste manager van de vorige eeuw en beroemd en berucht vanwege zijn 10%-regel: ‘Gooi elk jaar de 10% slechtst presterende managers eruit’ (wat in de praktijk nog een hele opgave bleek, maar dit terzijde).
Maar er was niet alleen The Jack, er was ook Crotonville, het legendarische GE-opleidingscentrum, even boven New York. Daar werden de managers heen gestuurd om te leren en vooral om eindeloos getest te worden. GE benaderde management sowieso op een bijna wetenschappelijk wijze. Managers werden nauwkeurig gemeten, medewerkers werden nauwkeurig gemeten, productiviteit werd nauwkeurig gemeten, productieprocessen werden nauwkeurig gemeten… álles werd nauwkeurig gemeten, keer op keer op keer.
GE was overal
En dan die geschiedenis! Medeoprichter was Thomas Edison, de man die in 1879 de gloeilamp uitvond (of er in elk geval als eerste patent voor aanvroeg). Andere medeoprichter was de voormalige schoenenverkoper Charles Coffin. Onder zijn leiding was er een steeds snellere groei en toen er een financiële crisis van jewelste kwam – die van 1893 – wist hij GE zeer behendig voor de ondergang te behoeden.
En misschien was het ook wel het meest Amerikáánse bedrijf. Amerikaanse gezinnen hadden een koelkast van General Electric en een vaatwasser van General Electric en vlogen met vliegtuigen met motoren van General Electric. Licht en warmte in huis kregen ze dankzij de enorme energietak van General Electric. In ziekenhuizen werden ze geopereerd met apparaten van General Electric en zelfs hun hypotheek sloten ze af bij General Electric. General Electric was kortom: overal.
Desastreuze cijfers
Maar inmiddels is het 2018. Andere tijden. Er is nu niet zo gek veel meer over van General Electric.
Geschatte waarde in het jaar 2000: 580 miljard dollar. Geschatte waarde 18 jaar later: 125 miljard dollar. Minder dan een kwart. Daling van het ooit zo exceptionele aandeel in 2017: 45%. Daling tot nu toe in 2018: 16%.
Let wel: deze desastreuze cijfers worden geboekt nu de Amerikaanse én de wereldeconomie er gezond voorstaan en op Wall Street het ene na het andere beursrecord sneuvelt. Nog nooit vertoond: op financieel front verliest General Electric het nu van zijn vaste concurrenten: Honeywell, United Technologies en 3M. Wat ooit de absolute nummer 1 was is nu verworden tot wat ze in de paardensport een also ran noemen: je doet mee, maar niemand die nog op je wedt. Hoe is het in godsnaam zover kunnen komen?
Het conglomeraat
De zoektocht naar oorzaken begint vlak na de Tweede Wereldoorlog. Lange tijd was General Electric een heldere onderneming. Het bedrijf maakte apparaten voor klanten en bedrijven en die waren daar erg tevreden mee. Na de Tweede Wereldoorlog transformeerde het bedrijf echter tot een conglomeraat, wat in die tijd wel meer bedrijven deden (in Nederland hadden we bijvoorbeeld RSV en OGEM, voor de jongere lezers: te midden van enorme schandalen gingen ze ten onder).
General Electric begon te kopen en te kopen – waaronder ook steeds meer bedrijven die met de oorspronkelijke industriële cultuur niet veel van doen hadden. Zo werd de onderneming weliswaar almaar groter, maar de beursprestaties werden almaar kleiner, zeker in de jaren 70. Net als menig conglomeraat zou het vast uiteengespat zijn, opgedeeld en verkocht in brokstukken, ware het niet dat in 1981 Jack Welch de baas werd.
Hoe ging het verder? Je leest het in het laatste nummer van MT. Bestel het nummer of neem een abonnement.