What´s cooking in the labs. Lifesciences, hoogwaardige materialen, basischemie: het onderzoeksterrein van DSM is breed. Van botsvriendelijke autoneuzen tot markeerstiften en van kunstmest tot antibiotica. “Wij halen onze kicks uit nieuwe en verbeterde producten.”
DSM is aan zijn tweede grote koerswijziging in zijn honderdjarig bestaan bezig. De staatsmijn werd in de jaren zestig omgebouwd tot een breed chemisch bedrijf. Met het afstoten van de petrochemische activiteiten aan het Saoedische oliebedrijf Sabic wordt het nieuwe profiel van DSM – specialty company in de fijnchemie en hoogwaardige materialen – verder aangescherpt. De koers-wijziging is logisch. In de bulkchemie is amper nog iets nieuws te ontdekken.
De internationale concurrentie is groot en de bu-siness is sterk cyclisch. Meer geld is er te verdienen in de biotechnologie en in de ontwikkeling van hoogwaardige materialen. Daar is volop ruimte voor nieuwe producten die leuke winsten kunnen opleveren. “DSM is een technologiegedreven onderneming,” zegt Emmo Meijer, chief technology officer op zijn kantoor in Geleen. “Veel van de strategische veranderingen bij DSM vinden hun oorsprong in r&d.” De omschakeling naar specialties betekent volgens Meijer niet dat DSM nu ineens zit opgezadeld met de verkeerde r&d-mensen. “Bij r&d is een grote doorstroom. Er komen continu jonge mensen binnen. Dat zijn nu onderzoekers met een andere wetenschappelijke achtergrond; de harde chemie verdwijnt uit beeld. Maar we kijken breder dan de aanvangsfunctie. We werken met competentieprofielen. Niet alleen de wetenschap-pelijke kwaliteiten tellen, ook wat iemands mogelijkheden elders in de onderneming zijn, later in de loopbaan. De grenzen tussen r&d en business zijn veel diffuser dan vroeger.”
In Geleen werken zo’n duizend mensen. De r&d-gebouwen vormen er onderdeel van het immense DSM-complex in Limburg waar rokende schoorstenen de horizon domineren. De locatie heeft zijn voordelen. In voormalige productieruimten staan proefopstellingen waar ontwikkelaars testruns kunnen draaien van nieuwe producten. De r&d-mensen zien direct wat hun vindingen in de praktijk betekenen, zoals de nieuwe melaminefabriek die onlangs op het terrein werd geopend. Niet in de laatste plaats is het grote voordeel dat een van de belangrijkste r&d-activiteiten van DSM, het opschalen en verbeteren van productieprocessen, om de hoek kan worden uitgevoerd. Geleen, het grootste van de tien r&d-laboratoria van DSM, is gespecialiseerd in performance materials, hoogwaardige materialen met bijzondere eigenschappen. Zoals de supervezel Dyneema, onder meer voor kogelvrije vesten, en de hittebestendige nylonsoort Stanyl: vindingen van het Geleense lab. Geen namen die bij de consument erg bekend zijn, want DSM levert halffabrikaten die door de afnemers worden omgezet in herkenbare producten. Het doet DSM een beetje pijn dat alle prachtige eigen ontdekkingen nauwelijks op brede erkenning bij het grote publiek kunnen rekenen. Vandaar de ‘Dat kan zachter/steviger/slimmer/groener’-reclamecampagne, waarin het concern aangeeft waarin wel niet allemaal DSM-producten zitten. “Wijzelf zien onze producten natuurlijk wel terug,” zegt Meijer. “Een DSM-onderzoeker weet dat de harsen in de coating op de meeste auto’s van ons afkomstig zijn.”
Nanotechnologie
“Dat kan minder reflecterend” is het motto van Jens Thies, een jonge Schotse onderzoeker bij chemistry & technology van performance-materialen.
