Nu de Europese internetsector is overvallen door de eerste grote ijstijd, klampen startups in Stockholm zich vast aan het mobiele internet. Maar zullen ze er ooit geld mee verdienen? En vooral: wanneer?
De gedachte had Johan Lenander getroffen als een bliksem. In het najaar van 1999 werkte hij bij Ericsson in Stockholm, op de afdeling Business Intelligence. In die positie had hij een riant uitzicht op de ontwikkelingen in de telecomsector. Hij zag dat er plannen lagen om mobiele telefoontjes uit te rusten met een harde schijf en een MP3-speler. Op een goed moment realiseerde hij zich: er moet content komen voor deze apparaatjes. Luttele minuten later kwam er een nieuwe gedachte in hem op: iemand moet beginnen met interactieve spelletjes. Weer een kwartiertje later: ik ga dat doen. Nog dezelfde middag ging hij naar zijn baas en nam ontslag.
Lenander ging snel naar huis om over zijn nieuwe ideeën aan zijn vriendin te vertellen. “Dat is leuk voor je,” reageerde ze. “Maar ik was juist van plan om het uit te maken.” Daar stond hij: geen baan, geen huis meer, en geen geld.
“Maar Stockholm is een kleine stad,” zegt Lenander. “Het nieuws reist hier snel.” Na een paar weken kreeg hij een telefoontje van een financier, die via-via van zijn plannen had gehoord. Al in januari 2000 betrok hij zijn nieuwe kantoor in de Stockholmse binnenstad. Een jaar later heeft hij met zijn bedrijf Picofun, gespecialiseerd in spelletjes voor de mobiele telefoon, al 35 mensen in dienst. Behalve in Zweden verkoopt Picofun zijn spelletjes al aan telecomoperators in Noorwegen, Denemarken, Italië, Frankrijk, Spanje en Nederland (aan KPN). Het is een van de grootste succesverhalen van het mobiele internet tot nu toe.
Ons kent ons
Het verhaal van Picofun zegt veel over Stockholm: de ons-kent-ons-sfeer, waar iedereen elkaar kent van de universiteit of van een baan bij Ericsson; de beschikbaarheid van venture capital; plus de mogelijkheid om Zweden (met zijn enorme penetratie van mobiele telefoons) te gebruiken als een proeftuin voor nieuwe diensten, die vervolgens naar andere landen worden geëxporteerd. Zo is de stad uitgegroeid tot een hoofdstad van het mobiele internet, niet alleen van Europa, maar zelfs van de wereld. Alleen in Japan, met zijn i-Mode van NTT DoCoMo, zijn ze op dit gebied nóg verder. Hier vlakbij in Helsinki (althans: vlakbij voor Scandinavische begrippen) doen ze het ook goed. Tegenover Stockholms Ericsson heeft Helsinki immers zijn eigen Nokia staan. Maar de Zweedse markt is groter, de Zweedse bevolking spreekt beter Engels, en mede om die redenen heeft een groot aantal internationale ict-bedrijven hun ontwikkelcentra voor mobiele telecommunicatie bij Stockholm neergezet. In het voorstadje Kista (waar ook al een aantal Ericsson-laboratoria stond) zijn nu vestigingen te vinden van Microsoft, Intel, Motorola, Cisco, IBM en noem maar op. Het gebied wordt inmiddels ook wel de Wireless Valley genoemd; inderdaad: een buitengewoon originele naam.
Terwijl de grote Amerikaanse computermerken hun gebouwen in Kista neerzetten, zijn de meeste startende bedrijfjes in het centrum te vinden. Vanaf het kantoor dat Picofun deelt met venture capitalist Startupfactory, aan de Regeringsgatan, loop je in vijf minuten naar het Hitech Centre aan de Sergels Torg. In een vijftal kantoorkolossen pal in het centrum (een planologische vergissing in deze overigens beeldschone stad) zitten tal van mobiele internet- en gewone internetbedrijven. Of je steekt een paar bruggen over en loopt naar Kungsholmen, de trendy wijk waar ook steeds meer bedrijfjes terechtkomen. Nu de internetboom ook in Zweden in de loop van 2000 in een mindere fase is beland, komt het overigens steeds meer voor dat kleine bedrijven de dure huurprijzen in het stadscentrum niet meer kunnen opbrengen en hun biezen pakken naar een van de goedkopere locaties in een buitenwijk.
