De strijd om Gucci duurt al meer dan twee jaar en de enigen die er rijk van worden, zijn de juristen. Toch weten de Franse magnaten Bernard Arnault (LVMH) en François Pinault (PPR) van geen wijken. Hoe een zakelijk conflict ontaardde in een ego-clash.
Bevriende zakenlieden hebben al verschillende pogingen ondernomen om Bernard Arnault, bestuursvoorzitter van het Franse luxeconcern LVMH, en François Pinault, onder andere grootaandeelhouder van distributiebedrijf Pinault-Printemps-Redoute (PPR), weer tot elkaar te brengen. Maar de twee mannen schuwen langdurige rechtszaken en de kunstgrepen die daar vaak bij horen niet: in zekere zin hebben zij daar allebei zelfs hun rijkdom mee opgebouwd.
De verbeten strijd om het Florentijnse modehuis Gucci verbaast dan ook eigenlijk niemand. Toen Arnault in het najaar van 1998 onverwacht op een galafeest van Gucci verscheen, waren de bestuurders van het modehuis meteen op hun hoede. Zijn aanwezigheid kón niet onschuldig zijn, dachten de Italianen. En inderdaad: enkele maanden later bleek Arnault in het geheim een belang van 34,4 procent in Gucci te hebben opgebouwd. Een ordinaire overval, oordeelden de Italianen, die zich eerst met een 'gifpil' en vervolgens door het binnenhalen van PPR trachtten de beschermen.
Terwijl de zaak zich hoofdzakelijk in Amsterdam afspeelt, omdat Gucci daar aan de beurs genoteerd is, heeft de strijd zich inmiddels ook naar verschillende andere markten verplaatst: Arnault en Pinault lopen elkaar nu voortdurend overal voor de voeten, van internet tot in de kunstwereld. Het helpt ook niet echt dat Gucci, door een omstreden aandelenemissie nu feitelijk onder controle van PPR, zich steeds meer als directe concurrent van LVMH gaat opwerpen, door zelf andere luxemerken op te kopen.
Straatvechters in maatkostuum
“Wij gaan door, want wij kunnen het niet toelaten dat een andere aandeelhouder op zo'n oneigenlijke manier de controle over Gucci verkrijgt,” zegt Bernard Arnault. “Zij kunnen het gewoon niet hebben dat een ander zich opeens op de luxemarkt begeeft,” zegt Serge Weinberg, bestuursvoorzitter van PPR.
Maar eigenlijk gaat het al lang niet meer alleen om een zakelijke strijd rond de rechten van aandeelhouders: voor de hoofdrolspelers is het kennelijk een erezaak geworden. Jarenlang zijn Arnault en Pinault naast elkaar uitgegroeid tot de twee meest vooraanstaande tycoons van Frankrijk. Door Gucci is het dan eindelijk tot een rechtstreekse tweestrijd gekomen. Een gevecht tussen twee geweldig opgezwollen ego's, straatvechters in maatkostuum, werkzaam in een branche waar ijdelheid en egocentrisme even belangrijk zijn als omzet en winst. En misschien nog wel belangrijker…
Naast de oorspronkelijke Gucci-zaak lopen er inmiddels zes andere rechtszaken tussen LVMH, PPR, Gucci en afzonderlijke bestuursleden. De klachten worden door zes verschillende instanties behandeld, buiten Amsterdam ook in Parijs, Brussel en New York. Zij beschuldigen elkaar voornamelijk van lasterlijke uitspraken en het verspreiden van misleidende gegevens, waardoor de strijd alvast tot een van de felste in de geschiedenis van de Franse zakenwereld is verworden.
De voorlopig laatste beschikking van de Amsterdamse Ondernemingskamer, die een onderzoek naar mogelijk wanbeleid bij Gucci heeft ingesteld, zou een vreedzame oplossing dichterbij kunnen brengen. “Het is ronduit belachelijk dat twee vooraanstaande zakenlieden in zo'n persoonlijk gevecht verwikkeld zijn,” beaamde Jean-Marie Messier, bestuursvoorzitter van Vivendi Universal en een gezamenlijke vriend van Arnault en Pinault. Toch is het hem tot dusver ook niet gelukt om de rivalen weer dichter tot elkaar te brengen.
Kasteel
Nog geen vier jaar geleden waren Arnault en Pinault nog zakenvrienden. Arnault was zelfs eregast op het huwelijk van François-Henri Pinault, de zoon van François, in de schitterende, met moderne kunstwerken bezaaide tuin van Pinaults achttiende-eeuwse kasteel Château de la Mormaire nabij Parijs.
