Winkelmand

Geen producten in je winkelwagen.

Elco Brinkman, voorzitter van Bouwend Nederland

Sinds de bouwfraude is Elco Brinkman, voorzitter van Bouwend Nederland, weer regelmatig in Den Haag te vinden. Onder andere om met Zalm de degens te kruisen over een afkoopsom. “Het gaat niet alleen om wat er feitelijk is gebeurd, het gaat ook om imago.”

De politiek is eigenlijk een veel ruwere sector dan de bouwwereld, zegt bouwvoorzitter Elco Brinkman. Misschien een begrijpelijke opvatting voor iemand die zo ruw aan de kant werd gezet door zijn eigen politieke vrienden. Toch waren velen verbaasd toen de voormalig CDA-leider aan de slag ging als voorman van de Nederlandse bouwers. Wat moest een voormalig minister van Cultuur tussen de aannemers en wegenbouwers: mannen met een bolknak in de mondhoek, een duimstok in de achterzak en met berekeningen op de achterkant van een sigarendoosje? Een omgeving bovendien met een twijfelachtige reputatie, immers ook voordat de bouwfraude losbarstte gonsde het van de geruchten over omkoping, prijsopdrijving, zwartwerk en koppelbaaspraktijken. En altijd méérwerk. Nooit minderwerk.Brinkman motiveert zijn overstap naar de bouwwereld vooral uit de behoefte om bezig te zijn met concrete dingen: iets tastbaars neerzetten, dáár had hij behoefte aan na zijn politieke periode. Sinds de bouwfraude vertoont Brinkman zich weer vaker in Den Haag. Met ministers Peijs en Dekker kwam hij begin april een afkoopsom overeen om met een schone lei door te kunnen. De vijftig miljoen die de bouwers op zouden moeten hoesten waren volgens Zalm echter niet genoeg. Nu dreigen 1.100 zaken alsnog voor de rechter te komen. “We zijn niet te beroerd om het hard te spelen,” zegt Brinkman. Brinkman opereert vanuit een industrieterrein aan de rand van Gouda; een troosteloze aaneenschakeling van architectonische monsters waar een voormalig minister van Cultuur van zou moeten gruwen.

Wat wordt er in Nederland toch lelijk gebouwd!
“Tja, als voorzitter van Bouwend Nederland mag ik dat natuurlijk niet gelijk beamen, maar ik snap uw uitroep wel. We zijn een protestants volk en dat betekent dat we streven naar soberheid. Vooral aan de buitenkant willen we niet al te veel pronken. Binnen mag het mooi zijn, maar aan de buitenkant moeten we niet al te veel franje hebben. We hebben de traditie niet die ze in veel zuidelijke landen wel hebben.”


Soberheid kan dan toch wel iets moois opleveren.
“Het gaat er natuurlijk ook om hoeveel de opdrachtgever wil betalen. Als we een auto of een jurk kopen, dan weten we dat prijs niet het enige is. Dan kijken we ook naar kwaliteit, naar vorm en misschien naar techniek. In de bouw gaat het de opdrachtgever vooral om de prijs. Dat kunnen we ze ook niet kwalijk nemen, het gaat per slot van rekening om geld van de belastingbetaler. Een rechte Betuwelijn is goedkoper dan een Betuwelijn die voortdurend onder de grond gaat. Maar het resultaat voor de bouwer is wel dat hij steeds een gevecht op de vierkante millimeter moet voeren. Soms ook letterlijk een gevecht óm de vierkante millimeter, want Nederland moet woekeren met de beschikbare ruimte. Bijvoorbeeld: een aarden geluidswal is altijd mooier dan een wal van hout of kunststof, maar het neemt veel meer ruimte in beslag. Die ruimte moet er natuurlijk wel zijn én die moet ook betaald worden. De belastingbetaler moet dat wel op willen brengen.”


