De Rat is niet meer weg te denken van de werkvloer. Maar ondertussen zagen we de Eikel mooi over het hoofd. Menig Eikel dreigt op dit moment zelfs de top te halen. Schrale troost: de meesten vallen voortijdig van de boom. Een brief aan de eikel.
Mijn hele werkzame leven kom ik je al tegen, of ik nu wil of niet. Natuurlijk, je was in al die banen verschillend, maar in één opzicht niet: je was een eikel. Er is simpelweg geen beter woord voor. Kijk, als je nou alleen onsympathiek was, kon ik daar nog wel mee leven. Dan zou ik je niet zo noemen. Maar je vindt jezelf zo geweldig. Als je ’s ochtends aankomt in je geleasde 5-serie rij je altijd net even te hard. En als ik je dan tegenkom bij de lift weiger je me te groeten terwijl je veel te hard lacht om een slechte grap van de general manager. Precies met dit gedrag onderscheid je je van de gemiddelde hufter. Alleen eikels zijn stuitend arrogant.
Wat een verschil met de Rat. Die is misschien wel arrogant, maar zorgt er in ieder geval voor dat hij luistert, coalities bouwt, kortom de juiste mensen voor zich inneemt. In jouw wereld is geen subtiliteit, geen ruimte voor een goed geplaatst compliment en geen waardering voor de ander, hoe gespeeld het ook mag zijn. Sinds managementopleider Joep Schrijvers een boekje over het fenomeen heeft geschreven (Hoe word ik een rat?), is het politieke dier in organisaties mateloos populair. Overal klinkt tegenwoordig gekonkel, gefluister en geritsel. Toen je dat boekje las, dacht je jezelf daarin te herkennen, nietwaar? Mis. Helemaal mis. Een Rat opereert omzichtig. Maar jouw wangedrag is voor iedereen zichtbaar. Je bent zo ver uit je hol gekomen dat jouw streken geen rattenstreken meer zijn. Hoe ik dit weet? Ik heb je door en door leren kennen tijdens mijn eerste baan. Voor ik inga op je bestaansredenen zal ik je daarom een verhaal vertellen waarin je jezelf zult herkennen. Je was nog maar 28 en je heette Frank. Mijn god Frank, wat was jij een eikel. Je had small business gedaan in Haarlem maar was toch meteen benoemd tot directeur. Dat iedereen in het MT dezelfde status had, kon je weinig schelen. Je deed voorkomen dat je de baas was en iedereen liet dat toe. Iedere vorm van bescheidenheid was je vreemd. Zelfs toen je klant na klant van ons vervreemdde met je megalomane geklets. Omdat het helaas nog de tijd was van de kantoortuin zat de directie heel vlot tussen iedereen in aan van die kantooreilanden. Jij zat tegenover me en deed altijd net alsof je het razend druk had. Je zat de hele dag te bellen met je zilverkleurige 8810 patser-Nokia. Maar praten met collega’s deed je niet. Als ik iets voor je moest doen, dan stuurde je me een e-mail. Frank, je zat tegenover me. Een enkele keer sprak je wel met een collega. Ik weet nog dat een klant had gebeld met een klacht over Koen. Je stond op met je Nokia aan je oor en zei hoorbaar voor iedereen: “Hij kan ook helemaal niets. Ik zet er wel iemand anders op.” Koen kromp ineen. Daar maakte je geen vrienden mee, dat wist je best. Maar dat je niet geliefd was, interesseerde je niet. Je hield er wel rekening mee; zo stom was je ook weer niet. Vaak riep je mij bij je in een kamertje om me uit te horen over wat er speelde, want dat vertelde niemand je spontaan. Of je nam me mee uit eten onder valse voorwendselen, we zouden een project bespreken. Bleek het etentje uit te draaien op een functioneringsgesprek. Na een tijdje wilde je van me af. Omdat je wel wist dat ik je inmiddels haatte, bood je me een baan aan als je persoonlijk assistent. Dat heb ik natuurlijk geweigerd. Ik moet je complimenteren: een heel goedkope manier om van me af te komen. Dat je mijn sollicitatie daarna hebt gesaboteerd kan ik je echter niet vergeven. Daarom was ik zo ontzettend blij te horen dat je de fusie met de buitenlandse partner niet hebt overleefd. Van een oud-collega hoorde ik dat je je hand totaal hebt overspeeld. Niemand was bereid je te steunen.