Sitebouwer Icon Medialab heeft dat nog niet gedaan. Het bedrijf dat als een (letterlijk) icoon kan worden gezien van de Zweedse internetindustrie, neemt heel wat dure meters in het Hitech Centre in beslag. Een jaar geleden werd er door Icon goed geld verdiend met het adviseren van bedrijven die op een of andere manier een vorm van mobiele dienstverlening in hun ondernemingsplan wilden opnemen. Op dat moment ging het zo: je kon gemakkelijk aan startkapitaal komen, maar uitsluitend en alleen als het woord 'draadloos' in de plannen voorkwam. Lars Selegran van Icon: “Als het woord er niet in stond, kreeg je geen geld.” Maar inmiddels heeft ook in Stockholm de voorzichtigheid toegeslagen. Faillissementen en ontslagen hebben de beleggers angstig gemaakt. Voor Icon valt er minder te adviseren, en nu heeft het bedrijf zelf ook een winstwaarschuwing moeten doen uitgaan. Aan de beurs in Stockholm gaan de aandelen voor ongeveer vier gulden van de hand; van het hoogtepunt in januari 2000 (100 gulden) is nog maar 4 procent over.
Gefrustreerd
Selegran, de manager van de Wireless-groep van Icon, is wel een beetje gefrustreerd door de ontwikkelingen. Het ene moment loopt iedereen hard van stapel, het volgende kan er niks meer. Deels geeft hij de schuld aan de hype die er rond wap werd gecreëerd. “Een paar jaar geleden liet het wap-forum, dat de standaard ontwikkelde, allerlei voorspellingen uitgaan. Bijvoorbeeld dat er eind 2000 al honderd miljoen wap-gebruikers zouden zijn. Dat soort uitspraken heeft meer kwaad dan goed gedaan.” Tegelijk met de teleurstelling die door wap werd veroorzaakt, werd een belangrijk deel van het enthousiasme voor het mobiele internet de grond ingeboord.
Halverwege tussen Kista en het centrum is een van de 'schuldigen' te vinden. Als de tot nu toe laatste grote Amerikaanse computerproducent heeft Compaq hier onlangs op een splinternieuw bedrijfsterrein een Wireless Competence Center geopend. De directeur is Christer Erlandson, die in zijn vorige baan bij Ericsson een van de initiatiefnemers van wap was.
Op zijn beurt geeft Erlandson weer de investeerders en de media de schuld. “Alleen maar omdat kleine bedrijven iets met wap beweerden te gaan doen, steeg hun waardering tot ongekende hoogten. Tegelijk werd wap door de journalisten omhoog geschreven, terwijl de standaard zich nog helemaal niet bewezen had.” Hij begrijpt de huidige teleurstelling wel, maar aan de andere kant: “Als je kijkt hoeveel mensen binnen een paar jaar van wap gebruikmaken, is het helemaal geen mislukking, integendeel.” Voordat nieuwe technieken door de markt worden geadopteerd, doceert Erlandson, gaat er meestal drie tot vijf jaar overheen. Daarom is het voorbarig om nu, in een tegenreactie, weer té negatief te zijn. Hij wacht alleen nog op goede toepassingen. “Het mobiele internet is heel wat anders dan het 'ouderwetse' internet. Je moet van de mobiele terminals niet hetzelfde verwachten. De diensten moeten beter aansluiten bij het gedrag van de gebruikers. Ze moeten met één knop te bedienen zijn. Pas als er betere toepassingen zijn, wordt de belofte van de techniek ingelost.”
Het demonstratiecentrum dat Compaq heeft gebouwd, probeert de toepassingsmogelijkheden voor bedrijven inzichtelijk te maken. Er zijn verschillende 'omgevingen' gesimuleerd: bijvoorbeeld het kantoor, het vliegveld, de auto. Compaq laat zien hoe je op verschillende momenten verschillende diensten kunt aanbieden. Doordat de diensten locatiegebonden zijn (het mobiele netwerk 'weet' waar de gebruiker zich bevindt), kan de computer op het juiste moment de juiste informatie sturen: klanteninformatie als je op weg bent naar de klant, file-informatie in de auto.