De twee mannen werden in die tijd gevierd als vertegenwoordigers van een nieuwe generatie ondernemers, die in korte tijd enorme vermogens hadden opgebouwd. De 52-jarige Bernard Arnault begon met Ferret-Savinel, het bouwbedrijf van zijn grootvader, en had in tien jaar tijd een verzameling luxemerken aangelegd. Daarmee heeft hij een vermogen opgebouwd dat door Forbes op ongeveer 12,6 miljard dollar wordt geschat. De 64-jarige Pinault moest het doen met een lening van zijn voormalige schoonvader, waarmee hij een houtbedrijf kon overnemen. Zijn vermogen staat nu op 7,8 miljard dollar.
De twee mannen pakten het overigens heel verschillend aan. Arnault studeerde eerst aan een eliteschool, de Ecole Polytechnique, en keerde daarna tot grote verbazing van zijn medeleerlingen terug naar het familiebedrijf in het Noorden van Frankrijk. Pinault, afkomstig uit Bretagne, kon daarentegen niet goed leren en moest vertrouwen op zijn zakelijke instinct. Pinault zegt dan ook graag dat hij zonder deze eigenschap nog steeds “ergens tussen Rennes and Saint-Malo” zou zitten, twee steden in Bretagne.
Bovendien zijn Arnault en Pinault twee volstrekt uiteenlopende figuren. Arnault wordt meestal als een afstandelijke, gepolijste zakenman afgeschilderd, die fantasieloze Dior-pakken draagt en sociale contacten mijdt. Aan een Franse verslaggever heeft hij ooit uitgelegd waarom hij zich op Parijse diners verveelt: “Vanwege de bekendheid van het bedrijf word ik altijd goed geplaatst. Dat wil zeggen, tussen de oudste vrouw en de saaiste.” Arnault gaat dan ook liever naar de pianoconcerten van zijn tweede echtgenote.
De afkomst van Pinault is duidelijk eenvoudiger. Ook in het zakelijke leven heeft hij een hekel aan geouwehoer: hij houdt van korte vergaderingen en duidelijke afspraken. Medewerkers kan hij zonder pardon plotseling op straat zetten, maar hij onderhoudt ook bijzonder trouwe vriendschappen, onder anderen met Jacques Chirac. In de afgelopen jaren heeft hij zich bovendien als kunstmecenas geprofileerd, wat binnenkort tot de opening van een nieuw Parijs' museum voor moderne kunst zal leiden.
Intimidatie
De twee mannen hebben echter een gemeenschappelijke eigenschap: in hun belangrijkste zaken balanceren zij voortdurend op het randje van het toelaatbare. De overnames die Arnault heeft gepleegd, gingen bijna altijd gepaard met langdurige rechtszaken en ontslagen. Volgens zijn vrienden getuigt dit van een gedurfde aanpak, met geniale tactische inzichten en slim gebruik van de bestaande regels. Voor anderen tekent dit eerder het gedrag van een volstrekt onbetrouwbare zakenman, die zijn bedrijf op bedrieglijke charme en kunstgrepen heeft gebouwd.
Veelzeggend is het verhaal van Boussac, een Frans conglomeraat dat in 1984 op de rand van de afgrond stond. Arnault kon dat met financiële steun van de overheid overnemen, op voorwaarde dat hij de werkgelegenheid van de werknemers zou garanderen. Een paar maanden later stonden er duizenden mensen op straat. Arnault betoogde dat hij anders het hele bedrijf had moeten sluiten. Hij behield slechts enkele onderdelen van Boussac, voornamelijk het Christian Dior-huis. De subsidies moest hij uiteindelijk van de Europese Commissie terugbetalen.
Bij LVMH Moët Hennessy Louis Vuitton kwam hij binnen door een afspraak met de bejaarde bestuurder Henry Racamier, die zijn tegenstanders binnen het bedrijf met behulp van Arnault eruit wilde schoppen. Maar toen hij eenmaal aandelen had gekregen, regelde Arnault achter de rug van Racamier om een samenwerking met Guinness en andere aandeelhouders, waardoor de jonge man uiteindelijk de macht kon grijpen. De daaropvolgende rechtszaak duurde bijna drie jaar.