Thies pipetteert een druppeltje coating op een glasplaatje. Razendsnelle rondtollingen moeten de vloeistof vervolgens gelijkmatig over het glas verdelen, zodat uiteindelijk een laagje van tussen de 100 en 200 nanometer overblijft – een kwart van de dikte van een lichtstraal. De coating moet de reflectie van het glas terugbrengen tot maximaal 1 procent. “We werken hier met heel andere volumes dan in de bulkchemie. Daar gaat productie in tonnen. Hier hebben we aan een liter genoeg om duizend vierkante meter coating te maken.” ‘Vrij exploratief’ noemt Thies zijn werkzaamheden. “We zitten aan het begin van een traject dat mogelijk tot een product leidt. We kijken wat technisch kan, wat de kosten zijn en – het belangrijkste – welke praktische toepassingen er zijn. Binnen een jaar moet een haalbaarheidsstudie leiden tot een go of een no go.” Toepassingen zijn er voor antireflecterend materiaal voldoende. Displays van laptops, tv’s, mobieltjes, maar ook metertjes in de auto. Thies: “Dat is het leuke aan dit werk. Er is een hele hype rond nanotechnologie. Hier ben je er heel praktisch mee bezig. Hoe krijg je een heel dunne anti-reflectielaag die ook nog eens heel hard is.”
Bottom line thinking & Customer satisfaction verkondigt een poster in de gangen van performance materials, naast de foto’s van het recente bedrijfsuitje, thema Saturday Night Fever. Onderzoekers bij DSM ontsnappen niet aan de harde rendementseisen van een beursgenoteerde onderneming. R&d moet zijn vinding binnen en buiten het eigen bedrijf kunnen verkopen. Een onderzoeker moet zich ‘kampioen van zijn idee’ betonen, zoals Meijer het noemt. “Een product als Dyneema werd nog in een vrij geïsoleerde technologische omgeving ontdekt. Nu bepaalt de dialoog tussen businessunits en r&d de technologiestrategie. Niet alleen in onderzoek, ook als het gaat om aankoop van nieuwe bedrijven. Je hebt goede onderzoekers nodig om te bepalen in hoeverre een acquisitie kan bijdragen aan de strategie en het resultaat van het concern. Een beetje een kip- en ei-verhaal. Want bij elke acquisitie haal je nieuwe r&d-mensen binnen, die weer mede de strategie bepalen.”
DSM-onderzoekers moeten hun ideeën presenteren aan de competence manager van hun onderzoeksgebied. Vervolgens wordt een projectvoorstel ingediend. Een council bepaalt welke voorstellen verder worden ontwikkeld. Meijer: “Klinkt allemaal heel formeel. Je moet nu eenmaal een aantal beslismomenten inbouwen om te zorgen dat je de meest kansrijke projecten kiest. Maar er zijn ook veel informele contacten.
Een senioronderzoeker met een goed plan stapt gewoon naar de manager van een business.” Vorig jaar gaf DSM 271 miljoen euro uit aan r&d: 4,8 procent van de omzet. De verschillen per divisie zijn groot. Terwijl lifesciences 6,7 procent van de omzet aan r&d uitgaf, was dat bij de basischemie slechts 1,8 procent. Performance materials scoorde 4,6 procent. De businessunits van DSM nemen 90 procent van de r&d-kosten voor hun rekening. 10 procent van het onderzoeksgeld komt van corporate-niveau. Het corporate-geld gaat naar het langetermijnonderzoek, ofwel onderzoek dat tussen de vijf en tien jaar vooruit kijkt. Dat is heel ver vooruit voor een onderneming. Meijer: “Een industrieel onderzoeker opereert in een heel dynamische omgeving. Innovatie gaat steeds sneller. Dat betekent dat we onze slagkracht moeten vergroten.
We geven nu 5 procent van ons budget uit aan r&d. Dat gaat naar rond de 6 procent. Dan nog kun je het niet alleen. Daarom werken we samen met universiteiten, met andere ondernemingen in strategische partnerships. En we proberen onze r&d zo kort mogelijk te managen. Een jaar besparen bij de ontwikkeling van een product is een geweldige winst.” Ondernemingen waarmee DSM samenwerkt zijn ook vaak klanten. Autofabrikanten bijvoorbeeld. Performance materials levert veel aan de auto-industrie. Daarbij gaat het niet alleen om het bedenken van nieuwe of het verbeteren van bestaande materialen, ook verbeteringen in het productieproces vallen onder r&d.