Killer application
Tweehonderd draadloze internetstarters zijn er in Stockholm, schat Staffan Helgesson, oprichter en ceo van het venture-capitalbedrijf Startupfactory. Allemaal zijn ze op jacht naar hetzelfde: de killer application – als het even kan – of in ieder geval een toepassing waar geld mee te verdienen is. En dat is nog niet zo gemakkelijk, ook niet in het draadloze walhalla Stockholm. Picofun probeert het met spelletjes, Goyada verzint marketingcampagnes met sms-berichtjes, CitiKey lanceerde toeristische informatie voor de bezoekers van Europese steden, op te vragen op het beeldscherm van de wap-telefoon. Om de Europese expansie beter te ondersteunen werd het hoofdkantoor van CitiKey zelfs van Stockholm naar Londen verplaatst. Maar eind 2000 draaiden de financiers ineens de geldkraan dicht en werd CitiKey doorverwezen naar de faillissementsrechter.
Het is hollen of stilstaan. Vorig jaar werd naar schatting 25 miljard gulden door Europese participatiemaatschappijen opgehaald, om als investeringskapitaal te gebruiken. Maar er zijn hier (behalve het wezenloos heen en weer schieten van liefdesboodschappen en andere teksten per sms door de Zweedse jeugd) nauwelijks toepassingen gevonden waar de gebruikers warm of koud van worden, net als in de rest van Europa trouwens. Het investeringskapitaal werd daarom de afgelopen maanden in kas gehouden.
Maar om de ontwikkelingen daarom maar af te schrijven, vindt Helgesson van Startupfactory onzin. Na de oprichting, twee jaar geleden, kreeg zijn bedrijf zo'n 150 miljoen ter beschikking om te investeren, afkomstig van onder meer de Wallenberg-familie en het Japanse Softbank. Inmiddels heeft Startupfactory elf participaties in portefeuille die, volgens Helgesson, 'redelijk gezond' zijn. “De meeste doen het zelfs zeer goed. Het mobiele internet is niet zo maar weer de volgende hype.” Integendeel, het is een tekniksprång, een fundamentele volgende stap in de technische ontwikkeling, vindt hij. “Het is veel meer dan alleen wap. Denk maar aan de communicatie tussen machines, zodat je met je mobiele telefoon automaten kunt bedienen en betalingen doen. Of denk bijvoorbeeld aan draadloze breedbandtechnieken, waarvoor verschillende technologieën beschikbaar komen.” Investeren is nu eenmaal vooruitzien, zegt Helgesson. Als bepaalde technieken zo populair worden dat de man-in-de-straat het erover heeft, ben je als investeerder al te laat. Een goede timing, daar gaat het om. Te laat zijn is dodelijk, maar te vroeg óók.
Hier in Zweden wordt nagedacht over de toepassingsmogelijkheden van toekomstige technieken waarvan sommige feitelijk nog in een testfase zijn. Technieken met namen zoals GPRS, UMTS, mobile positioning (MPS), waarmee sneller mobiel gesurft en veiliger betaald kan worden. Ongetwijfeld zullen er daarmee nieuwe diensten komen die in de smaak van het grote publiek vallen. Maar wanneer? Is de adem van de tweehonderd mobiele dotcoms in Stockholm lang genoeg?
Opgeklopt
Dagenlang kun je in Stockholm rondlopen zonder er ook maar één te zien: een mobiele internetgebruiker die op straat of in een café wapt of sms't. Het enige dat je de Zweden met hun mobiele telefoons ziet doen, is hetzelfde als in de rest van Europa: bellen. Net als het draadloze internet zelf gaat Wireless Stockholm gebukt onder zijn eigen mythe. De verwachtingen aan de nieuwe technologie worden tot zeldzame hoogtes opgeklopt, maar de technologie en de acceptatie ervan door de gebruikers gaan niet zo snel als men zou willen. Dan komt de teleurstelling vanzelf. Bij elk nieuwe techniek gebeurt hetzelfde opnieuw. Maar op een goede dag zegt het publiek: hou maar op. We willen het niet eens meer horen.
Ook zoiets: die vergelijking van Stockholm met Silicon Valley, die je soms hoort. Alsof je de honderden bedrijven hier kunt vergelijken met de duizenden dotcoms in de Bay Area. En alsof de aanwezigheid van één groot ict-bedrijf (Ericsson) te vergelijken is met de regionale aanwezigheid van Intel, Hewlett-Packard, Oracle, Sun, Cisco en ga zo maar door. Er is geen enkel gebied in Europa dat ook maar in de verste verten bij Silicon Valley in de schaduw kan staan, en hoe onzinnig is het om dergelijke waanbeelden na te jagen.
