Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Deel 1: Investeringsbank Sandler O’Neill opnieuw begonnen

Weinig bedrijven werden door de aanval op 11 september zo hard getroffen als het kleine, hechte Sandler O'Neill. Van de 83 medewerkers die die ochtend op kantoor waren, overleefden slechts 17 de ramp. Werknemers verloren hun mentor, assistenten hun baas, vrienden verloren hun vrienden.

“Hoe ging het, Jimmy?”
Op een stralende oktobermiddag stapt Jimmy Dunne III uit de lift op de 18e verdieping van een wolkenkrabber in New York, hij passeert een stel glazen deuren en loopt een klein kantoor binnen dat uitpuilt van de mensen. Zijn hele houding – zijn doelbewuste tred, een vastberaden blik – weerspiegelt de opperste concentratie die je zou verwachten bij een concertpianist die de Derde van Rachmaninov speelt. Maar hier is iets ernstigers aan de hand. Het hoofdkantoor van het kleine Wall Street-bedrijf van Dunne, Sandler O'Neill & Partners, was gevestigd op de 103e verdieping van het WTC en behoort tot de hardst getroffenen van de terroristische aanval van 11 september. Van de in totaal 171 werknemers kwamen er die ochtend 66 om het leven. Onder hen waren twee van de drie directeuren die het bedrijf runden: partner Herman Sandler en Chris Quackenbush van Investment Banking. De 45-jarige Dunne, het derde lid van de leidende trojka, had een nauwe band met beide mannen – Sandler was zijn mentor geweest en Quackenbush zijn beste vriend. Als enige overlevende senior partner heeft Dunne zich het volledige herstel van Sandler O'Neill ten doel gesteld. Elk moment van zijn dag is gewijd aan de onvoorstelbaar zware strijd om het gedecimeerde bedrijf weer op te bouwen.

De ruimte die Dunne zojuist is binnengestapt, is het tijdelijke kantoor die de Banc of America na 11 september aan de firma ter beschikking heeft gesteld. Meer dan een kwart etage is het eigenlijk niet. Ook het uitzicht haalt het bij lange na niet bij Sandler O'Neills oude kantoor in het World Trade Center. Maar Dunne is er dankbaar voor. Als hij de ontvangstruimte binnenkomt, knikt hij naar een bankier van Sandler die de ruimte gebruikt als kantoor. Achter de man hangen, op een grote glazen wand, herinneringen aan de overledenen – foto's van omgekomen werknemers, brieven, tekeningen en andere uitingen van deelneming (“Geachte heer Dunne III, ik vind het vreselijk wat er met uw bedrijf is gebeurd,” leest een briefje van een zesdegroeper uit de Bronx). Het meest in het oog springend is een groot schema met namen van zowel de levenden als de doden, alsook een aantal datums. Deze geven de op handen zijnde begrafenissen aan. De geïmproviseerde kalender moet erop wijzen dat tenminste een van de 22 overgebleven partners van Sandler op alle 66 begrafenissen of crematies aanwezig zal zijn.

Dunne draait zich snel om en loopt een gang in. Links staat het kantoor van het secretariaat. Sandler gebruikt hem nu als 'obligatiekantoor'. In deze overvolle ruimte verdringen de obligatiehandelaren elkaar, terwijl ze voortdurend prijzen roepen. De laatste jaren genereerde de obligatiehandel wel 40 procent van Sandlers inkomsten; het is dan ook van essentieel belang voor het bedrijf om een functionerende obligatieafdeling te hebben, zelfs in deze geschonden staat. Een verkoper, Joel Comer, is nu obligatiehandelaar geworden. Dat moest wel, want alle obligatiehandelaren van het bedrijf zijn bij de aanval om het leven gekomen. Op de muur boven de afdeling hangt een Amerikaanse vlag en daaronder, in handgeschreven blokletters, staat: “Onze Kleine Grote Firma.”
Aan Dunnes rechterhand bevindt zich een aantal kantoren. Sommige worden nog gebruikt door personeel van de Banc of America, een medewerker per kantoor. In de andere kantoren – die Sandler O'Neill gebruikt – zitten twee of drie mensen als haringen in een ton, aan een bureau. Verderop in de hal delen twaalf mensen een bureau in de vergaderruimte; ze hebben zichzelf omgedoopt tot De Ridders Van De Ronde Tafel. In een piepklein kantoor hebben een partner en zijn secretaresse de armleuningen van hun stoel verwijderd, zodat ze genoeg ruimte overhouden om een bureau te delen.