Kunt u als voorzitter van Bouwend Nederland iets doen aan het verfraaien van de openbare ruimte?
“Waar wij op hameren is onderhoud. Daar is de laatste jaren erg op bezuinigd. Onze wegen zitten vol putten en gaten, onze pleinen zijn vervuild. Dat geeft het beeld van een land in verval. Dat maakt ook dat mensen zich minder thuis voelen in de openbare ruimte, zich onveilig voelen. Als sector hebben wij te weinig ruimte om nieuwe oplossingen te zoeken voor het inrichten van de openbare ruimte, wij zijn met handen en voeten gebonden aan regelgeving. De haren rijzen je te berge als je ontdekt waar wij allemaal mee te maken krijgen: enorm veel loketten, regelingen en voorwaarden.”


Kunnen wij Nederlanders nog wel een beetje bouwen?
“Nederlandse bouw is vooral technisch erg goed. Dat moet ook, want we zitten met onze slappe bodem. Zie daar maar eens een gebouw op neer te zetten. Beton is in Nederland allang geen beton meer; materialen worden steeds dunner en sterker. De buitenwereld ziet daar niks van, maar het zijn wel belangrijke innovaties. De strijd tegen het water blijft ook altijd een tweede natuur voor Hollandse bouwers. Daarnaast zijn wij goed in bouwlogistiek. We weten de bouwtijd steeds te bekorten door slimmer te plannen. Helaas wordt de tijd die we moeten besteden aan vergunningen steeds langer.”


Wat je vooral hoort is dat de bouw nauwelijks innoveert.

“Voor buitenstaanders is het makkelijk praten, maar intussen moeten de gebouwen steeds hoger en blijft de grond even slap. Wat dacht u van de technologie van het boren van treintunnels door de soepgrond van het Groene Hart? Nog een voorbeeld: de energiebesparing. Dankzij innovaties in de bouw wordt er enorm op energie bespaard. Het zijn technieken die meestal verborgen zijn, maar het bestaat wel degelijk. Nee, we zijn misschien slecht in marketing, maar niet in techniek.”


Dus ons elan is niet verdwenen?
“We hebben vooral te maken met een gebrek aan investeringen. Dat is mijn boodschap: we drijven te veel op diensten en op consumptie en te weinig op langetermijninvesteringen. De directeur van de Nederlandsche Bank en de minister-president roepen op tot meer consumptie, maar dat geld kunnen we beter steken in grote investeringsprojecten. De dienstensector levert niet de grote innovaties op, die komen voort uit de creatieve industrie, uit de maakindustrie. We zijn procedurejagers geworden.”


In dit verband staat de Nederlandse manager ook ter discussie.
“Dat klopt. Veel organisatie twijfelen over het nut van de ‘kleeflaag’ van managers en bestuurders tussen de werkvloer en de top. Die laag is enorm gegroeid. Er wordt veel energie verbruikt door de procedures die voortvloeien uit deze laag.”


Bouwend Nederland krijgt binnen kort een nieuw kantoor. Hoe heeft u ervoor gezorgd dat de bedrijven die een offerte aan u moesten uitbrengen geen onderlinge afspraken maakten?
“We hebben ervaren mensen – die zelf uit de bouw komen – op het project gezet. Die houden het scherp in de gaten.”


U was er dus wel benauwd voor.
“Dat niet echt, maar we hebben natuurlijk een voorbeeldfunctie. De aanbesteding moest vlekkeloos verlopen, want we worden nauwlettend op de vingers gekeken. Uiteindelijk is er onder de laatste vijf kandidaten een loting gehouden. Het is dus echt puur toeval dat de grootste bouwer van Nederland, BAM, de opdracht heeft gekregen.”


En BAM is natuurlijk ook de naam die bovenaanstaat in het lijstje met schuldigen in de bouwfraude.
“Dat BAM als eerste wordt genoemd is logisch omdat het het grootste bedrijf is. Noblesse oblige. Maar BAM staat ook vooraan in het schoon schip maken.”