Bernard Arnault heeft dan ook letterlijk een groot aantal vijanden. Toen in januari 1999 bleek dat LVMH een groot aandelenpakket in Gucci had gekocht, kregen de Italiaanse bestuurders van Gucci een reeks telefoontjes van verschillende zakenlieden die het een en ander over hun ervaringen met de LVMH-voorzitter wilden vertellen. “Bedreigingen en andere intimidatietactieken horen tot zijn normale methodes,” zegt een voormalige zakenpartner van Bernard Arnault, die ook met een rechtszaak is bedreigd.
Roofdier
François Pinault wordt ook vaak als een roofdier afgeschilderd. Net als Arnault heeft hij heel handig gebruik gemaakt van de subsidies die in de vroege jaren tachtig door de socialistische regering werden uitgedeeld om noodlijdende bedrijven te redden. Ook speelde hij een duistere rol bij het ineenstorten van de voormalige staatsbank Crédit Lyonnais. “Het komt erop neer dat Pinault een groot deel van zijn rijkdom op kosten van de Franse belastingbetaler heeft verworven,” meent Pierre-Angel Gay, schrijver van een onafhankelijke biografie van de zakenman.
Uit een bekroonde televisiedocumentaire over de ondergang van Crédit Lyonnais is gebleken dat Pinault brutale methodes niet schuwt. Toen de Fnac, een keten van boekwinkels, werd verkocht, mocht Crédit Lyonnais de zaak behandelen. De Fnac was bijna verkocht toen Pinault, inmiddels een uiterst belangrijke klant van de bank, het bedrijf gewoon voor zichzelf opeiste. Volgens getuigen in de documentaire kregen bankiers daarbij zelfs te horen dat zij maar beter voor 'verdwaalde kogels' moesten oppassen.
Toch bezorgt een andere zaak met Crédit Lyonnais hem de meeste kopzorgen: de koop van een groot pakket junk bonds, die hij door een omstreden constructie van de failliete Amerikaanse verzekeraar Executive Life overnam. De stukken, ter waarde van ongeveer 2 miljard dollar, waren eigenlijk gekocht door Altus, een onderdeel van Crédit Lyonnais. Onder de Amerikaanse regelgeving moest de Franse bank echter van de bonds af, anders zou Crédit Lyonnais haar winstgevende Amerikaanse vestiging moeten afstoten.
François Pinault werd toen gevraagd een aantal van de stukken over te nemen, maar hij besloot het gehele pakket te verwerven. “Die junk bonds waren net zoveel waard als zijn gehele vermogen. Het was alles of niets,” vertelde Patricia Barbizet, bestuurder van Artemis, de holding van Pinault. Het probleem was dat Pinault daar niet genoeg geld voor had. Hij verkocht dus een kwart van zijn Artemis-holding aan Crédit Lyonnais, dat hem weer een lening gaf voor de overname van de bonds. De hele Executive Life-zaak wordt momenteel door de Amerikaanse overheid onderzocht.
Koopgekte
Bernard Arnault bezit met LVMH een luxegroep met een omzet van 11,8 miljard euro. Daarmee is zijn bedrijf veruit wereldleider op het gebied van luxeproducten, vóór Richemont en Gucci. Pinault bezit 34 procent van de aandelen PPR, dat vorig jaar een omzet van 24,8 euro boekte, maar met zijn holding Artemis bezit hij nog veel andere belangen, met een geschatte waarde van ongeveer 12 miljard euro.
Een van de opmerkelijke aspecten van de twee verhalen is de manier waarop zowel Arnault als Pinault de feitelijke controle verkregen over bedrijven waarvan zij alleen maar een minderheid bezaten. En ironisch genoeg is het juist zo'n constructie voor de overname van Gucci die de oorlog tussen de twee zakenlieden heeft ontketend.
Het idee kwam van Joe Perella. De Amerikaanse zakenbankier is medeoprichter van Wasserstein & Perella, een firma gespecialiseerd in fusies en overnames. Aan hem werd in maart 1999 gevraagd of hij iemand kon bedenken die Gucci zou kunnen redden van een 'sluipende overname' door LVMH. Het Franse luxebedrijf had toen al 34,4 procent van de Gucci-aandelen in handen. LMVH beloofde alleen maar als een stille aandeelhouder op te zullen treden, maar Domenico de Sole, bestuursvoorzitter van Gucci, geloofde daar niets van.
Perella dacht meteen aan François Pinault, met wie hij al eerder zaken had gedaan. Het lag niet echt voor de hand: de Franse zakenman was voornamelijk met distributie bezig, en hij was ook nog een zakenvriend van Arnault. Maar Perella wist dat Pinault in voorgaande jaren in een aantal prestigezaken had geïnvesteerd. Zo had hij twee jaar eerder het Britse veilinghuis Christie's gekocht, voor ongeveer 1 miljard euro. Daarnaast bezit hij Château-Latour, een bekend wijnhuis uit de Médoc.