'Hoe ging het, Jimmy?', vraagt een collega aan Dunne. Eerder op de dag heeft Dunne voor het eerst de rampplek, Ground Zero, bezocht. Hij is erheen geweest met de weduwe van een van de overleden partners. Dunne kijkt zijn collega indringend aan terwijl hij nadenkt over een antwoord. “Laten we zeggen dat als ik voordien al een doel had,” zegt hij, “dat ik daar dan nu volledig op ben gefixeerd.”
Sinds 11 september heeft Dunne meermaals op het punt gestaan volledig door te draaien. Dit is weer zo'n moment. Zijn stem trilt en zijn ogen beginnen te tranen. Maar dan, net als vele malen eerder sinds de terroristische aanval, vermant hij zich. “Ik ben blij dat ik erheen ben geweest,” zegt hij eenvoudigweg. Dan betreedt hij zijn kantoor en wijdt zich aan zijn nieuwe taak: een soort van toekomst bieden aan dit gehavende bedrijf.

Samen
“Maandag was voor mij een verschrikkelijke dag,” zegt Jimmy Dunne. Het is donderdag 25 oktober, vijf weken na de aanval op het WTC. Dunne is in zijn kantoor en probeert zoals gewoonlijk vijf dingen tegelijk te doen. Zijn bureau ziet er onberispelijk uit, met nette stapels papier, alles staat op de goede plek. Hij draagt een maatpak met overhemd en een das van Hermes. Ieder plooitje zit op zijn plaats.
Dunne had maandag een potje gegolfd. Golf is zijn passie; hij heeft handicap 1 en is lid van ruim 20 clubs, waaronder fameuze banen als Shinnecock, Seminole en The National, waar hij ooit het clubkampioenschap won. In 2000 heeft hij naar eigen schatting 170 partijen gespeeld, met zakelijke beroemdheden als Jack Welch, maar ook met relaties en potentiële relaties, en met medewerkers van Sandler O'Neill. Sandler is altijd zo'n soort bedrijf geweest – een plek waar mensen niet alleen samen werkten, maar ook samen leefden. Dat is een van de redenen waarom de overlevenden zoveel moeite hebben met het verlies van hun collega's.

Op die maandag, 22 oktober, speelde Dunne Augusta met een cliënt. Het was de eerste keer sinds 11 september dat hij een dag buiten kantoor doorbracht. Maar Dunne kreeg geen plezier in het golfen, vanwege de vele herinneringen die het spel opriep. “Ik moest steeds aan Quack denken,” zegt Dunne. Zijn stem trilt en hij kijkt me aan met een intensiteit die ik nooit eerder heb gezien. Dit is zijn verdriet: rauw, open, oprecht. Hij doet geen enkele moeite om het te verbergen, integendeel, het is onmogelijk om je in een kamer te bevinden met Jimmy Dunne zonder erdoor gegrepen te worden. Ik kan hem niet langer aankijken.
Golf bracht Jimmy Dunne en Chris Quackenbush samen, toen zij elkaar als tieners tegenkwamen op een driving range in Long Island. Op zijn 16e ging Quackenbush met Dunne mee naar het ziekenhuis om zijn moeder te bezoeken die stervende was aan kanker. Op hun 21e was het Quackenbush die Dunne troostte toen die werd afgewezen voor elke rechtenstudie waarvoor hij zich inschreef. Toen ze 27 waren hielp Quackenbush Dunne om met drinken te stoppen. En op hun 32e gaf Quackenbush zijn baan bij Merrill Lynch op om een gokje te wagen bij het nieuwe bedrijf van zijn beste vriend. “Ik zal nooit meer met hem kunnen golfen,” zegt Dunne nu. Bij het golfen die maandag had Dunne zijn golfbal gemarkeerd met een Q ter herinnering aan zijn overleden vriend. Dat zal hij voortaan altijd doen, zegt hij.

Vóór 11 september zou niemand van Sandler O'Neill Jimmy Dunne als kwetsbaar hebben beschouwd. Hij was een ruwe Ier en een tomeloze Wall Street-handelaar. Binnen het bedrijf had Dunne de rol van doordouwer, de slechte agent tegenover Sandler en Quackenbush als goede agent. Als je werd ontslagen, was hij degene die je dat nieuws bracht. Als je het verziekt had, was hij het die je dat liet weten. Zijn driftbuien waren berucht. Ooit heeft hij een handelaar toegeroepen: “Die keer dat jij iets slims uithaalt, eet ik mijn hond op.”
In zijn 13-jarige bestaan heeft Sandler O'Neill een lucratieve business opgebouwd als een investeringsbank die zich richt op kleine en middelgrote banken, instituten die net buiten de radar van de grote jongens op Wall Street vallen. Sandler brengt die bedrijven naar de beurs, verhandelt hun obligaties, analyseert hun aandelen en helpt hen bij fusies en bij acquisities van andere banken. In de loop der jaren weerspiegelde de bedrijfscultuur het karakter van zijn drie leiders. Net als Dunne vroegen ze het uiterste en was het bedrijf zuinig. Geheel in lijn met Sandler is het bedrijf niet alleen gebaseerd op zakelijke relaties, maar op langdurige vriendschappen met de klanten. Quackenbush op zijn beurt zorgde voor kalme diplomatie. Hij was de onderhandelaar, iemand die er bij transacties voor kon zorgen dat beide partijen met een gevoel van victorie de onderhandelingstafel verlieten. Hij straalde rust en charisma uit, hetgeen maakte dat mensen behoefte hadden aan zijn instemming.