Wat wél overblijft, is een stad waar druk wordt geëxperimenteerd met nieuwe mobiele diensten, wat als gevolg heeft dat er veel bijzondere expertise en ervaring wordt opgebouwd. En waarschijnlijk zullen sommige van de jonge honden er wel in slagen een gezonde bedrijfsvoering te ontwikkelen. Zoals misschien Johan Lenander van Picofun. Als een van de eerste draadloze internetmiljonairs zal hij er dan waarschijnlijk weinig moeite mee hebben om een nieuwe vriendin te vinden.
Marketing per mobiele telefoon
De Zweden koesteren hun tradities en hun succesvolle verleden als Vikingen, ze eten oeroude gerechten als ingelegde haringen en naar verluidt gelooft een flink deel van de bevolking dat er diep in de bossen nog trollen wonen. Tegelijk is dit volkje het meest wired van de hele wereld. Dat heeft althans het onderzoeksbureau IDC uitgerekend: volgens de World Times Information Society Index die IDC elk jaar opstelt, is Zweden de Verenigde Staten gepasseerd als het gaat om de integratie van ict in de samenleving. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de computerinfrastructuur, het aantal burgers online, het gebruik van internet in het onderwijs en de telecominfrastructuur. Noord-Europa doet het overigens erg goed op deze lijst: Finland, Noorwegen en Denemarken zijn respectievelijk derde, vierde en vijfde. Nederland staat zevende.
Het verhaal van Zweden is bekend: de sterke aanwezigheid van technische hogescholen en universiteiten. De vroege ontwikkeling van een gemeenschappelijke Scandinavische standaard voor mobiele telefonie, wat leidde tot gsm. De vroege totale liberalisering van de telecommarkt (al in 1993). Er zijn nu meer dan veertig telecomaanbieders in het land. Dankzij Ericsson is het land een van de grootste exporteurs van telecommunicatieapparatuur ter wereld. Van de Zweden boven de tien jaar heeft 70 procent een mobiele telefoon. Meer dan 50 procent heeft internettoegang. Vooral door die combinatie, veel mobiele bellers én veel internetters, weten de Zweden de rest van de wereld achter zich te laten. In de Verenigde Staten wordt veel gesurft maar zijn er minder mobiele telefoons, in Japan is het precies andersom.
De Zweden zijn ook wereldberoemd vanwege hun sterke overheidsregie op tal van maatschappelijke terreinen, en dat is op ict-gebied niet anders. De overheidsinformatie is grotendeels toegankelijk via telefonisch bereikbare computers en internet. De meerderheid van de studenten heeft internettoegang gekregen. En nu streeft de regering naar een snelle internetaansluiting (2 Mb) voor alle bewoners van het land. Eind 2002 zouden al een half miljoen mensen op dat net moeten worden aangesloten.
Innovatieve Zweden
Van de Zweedse jongeren is niet alleen bekend dat ze veel bier drinken, maar ook dat ze nogal verlegen zijn. Om commerciële redenen, maar misschien ook uit medelijden, wilde bierproducent Pripps hun kansen op de liefdesmarkt verbeteren. Als je in Zweden de naam van het biermerk dat je drinkt in een sms'je naar een bepaald nummer stuurt, krijg je een geheide openingszin teruggestuurd, waarmee je dat blondje aan de bar zonder twijfel plat krijgt. Sinds de start van de actie, zeven maanden geleden, zijn er bij Pripps al ruim 200.000 sms-berichten binnengekomen. Die geboortegolf in Zweden kan dus haast niet meer uitblijven.
De actie is ontwikkeld samen met Goyada. Oprichter van Goyada, Anders Olsson, is een rasondernemer die, terwijl hij twee studies combineerde (aan de technische hogeschool en de economiefaculteit van de universiteit), ook al twee ondernemingen had opgezet. Goyada ontwikkelt innovatieve marketingcampagnes waarvan de mobiele telefoon een van de onderdelen is. Als marketingmiddel is de telefoon zelf uitermate beperkt, vindt hij. “Dat schermpje is veel te klein.” Maar door slimme combinaties te maken van (bijvoorbeeld) internet, buitenreclame en een 'mobiele component', worden de specifieke eigenschappen van het mobiele internet veel beter benut. Een voorbeeld is een sms-quiz, waaraan de mobiele beller kan meedoen door een nummer te bellen dat op het label van een flesje Pepsi Cola staat. Of een ijshockeywedstrijd, waar de bezoekers in het stadion via sms hun favoriete speler kunnen kiezen. “Zo ontwikkel je een interactieve relatie met je publiek.”