Opmars
Sindsdien ben ik op je gaan letten. Het slechte nieuws: ik hoor voortdurend de meest schrikbarende anekdotes om me heen. Daarom heb ik sterk de indruk dat je in opmars bent en ik denk dat ik weet waarom. Deze tijd vraagt om je. De afgelopen twee, drie jaar is er een vruchtbare bodem ontstaan waarop jonge eikels uitgroeien tot volwassen, luidruchtige eikels. Op allerlei plekken zijn klappen gevallen, moest gesnoeid worden, of het nu kleine IT-bedrijfjes zijn of multinationals. Iedere HR-manager weet: voor drastische maatregelen huur je geen doetjes in. Daar hebben we jou voor jou nodig. Iemand die beslissingen durft te nemen, iemand die bereid is slachtoffers te maken zonder veel wroeging. Een projectteam van binnenuit opblazen of een te kritische medewerker opzadelen met zulke nare klussen dat ie uit zichzelf weggaat: het kost je allemaal geen enkele moeite. Dat complete afdelingen van je walgen, doet je niets. Naast je arrogantie is dat je belangrijkste kenmerk: geliefd zijn is je even veel waard als de verjaardag van je collega’s. Toch is dat soms een pré. Hoe ik dat weet? Ik sprak laatst uitgebreid over jou met twee headhunters die zich helemaal richten op executive recruitement. Ze vertelden over de wensen van hun opdrachtgevers. Een van die opdrachtgevers zei letterlijk: “We zoeken een beetje een lul.” Zo gaat dat tegenwoordig. Directies delegeren eikelgedrag. Die zoeken tijdens een recessie types zoals jij om voor hen de kastanjes uit het vuur te halen.
Dat eikels zoals jij steeds vaker voorkomen is natuurlijk niet alleen een kwestie van conjunctuur. Je bent onderdeel van een bredere trend. Ik sprak laatst met een bestuurder van een groot automatiseringsconcern. Hij staat bekend als een hardhandige jongen. Het mag je daarom niet verbazen dat hij jarenlang interim-manager is geweest. Omdat hij als ceo veel om tafel zit met bankiers en juristen is hij zo langzamerhand vertrouwd met de Angelsaksische manier van zakendoen. Kern van zijn verhaal is dat een bedrijf steeds vaker benaderd wordt vanuit de stakeholderspositie. Begrijp je dat? Hij bedoelt dat die juristen en bankiers maar een ding op hun netvlies hebben staan: het eigen belang. Zoiets als maatschappelijke verantwoordelijkheid is in hun ogen hopeloos ouderwets. Vervelend gevolg is dat Nederlandse bestuurders en toezichthouders zich aan de nieuwe regels moeten aanpassen. Ze moeten af van het consensusmodel. Ze moeten het leger van slimme, dure, harde eikels het hoofd bieden. Dan moet je zelf toch ook een eikel zijn?
Mijn headhunters knikken van ja. Ze merken terecht op dat je een product bent van maatschappelijke verharding. Maar dat betekent niet direct dat er voor jou ook plek is aan de top. Integendeel: je komt je vooral voor in het middelmanagement. Om nog preciezer te zijn: in finance, human resource en general management ben je steviger vertegenwoordigd dan in marketing bijvoorbeeld. In die functies ben je soms zelfs nodig, zeggen mijn kenners van de markt. Laten we voor het gemak de positie ad interim maar even buiten beschouwing. Dat het in die sector vergeven is van jouw soort, dat weet iedereen. Terug naar je carrière. Omdat je er niet vies van bent om stevig naar boven te likken – ook al zo’n eigenschap die bij je omgeving een enorme weerzin oproept – maak je vanuit het middenkader promotie. Daarom haal je zelfs regelmatig de subtop en mag je rapporteren aan de raad van bestuur. Maar daar houdt het dan ook echt op. Dan loop je tegen je glazen plafond op. “De echte eikel valt voortijdig van de boom”, zeggen mijn specialisten met grote stelligheid.