Toppers
Vliegtuigbouwkundige Detlef Schudy bestudeert op een computerscherm het dashboard dat over twee tot drie jaar in de auto’s van een van de klanten zal zitten. Aan de hand van rekenmodellen wordt bepaald welke dikte en consistentie de kunststof moet hebben om de klap van het hoofd van een ‘norm-mens’ op het dashboard op te vangen, zonder dat het dashboard – of het hoofd – gaat splinteren.
Een ander model rekent uit hoe dat dashboard kan worden gespuitgiet zodat er geen zwakke punten in komen. Minstens net zo belangrijk. Alleen al het produceren van een spuitgietmal kost een half miljoen euro. “Ik zit wekelijks wel bij een klant,” ontkracht Schudy het beeld van de geïsoleerde naar perfectie strevende techneut.
“Een onderzoeker wil altijd meer geld, verder ontwikkelen, maar vanuit bedrijfsoogpunt is goed goed genoeg.” Toch is het verschil tussen universitair onderzoek en r&d zoals dat bij DSM wordt bedreven niet zo enorm groot, vindt Peter Engelen, r&d manager van het material science centre. “We hebben hier mensen van het hoogste niveau, die ook op de universiteit werkzaam zijn. Er lopen hier tientallen hoogleraren en hoofddocenten, toppers op hun terrein. Universiteit en bedrijf zijn geen twee aparte werelden meer. Het verschil zit ‘m in details.
Goed, binnen DSM kun je niet tot de twaalfde dimensie de snaartheorie dooronderzoeken, maar er vindt hier even goed zeer fundamenteel onderzoek plaats. Alleen zijn bij ons de termijnen wat korter.” Engelen is er trots op dat hij zijn wetenschappers meekrijgt in het klantgericht denken. Al gaat het proces niet altijd van een leien dakje. “Bij de beoordeling van een r&d’er laten we tegenwoordig ook de klant zijn zegje doen. Dat vinden onze medewerkers toch wel heel bijzonder.”
Nieuw molecuul
Slopen, kapotmaken, vernielen. De afdeling van fysisch natuurkundige Jos Loete is een jongensdroom die uitkomt. Loete onderzoekt wat er allemaal mis kan gaan met producten, in gebruik én in productie. Met ingenieuze constructies die uit de eigen instrumentenmakerij komen, of met simpele hamers worden producten stevig onder handen genomen. “Wij simuleren extreme situaties. We willen weten wanneer, waarom en hoe iets kapot gaat. Je kunt heel veel met computermodellen simuleren, maar op gegeven moment moet je zelf testen.” De kick van de universitaire wetenschapper is de publicatie in een gezaghebbend wetenschappelijk tijdschrift. Daarvan moet de industriële onderzoeker het niet hebben. Op publicatie van concurrentiegevoelige informatie zit een bedrijf als DSM niet te wachten. “Wij halen onze kicks uit nieuwe en verbeterde producten,” zegt Meijer. “Toen ik zelf als onderzoeker in de fijnchemie werkte maakten we een nieuw molecuul voor bloeddrukver-lagende medicijnen. Wij ontwikkelden het proces. Dat geeft een geweldig goed gevoel.”
Producten die eraan zitten te komen, daar praten ze bij DSM liever niet over. Het concern richt zich op een aantal ‘kerncompetenties’, zoals fermentatie, biokatalyse, materiaaleigenschappen en procesoptimalisatie. “We zijn ook met genomics en nanotechnologie bezig,” zegt Peter Engelen. “Die termen hebben een grote ‘buzz-factor’. Maar dat interesseert onze klanten niet. Die zijn pas enthousiast als ze betere producten kunnen maken. Met welke technologie dan ook.”