Hoe zorgt u ervoor dat u niet te veel betaalt?
“Nogmaals, doordat we inhoudelijk deskundigen hebben aangetrokken. Het probleem was vaak dat bij opdrachtgevers de vakbroeders massaal zijn vervangen door juristen en economen. Het ging steeds minder om zaken als prijs-kwaliteitverhouding en toepassing van nieuwe materialen en technieken, en steeds meer om verantwoordelijkheden. Je hebt ook als opdrachtgever mensen nodig die weten waarom een spijker dáár moet en niet dáár. Dat geldt ook voor de leiding van ondernemingen.”


Vaak zijn overheden de opdrachtgever. Betekent dit dat de overheid meer technici in dienst moet nemen? Minder controle op de procedure en meer op de techniek?
“Inderdaad, mensen met vakinhoudelijk kennis: minder juristen, meer ingenieurs. Je kunt als Rijkswaterstaat de Betuwelijn niet controleren met juristen en accountants.”


Minder managers dus ook?
“Ja, meer vakmensen.”


En u? Kunt u zelf een beetje metselen? Ooit een schuurtje gebouwd?
“Nou, metselen is niet mijn sterke kant. Wel veel eerste stenen gelegd, maar daar werd ik dan bij geholpen.”


Bij uw aantreden als bouwvoorzitter was u een nieuweling. Wat wist u van de illegale praktijken?
“Bij mijn aantreden ben ik snel op de hoogste gesteld van het feit dat we toe moeten naar een nieuw systeem van aanbesteden. Dat moest onder druk van nieuwe regelgeving uit Brussel. Ik wist dus hoe het systeem werkte, maar ik had nooit op een bouwplaats gezien hoe het precies werkte.”


Hoe heeft u zich als nieuwe manager de materie eigen gemaakt?
“Wat je in het eerste jaar doet is zo veel mogelijk dingen bezoeken. Ik heb veel werkbezoeken gebracht, bijvoorbeeld aan opleidingsinstituten. Maar het ongemak van de nieuwe manager is altijd: ben ik wel genoeg geïnformeerd? Nadat de bouwaffaire in de openbaarheid kwam hebben we gedetailleerd gesproken over allemaal dingen die ik nog niet wist. Had ik die dingen wel moeten weten? Dat kan je je altijd afvragen.”


Heeft u bijvoorbeeld in uw inwerkperiode bouwvergaderingen bezocht? Want daar, op de werkvloer, werden die verboden afspraken gemaakt.
“Nee, die heb ik dus niet bezocht. Er is nog wel een aardig weetje over die bouwvergaderingen. Wist u dat de functie van degene die dit soort afspraken moest maken, omschreven is in de CAO? Het maken van die illegale afspraken was tot voor kort een officiële functie, met de goedkeuring van de minister van Sociale Zaken!”


Maar die illegale afspraken gingen dus langs u heen?
“Daar hield ik mij inderdaad niet mee bezig. Maar dat komt ook omdat wij als sector al bezig waren met het veranderen van de aanbestedingsregels. En toen kwam, eind 2001, die tv-uitzending.”


En toen schrok u zich rot.
“Ik schrok met name over de intensiteit waarmee het werd neergezet. Het werd gebracht alsof het over een miljardenfraude ging. Terwijl wat er feitelijk gebeurde was dat het werk werd verdeeld, vooral om continuïteit in de opdrachten te krijgen. Vroeger was de cultuur: werk klaar, mensen op straat. Dat kan tegenwoordig niet meer. Daarom werden er later afspraken gemaakt.”


In de Volkskrant zei u als eerste reactie op de bouwfraude: ‘Ach in iedere sector rijdt wel eens iemand door rood.
“Ja, dat heb ik later niet meer herhaald.”


Dat was bagatelliseren: altijd een foute reactie volgens de handboeken crisismanagement.
“Dat kwam door de schrik van het moment.”