Likken
Een Rat herkent een andere Rat. Daarom haalt hij wel de top. Maar omdat je zo zelfvoldaan bent, heb je niet in de gaten dat er links, rechts en onder je ratten knagen aan je positie. In al je misplaatste superioriteit onderschat je je tegenstanders. De meeste van die sukkels halen zelfs koffie voor je. Daar zou je toch niet bang voor hoeven zijn? Ondertussen hebben de ratten elkaar gevonden en wordt er vrolijk samengezworen. Niet dat jij daar iets van hebt gehoord. Dat je ondanks je lachwekkende zelfoverschatting toch de subtop haalt, dank je niet aan je ingebeelde kwaliteiten maar aan de mensen die je benoemen. Zo hoor ik wel vaker om me heen dat voor zware posten een kandidaat nog wel eens door het hele MT ‘gescreend’ wordt. Als je dan dankzij knap theater wordt aangenomen, krijg je niet zelden een stevig mandaat van de top: zij hebben je immers met zijn allen goedgekeurd. Ben je ook nog vriendjes met hrm, dan ben je met geen mogelijkheid meer weg te krijgen. Als je uiteindelijk ten val komt, en dat gebeurt hoe dan ook, heb je tot mijn geruststelling een probleem. Je moet je weer ergens naar binnen likken. Dan schieten mijn headhunters beide in de lach. Ze hadden je laatst op bezoek. Toen ze vroegen of je ook een beetje met lager geschoold personeel kon opschieten zei je zonder ironie: “Met mijn vriendjes van Nyenrode kon ik ook al prima uit de voeten.” Je gaat het nog moeilijk krijgen, voorspel ik. Je ligt uit de kaartenbak. Maar een echt netwerk waarop je in tijden van nood kan terugvallen, heb je niet. Of moeten we dat gebral op vrijdagmiddag serieus nemen?
Ik kom toch weer terug op je enorme arrogantie, de achilleshiel van je carrière. Wil je weten wat mijn headhunters daarover zeiden? Arrogantie kan positief zijn. Een gezonde dosis betekent geloof in eigen strategie. Alle grote leiders zijn arrogant, beweren ze. Maar het grote verschil met jou is een serie eigenschappen die de meeste leiders met arrogantie combineren. Ik zal er enkele voor je opsommen: zelfrelativering, humor, en bovenal empathie, het vermogen je in een ander in te leven. Jij ziet daar vanzelfsprekend het belang niet van in. Waarom zou je je bezig houden met wat een ander denkt? Het bedrijfsleven is geen theekransje, hoor ik je denken. Maar aardig gevonden worden is productief. Beslissingen moeten acceptabel zijn voor de mensen die ze uitvoeren. Voor een ontslagronde hoeft dat niet, maar voor de ontwikkeling van een nieuwe productlijn is het toch wel handig dat je marketeers er ook zin in hebben. Je moet mensen ook kunnen motiveren. Kortom: in periodes van opbouw en groei hebben we je – gelukkig – niet nodig. Ik had je dit verhaal om vele redenen kunnen vertellen. Je denkt waarschijnlijk uit rancune, dat zou immers ook jouw motief zijn. Maar daarom doe ik het niet. Ik vertel je dit omdat ik recent iets in mijzelf heb ontdekt. Iets waar ik weer vanaf wil. Het gevaarlijke is dat het op je afsluipt, langzaam inwerkt en op een gegeven moment bezit van je neemt. Jij weet niet beter, maar voor mij is het vreemd. Hoe meer ik je tegenkom, hoe erger het wordt. Toen ik laatst op een vrijdagmiddag onze junior van account genadeloos had aangepakt, wist ik het zeker: ik ben zelf ook een eikel.