In anderhalf jaar tijd heeft Olsson een bedrijf met veertig werknemers opgebouwd, maar de afgelopen maanden heeft hij er alweer een paar moeten laten gaan. “De campagnes krijgen steeds meer respons, maar onze potentiële zakenpartners blijven toch erg voorzichtig. De mogelijkheden van dit soort combinaties zijn nog onontgonnen. Het blijft een ontdekkingsreis in een onbekend territorium.”
Hij verwacht veel van GPRS: “Net als bij sms kun je je doelgroep dan altijd bereiken.” Maar het kan nog wel even duren voordat GPRS op grote schaal beschikbaar is.
Mobiele spelletjes
“Sorry voor de rommel,” zegt Johan Lenander, in de gang van het kantoor van Picofun. “We hebben nog steeds niet opgeruimd na het kerstfeest. It was a completely wild party.” Het was ook het éérste kerstfeest van Picofun. In januari 2000 begonnen ze. Inmiddels leveren ze spelletjes voor mobiel gebruik aan telecomoperators in zeven landen. De operators kunnen de spelletjes in licentie krijgen, als onderdeel van hun mobiele internetportaal, en eventueel helpt Picofun met de billing en hosting, wat wil zeggen dat het spelletje op de Picofun-computers draait. Na het eerste autoracespelletje is er nu een rollenspel gecreëerd. De deelnemers kiezen voor zichzelf een bepaald karakter en kunnen in contact komen met de andere spelers: om met ze te chatten, om ze liefdes- of haatberichten te sturen, of om ze (in het uiterste geval) voor een auto te duwen. Virtueel dan. Of het spel een succes wordt, moet nog blijken.
Op een schoolbord schetst Lenander de toekomst. De hele groep vriendjes op het schoolplein heeft een mobiele telefoon met Bluetooth, een techniek om onderling te communiceren. Een van de tieners haalt voor een paar kwartjes een spelletje van de computers van Picofun binnen, en via Bluetooth kunnen ze tegen elkaar spelen. Zo gaat dat het hele speelkwartier door. “Weet je welke diensten van i-Mode in Japan het meest gebruikt worden?” vraagt hij. “Entertainment! 54 procent!” Winstgevend is Picofun nog niet, “maar dat komt doordat we zo snel groeien. We boeken wél omzet.” Hij ziet nog veel uitbundige kerstfeestjes in het verschiet.
Draadloze artsen
Het begon zo mooi: een beloftevolle, degelijk gefinancierde startup die onder de naam Wapshealth.com mobiele diensten in de medische sector ging ontwikkelen. De Amerikaan Gerard Ponce de Leon, de oprichter, werd ooit naar Zweden gehaald om een joint venture van Hewlett-Pachard (inmiddels Agilent) en Ericsson op te zetten. Vervolgens begon hij voor zichzelf met Wapshealth.com. Maar toen raakte wap uit de mode en werd de naam veranderd in NextGenerationHealth, en vervolgens in NextGenerationSystems. Telkens moeten er weer nieuwe kaartjes worden gedrukt. En dan gaat vorig jaar de financier, die zijn naam had veranderd van Gesta in Elevate, op de fles, en Ponce de Leon koopt zich in om de andere deelnemingen (TecTown, Software Express, Streaming Fridge) te kunnen doorverkopen. Kunt u het nog volgen? In elk geval: vaak kaartjes drukken.
NextGeneration heeft zich helemaal gestort op de medische wereld. Artsen moeten hun recepten via een formuliertje op hun mobiele terminal rechtstreeks naar de apothekers kunnen sturen. Onderweg passeert het recept een computer waar gecheckt wordt of er geen problemen kunnen ontstaan door, bijvoorbeeld, het gelijktijdig gebruik van verschillende medicijnen. “In de Verenigde Staten gaan vier keer zo veel mensen dood door problemen met medicijnen dan door auto-ongelukken,” weet Ponce de Leon. Maar voordat de patiënten van zo'n systeem kunnen profiteren, moet er veel gebeuren. Ponce de Leon beklaagt zich over de geringe bereidheid tot samenwerking tussen de medische instanties (artsen, apothekers) in de verschillende landen waar hij het geprobeerd heeft. Voorlopig haalt hij met zijn enkele tientallen medewerkers de buikriem aan, en probeert het nog een paar jaar uit te zingen. “Medio 2002 hoop ik dat we winst kunnen maken.”