Vrijwel onmiddellijk na de aanval zei Dunne: “Ik moet nu meer op Herman gaan lijken. Ik moet nu meer op Chris gaan lijken.” Dat heeft hij al zo vaak gezegd dat het zijn mantra is geworden. Hij wil dat Sandler O'Neill hetzelfde soort bedrijf blijft als voor 11 september, dat het nog steeds het beste van zijn drie leiders in zich heeft, hoewel twee van hen dood zijn. Ruw en zuinig zijn, is niet meer voldoende. Hij moet leren tevens geduldig te zijn en een steun voor zijn mensen. Dit is niet alleen een emotionele kwestie, het is een zakelijke vereiste. Sandlers personeel is nu zo kwetsbaar dat het de driftbuien van de oude Dunne niet aan zou kunnen. Het is echter wel moeilijk om te veranderen.

Opbouwen
Er wordt op de deur geklopt. Het is de 36-jarige Jon Doyle, hoofd van Sandlers obligatieafdeling. Een week na de aanval op het WTC benoemde Dunne hem tot managing partner en gaf hem de verantwoordelijkheid over de dagelijkse leiding van het bedrijf – de baan die Dunne eerst had.
“Wat doen we met de bonussen?” vraagt Doyle, een probleem dat veel ingewikkelder is dan het ooit was, aangezien zowel voor de overleden werknemers als voor de levenden de bonus moet worden uitgerekend. “We doen het zoals altijd,” zegt Dunne. Zijn stem klinkt nu anders, zakelijker. “We beleggen een vergadering van het executive comité. Fred, jij en ik beslissen dan wat we moeten doen.” Fred is Fred Price, 47 jaar oud. Hij was vroeger adjunct-hoofd van de afdeling research. Nu is hij als chief operating officer belast met de dagelijkse leiding, nog een benoeming die Dunne de week na 11 september heeft doorgevoerd. Price houdt zich bezig met het zoeken van nieuwe kantoorruimte, het weer opbouwen van de backoffice (die geheel werd vernield door de aanval) en met het steunen van de gezinnen van de getroffenen. Dunne, Doyle en Price leiden nu met zijn drieën het bedrijf.

Doyle vertrekt en direct daarna stapt Bobby Castrignano binnen, een Wall Street-veteraan die nieuw is bij Sandler. Een 51-jarige gepensioneerde vice-president van Goldman Sachs meldde zich op 17 september bij het noodkantoor van Sandler als vrijwilliger. Niemand bij Sandler had hem ooit eerder ontmoet. Nu werkt hij op de afdeling aandelen. Voor 11 september was Sandler een market maker voor aandelen van kleine banken. In de huidige gehavende toestand kan het bedrijf de zware belasting niet meer aan: 20 van de 24 medewerkers op die afdeling werden bij de aanval gedood. De overgebleven verkoper, Suzanne Ircha, is weer terug aan het werk, maar de enige overlevende handelaar heeft dat nog niet kunnen opbrengen. Castrignano helpt Dunne om nieuw personeel aan te trekken voor die afdeling.

“Oké, wat hebben we hier?” vraagt Dunne. Hij pakt er een CV bij. “Die vent,” doelend op een man met wie hij onlangs een sollicitatiegesprek heeft gevoerd, “was een bekrompen, kleinburgerlijk mannetje. Precies het type waar ik niets van moet hebben. We moeten mensen hebben met ruggengraat. Als het erop aankomt, moet ik honderd procent op hem kunnen vertrouwen.” Hij legt het blaadje op de 'UIT'-stapel.
De telefoon gaat. Een vriend die bij Morgan Stanley werkt, vertelt over een aantal aanstaande ontslagen. Voor Sandler zijn de talloze ontslagen op Wall Street een zegen. Prima mensen – die een paar maanden geleden nog onbereikbaar zouden zijn geweest voor het bedrijf – kloppen nu aan de deur. “Laat even weten als er een goeie tussen zit,” zegt Dunne tegen zijn vriend. “En alleen als ze echt goed zijn. Ik wil mijn tijd niet verdoen aan sukkels.”