Binnen enkele dagen was het rond. Domenico de Sole kon het uitstekend vinden met François Pinault, Serge Weinberg en Patricia Barbizet. “Het klikte meteen,” legde De Sole toen uit. “Met die mensen konden wij gewoon praten en werken.” Zij regelden een emissie van Gucci-aandelen ter waarde van ongeveer 3 miljard euro, die geheel door PPR werden opgekocht. Daarmee kreeg het bedrijf zo'n 42 procent van Gucci in handen, terwijl het aandeel van LVMH tot 20 procent verwaterde. De twee partijen spraken verder af dat Pinault zijn aandeel vijf jaar lang niet verder zou uitbouwen. Ondertussen zou hij wel Yves Saint-Laurent kopen, om dat later weer aan Gucci te verkopen.
Hoge raad
Op de ochtend van 19 maart moest Bernard Arnault voor honderden LVMH-medewerkers een toespraak houden. Ondertussen zat Pierre Godé, de rechterhand van Arnault in overnamezaken, in Amsterdam voor een afspraak met de bestuurders van Gucci. Zij waren allebei woedend toen zij hoorden wat Domenico de Sole met Pinault had bekokstoofd, terwijl hij van de Amsterdamse rechters met LVMH moest onderhandelen.
Door de afspraak kreeg PPR met een minderheid van de Gucci-aandelen de feitelijke controle over het bedrijf, precies datgene wat De Sole in het geval van Arnault fel had bestreden. Pinault mocht de aandelen bovendien voor 75 dollar per stuk kopen, terwijl LVMH tijdens de onderhandelingen 88 dollar per aandeel had geboden.
Het verbaasde niemand dat de zaak onmiddellijk weer bij de Amsterdamse rechtbank belandde. Op 27 mei 1999 kwam het voorlopige oordeel van de Ondernemingskamer, voorgezeten door Huub Willems: het zag er naar uit dat het bestuur van Gucci niet helemaal juist had gehandeld, maar de constructie met François Pinault en PPR was onder de Nederlandse wetgeving wel aanvaardbaar. LVMH kon zich daar echter niet bij neerleggen, en stuurde de zaak naar de Hoge Raad.
De verhouding tussen de twee hoofdfiguren was toen al behoorlijk verzuurd. Arnault en Pinault, de voormalige zakenvrienden, bleken ineens op allerlei gebieden tegenover elkaar te staan. Zo investeerde Arnault hevig in internet, onder meer door het opzetten van Europ@web. De internetanalisten van Artemis, de holding van Pinault, waren veelal met dezelfde dossiers bezig.
Op het gebied van de kunst werd de rivaliteit ook steeds feller. Terwijl Christie's in handen van Pinault was, kocht Arnault andere bekende veilinghuizen, voornamelijk Phillips en de Franse marktleider l'Etude Tajan. Daarnaast bouwde Arnault een belang op in Bouygues, het bouwbedrijf dat tevens actief is op de Franse markt voor mobiele telefonie en 40 procent in de televisiezender TF1 bezit. Pinault heeft toevallig een belang van 15 procent in Bouygues, en samen met bestuursvoorzitter Martin Bouygues een controlerend belang van 33 procent.
De egostrijd heeft ook wezenlijk bijgedragen aan de enorme stijging van de prijzen op de markt voor luxemerken. In de afgelopen twee jaar heeft Gucci met het geld van PPR een reeks bedrijven gekocht, van Boucheron (juwelen) tot Sergio Rossi (schoenen) en Bottega Veneta (leer). Een paar maanden geleden kreeg LVMH ook nog een pijnlijke klap te verwerken, toen de stoere Britse designer Alexander Mc Queen naar Gucci overstapte. Mc Queen was voorheen hoofd designer bij Givenchy, een van de modehuizen van LVMH.
Goede eer
Jean-Marie Messier van Vivendi Universal heeft in april vorig jaar nog onderhandelingen op touw gezet, maar die veroorzaakten uiteindelijk alleen maar meer vinnigheid. Wat er precies gebeurde, blijft onduidelijk: PPR zegt dat het een tweetraps bod op Gucci had voorgesteld, ter hoogte van 100 dollar per aandeel voor het pakket van LVMH. Dat werd op het laatste moment door Arnault persoonlijk afgeblazen, terwijl het persbericht al klaarlag. LVMH zegt dat het voorstel niet aanvaardbaar was, omdat de commissarissen van Gucci het niet openlijk wilden steunen.