Hoe heeft u de crisis verder gemanaged?
“We moesten het eerst intern eens worden over de te volgens koers. We moesten vooral oppassen om niet gelijk ‘erop te timmeren’, want dat helpt natuurlijk niet. Het gaat immers niet alleen om wat er feitelijk is gebeurd, het gaat ook om imago. Imago is net zo reëel als de feiten. Ons motto was: niet vervallen in verwijten, geen welles-nietesspelletjes, maar onze energie steken in het veranderen van de agenda, andere onderwerpen zoeken. En meedenken over oplossingen. We hebben natuurlijk ook met advocaten gepraat, maar in eerste instantie zoeken we een vreedzame oplossing. We dachten die gevonden te hebben.”


U doelt op de afkoopsom van vijftig miljoen euro die u met ministers Dekker en Peijs was overeen gekomen en die in de ministerraad – waarschijnlijk door Zalm – naar de prullenbak is verwezen.
“Ja, dat was natuurlijk erg merkwaardig. De regering roept ons op om mee te werken, en toen we een oplossing hadden zeiden ze: we zien elkaar in de rechtszaal! Daar heeft niemand iets aan. Dat kost ons handenvol geld aan advocaten, maar ook miljoenen aan apparaatskosten bij het Openbaar Ministerie, bij de NMa en noem maar op. Dat komt voor rekening van de belastingbetaler, daar zou Zalm ook wel helder in moeten zijn. Bovendien zal de Nederlandse rechtsspraak er jarenlang door verstopt raken. Want het zijn stuk voor stuk zaken die enorm moeilijk te documenteren zijn. Al met al een slechte zaak. Maar goed, als er gevochten moet worden, dan zijn we daartoe bereid.”


Dat zegt u nu over mijn hoofd heen aan Zalm?
Absoluut. Daar zijn interviews ook voor.”


Zalm en u zijn nu bezig met een spelletje chicken: hard op elkaar afrijden en kijken wie er het eerste uitwijkt.
“Nee hoor, we zijn allebei verstandige mensen en we weten dat de feiten gaan winnen. Hij probeert er iets meer uit te krijgen. Dat is zijn goed recht als minister van Financiën.”


Kent u het Chinese spreekwoord: ‘Als je moet buigen, buig dan diep’?
“Nou, dat ken ik niet, maar ik kan u wel vertellen dat wij inmiddels diep genoeg gebogen hebben.”


Is de bouwwereld veranderd? Worden er geen prijsafspraken meer gemaakt?
“Ik kan dat natuurlijk niet garanderen. Ik weet wel dat de schrik er goed inzit.”


U zegt dat de afspraken werden gemaakt om continuïteit te garanderen. Betekent dit dat, nu die afspraken niet meer worden gedaan, er bedrijven over de kop gaan?
“Jazeker. In 2003 en 2004 zijn er ruim 22.000 arbeidsplaatsen verdwenen in de bouw. Er is daarnaast een ware prijzenoorlog ontstaan. Aannemers schrijven ruim onder de kostprijs in – soms wel dertig, veertig procent – om projecten binnen te halen. Dat doen ze in de hoop de slag te overleven. Het is duidelijk dat dit niet duurzaam is. Ook innovatie staat nu stil. Daar is geen geld voor. Zelfs opdrachtgevers zien dat het zo niet langer kan. Het is tijd dat alle partijen om de tafel gaan zitten.”

CV Elco Brinkman

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

1948 > geboren te Dirksland (ZH)
1966 > gymnasium-a, Dordrecht
1972 > politieke wetenschappen Vrije Universiteit te Amsterdam
1974 > staatsrecht Vrije Universiteit te Amsterdam
1970 > wetenschappelijk ambtenaar, Vrije Universiteit, Amsterdam
1974 > beleidsmedewerker coördinatiebureau Noordelijk deel van de Randstad
1975 > ministerie Binnenlandse Zaken, directeur-generaal Binnenlands Bestuur
1982 > minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
1989 > lid Tweede Kamer, fractieleider CDA
1995 > voorzitter Algemeen Verbond Bouwbedrijf (later Bouwend Nederland)

Elco Brinkman is gehuwd en heeft een zoon en twee dochters