Weet u nog… Het was Al Gore, vice-president onder Bill Clinton, die begin jaren negentig de term Information Superhighway lanceerde. Tijdens zijn onfortuinlijke gooi naar het presidentschap claimde hij nog even de geestelijke vader van internet te zijn. Het zij hem vergeven.
Ernstiger is het dat Gore die hele elektronische snelweg heeft laten versloffen. Tien jaar terug leek het erop dat de Amerikaanse overheid grootse plannen had om met behulp van digitale informatienetwerken de democratie te revitaliseren. Spectaculaire promotiefilmpjes boden een blik in de nabije toekomst. Daarin zagen we beelden van gewone burgers die direct contact konden leggen met volksvertegenwoordigers, hun gedigitaliseerde persoonsgegevens mochten inzien en bestellingen konden doen bij het loket van de burgerlijke stand. En beelden van scholieren die op afstand hulp kregen bij hun huiswerk. En van bejaarden die virtueel konden aankloppen bij maatschappelijk werkers en medische verzorgers. Jong en oud die online hele bibliotheken en beeldarchieven konden raadplegen. Hoe mooi allemaal…
Corporate America had flink de hand in die toekomstvisie. Dat was logisch, want voor de verwezenlijking ervan waren snelle netwerken, slimme schakelkastjes, zware megacomputers, simpel bedienbare consumentenapparaatjes en gebruiksvriendelijke software meer dan noodzakelijk. Bovendien zou er ruimte zijn voor ondernemende geesten die allerlei aardige zaken aan de informatiesnelweg konden toevoegen: van spelletjes tot virtuele winkels. Maar dat zou niet de hoofdmoot vormen. Voor Gore en de zijnen was het een groot goed dat de hele bevolking toegang had tot het netwerk. Washington zou daarom de boel blijven regisseren en veel geld en moeite steken in de ontwikkeling van diensten voor het publieke domein.
Maar ze hebben de elektronische snelweg laten lopen, de Amerikaanse regeringsdienaars met in hun kielzog ambtgenoten in Europa, Azië en elders die aanvankelijk zo geestdriftig waren over het project van de eeuw.
Nederland maakt er helemaal een potje van. Hier hebben zich inmiddels achtentwintig commissies gebogen over het verschijnsel 'internetcommunicatie tussen overheid en burger'. Vooralsnog heeft dat niet meer opgeleverd dan wat digitale webbrochures van rijksinstellingen.
Vorige maand nog adviseerde de Commissie-Wallage om 500 miljoen gulden per jaar uit te trekken voor het verbeteren van de overheidscommunicatie middels de elektronische snelweg. Een heel behoorlijk bedrag, zeker als je het afzet tegen de schraalheid van de aanbevelingen: méér informatie van het Rijk ontsluiten en méér discussie tussen overheid en burger stimuleren. Het eerste plan komt neer op nóg meer digitale folders die geen hond leest; het tweede op doodstille discussiehoekjes waar overbetaalde ambtenaren verveeld zitten te wachten totdat er weer eens een virtuele stalker voorbijkomt.
Een pijnlijke kwestie: terwijl Den Haag zich warmloopt om weer een behoorlijke som geld te verbrassen aan 'elektronische overheidscommunicatie', trekken marktpartijen zich schielijk terug van het net omdat men ernstig is gaan twijfelen aan het businessmodel. Semi-monopolist PCM Uitgevers haalt de stekker uit zijn digitale dagbladen, want de nieuwsconsument valt toch niet te porren om wat dubbeltjes neer te tellen voor zijn webkrantje. Komende maanden gaan nog heel wat goed bezochte, maar slecht renderende websites op zwart – zoveel is zeker.
Internet is een prachtig nieuw medium, waarvan we – nog zo'n open deur – maar half weten welke fraaie toepassingen het ons allemaal nog gaat bieden. Welbeschouwd is de grote doorbraak van dit medium nog geen drie, vier jaar oud. Van de gekke is het daarom dat serieuze bedrijven werkelijk geloofd hebben in een vloek en een zucht te kunnen incasseren op de profijtelijkheid ervan.
Het heeft 48 jaar geduurd voordat de eerste spoorlijn in de Verenigde Staten een bescheiden winstje ging draaien. In de meeste andere landen was het de overheid die de exploitatie van het spoorwegennet ter hand nam. Daar viel wel wat voor te zeggen, als je openbaar vervoer tenminste als een nutsvoorziening beschouwt. In Nederland zou je vandaag de dag wensen dat reizen per trein nog steeds een zaak van openbaar nut was.
Internet is niet minder een zaak van openbaar nut. Nog een mazzel dat het leeuwendeel van de kosten voor de infrastructuur door het bedrijfsleven is opgebracht. Maar dat mag de overheid niet aangrijpen om helemaal de handen ervan af te trekken.
In Nederland bestaat het medium tv op de kop af vijftig jaar. Nog steeds spendeert Den Haag vele miljarden per jaar aan het vullen van dat medium. Internet verdient een niet minder royale behandeling, al is het maar voor een jaar of tien. Kan het bedrijfsleven in de tussentijd rustig nadenken over businessmodellen die niet op luchtkastelen zijn gebaseerd.