Uiteindelijk werd de vasthoudendheid van LVMH toch beloond toen de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de Ondernemingskamer op 27 september vorig jaar vernietigde: die had zich namelijk niet over mogelijk wanbeleid bij Gucci mogen uitlaten, zonder dit verder te bekijken. Op 8 maart heeft de Ondernemingskamer dus bevestigd dat het een onderzoek zou gelasten, onder leiding van voormalig ING-bestuursvoorzitter Aad Jacobs en twee prominente juristen.
De vraag die hen bezighoudt, is wat er precies gebeurde tussen de ongewenste aankoop van Gucci-aandelen door LVMH en het sluiten van de overeenkomst met PPR. En een van de elementen die daarbij een rol zouden kunnen spelen, is de inhoud van de merkwaardige 'Tuttle memo', genoemd naar het hoofd juridische zaken van Gucci. Volgens LVMH wijzen deze persoonlijke notities erop dat Domenico de Sole en Tom Ford, designer van Gucci, samen zo'n acht miljoen opties hebben ontvangen, een vermeende beloning voor het steunen van de afspraak met PPR.
Met deze bewering bereikte de strijd rond Gucci in oktober vorig jaar weer een nieuw hoogtepunt. “Deze beschuldigingen zijn zeer ernstig en onaanvaardbaar,” zegt Serge Weinberg van PPR. “Wij worden in onze goede eer aangetast.” Tom Ford heeft weliswaar vier miljoen opties gekregen, maar dat is pas in december 1999 door het remuneration committee van Gucci besloten. Een comité bestaande uit Adrian Bellamy, voorzitter van de raad van commissarissen, commissaris Karel Vuursteen, bestuursvoorzitter van Heineken, en Weinberg zelf.
Volgens Weinberg begonnen de onderhandelingen rond de opties twee maanden na de afspraak met PPR. Tom Ford zou overigens een nog aantrekkelijker pakket hebben gevraagd. Bij de uiteindelijke beslissing werd de bijdrage van Ford dan ook zorgvuldig afgewogen. “Hij is veel meer dan een gewone designer,” legt Weinberg uit. “Zijn vaardigheden waren beslissend voor de herleving van Gucci, en dat geldt nu ook voor Yves Saint-Laurent. Voor alle aandeelhouders is het van groot belang dat Ford bij Gucci blijft.”
Omkoping
Domenico de Sole bericht dat hij daarentegen een veel bescheidener pakket van een miljoen opties heeft gekregen – ook een aantal maanden na het sluiten van de afspraak met PPR. Wat hem steekt, is niet alleen de beschuldiging van LVMH, die neerkomt op omkoping, maar ook het feit dat de fameuze notitie zomaar uit het Londense kantoor van Alan Tuttle verdwenen is. De Sole spreekt dan ook woedend van diefstal.
Pierre Godé beweert daarentegen dat hij de memo in een anonieme brief heeft gekregen. “Die krijgen wij dagelijks,” verzekert Godé. “Wij wisten alleen niet zeker dat het echt was, en waren dus erg tevreden toen Gucci zelf aangaf dat het was gestolen.” LVMH heeft als aandeelhouder overigens niet tegen de toewijzing van de opties gestemd, maar de groep wijst er terecht op dat het toen onduidelijk was wie de aandelen zou krijgen.
De aard van de beschuldigingen geeft duidelijk aan hoe gespannen de verhoudingen tussen de partijen zijn geworden. Buitenstaanders die dit met ontsteltenis volgen, blijven hopen dat er in de komende maanden toch een redelijke afspraak wordt gemaakt. Daarvoor hebben de betrokken bedrijven ongeveer zes maanden de tijd, terwijl het onderzoek naar mogelijk wanbeleid bij Gucci wordt afgerond. Het feit dat François Pinault andere juridische problemen zou kunnen krijgen in verband met Executive Life, zou zulke onderhandelingen kunnen bevorderen.
Ondertussen gaan de tegenstanders echter door met hun gekibbel. Dag na dag, week na week, rechtszaak na rechtszaak. Een van de laatste steken kwam van Bernard Arnault, die zich nogal laatdunkend over de Florentijnse concurrenten uitliet. “Onze strategie wordt op het ogenblik door allerlei anderen toegepast, die de gevaren hiervan echter volstrekt onderschatten,” zei Arnault. “Uiteindelijk zal het zwaar tegenvallen.”
Driemaal raden over welke concurrent hij het hier heeft.