Dunne roept Mark Fitzgibbon, adjunct-hoofd research, naar zijn kantoor. Fitzgibbon was in het World Trade Center toen de vliegtuigen insloegen, maar hij was alweer buiten voordat de gebouwen instortten. Sinds die bewuste dag heeft Fitzgibbon tijdelijk zijn werk als analist ingeruild voor de transactiedesk. Research is een belangrijke dienst van Sandler, maar het brengt geen geld in het laatje. Dus stort Fitzgibbon zich op de desk waar het bedrijf al zijn transacties beheert. Nu Sandler alle zeilen bijzet om weer boven water te komen, is het afsluiten van transacties van essentieel belang. Acht jaar lang runden twee mensen deze desk voor Sandler. Nu zijn ze allebei dood.
Dunne geeft Fitzgibbon de naam van een contactpersoon bij J.P. Morgan Chase. “Hij betrekt ons in zijn transactie. Zoek ook even uit wat we moeten doen,” zegt Dunne. Dit is vaak gebeurd sinds 11 september: concurrenten die hun provisies doorspelen naar Sandler. Ook grote firma's zoals Merrill Lynch en Goldman Sachs hebben Sandler bij hun transactie betrokken, zonder tegenprestatie. De transactie van J.P. Morgan betekent een fee van 23.000 dollar, peanuts voor Wall Street-begrippen, maar Dunne is niet te trots om het aan te nemen. “Ik wil die cheque!” roept hij Fitzgibbon na.
Op dat moment gaat de telefoon. Dunne neemt hem op en luistert een paar minuten aandachtig. “Maak je niet druk,” zegt hij vastberaden. “Ik zal me daar persoonlijk mee bemoeien; voortaan krijgen ze met Jimmy Dunne te maken.”

Hij legt de telefoon neer en zwijgt een tijdje. Dan legt hij uit: dat was de vrouw van een van zijn overleden partners. Of hij haar wil helpen met enkele familieleden van haar overleden echtgenoot. Ze willen zijn onroerend goed verdelen. Voor Dunne is dit net zo goed een deel van het herstel van Sandler O'Neill als het heropbouwen van de aandelendivisie. “Over vijftien jaar,” zegt hij, “zal mijn zoon de zoon of dochter van een van onze mensen die op die dag omkwamen tegenkomen en ik zal beoordeeld worden op wat dat kind mijn zoon vertelt over wat Sandler O'Neill voor zijn familie heeft gedaan.” Hij kijkt me aan en daar is dat verdriet weer. Het recente verleden draagt hij iedere stap met zich mee, terwijl hij probeert het bedrijf weer op poten te zetten.

Ground Zero
Op de ochtend van 11 september kwam Karen Fishman pas laat op de zaak. Het was kwart voor negen. Ze had zich de vorige avond tot ver na elven gebogen over het cijferwerk voor een belangrijke transactie. Het zou voor Sandler O'Neill de grootste transactie aller tijden worden. Een emissie van 700 miljoen dollar, waarbij 54 relaties betrokken waren en drie soorten effecten. Tegen de tijd dat Fishman bij haar bureau aankwam, was het er al een drukte van belang. De verkopers van Sandler zaten hun klanten bij te praten, James Colbert, junior research assistent stond kopieën te maken voor zijn baas, Chris Orgielewicz. Herman Sandler beklaagde zich in het kantoor van Chris Quackenbush ironisch genoeg over de wedstrijd van de Yankees die de avond ervoor vanwege de regen werd afgelast. Quackenbush had kaartjes voor de wedstrijd en als die was doorgegaan, zou hij waarschijnlijk niet zo vroeg op zijn werk zijn verschenen.
Het was, zoals we weten, een stralende ochtend. Het raam in het kantoor van Quackenbush bood een spectaculair zicht op New York, van Manhattan tot aan Harlem. Het bood tevens een goed zicht op toren nummer 1 van het WTC ernaast.

Een minuut later hoorde Fishman een explosie. Het was de eerste toren. Ze voelde paniek noch angst, maar haar lichaam begon te trillen. Ze liep de gang in om te kijken wat er aan de hand was. Quackenbush en Sandler kwamen de gang in rennen, richting de handelsvloer. In het voorbijgaan hoorde Fishman een van hen zeggen: “Een vliegtuig heeft het andere gebouw geraakt.”
In de gang botste Fishman op twee bestuursleden van Sandler. Ze trokken hun jassen aan. “Wij smeren hem,” zei een van hen, terwijl hij naar het trappenhuis rende. Fishman liep ze achterna. “Ik weet niet waarom ik vertrok,” zegt ze nu. “Ik geloof niet dat ik dat bewust deed. Het was puur instinctief. Doorslaggevend was, denk ik, vooral wie je net op dat moment zag weggaan.”
Colbert stond nog bij het kopieerapparaat. Hij hoorde de ontploffing niet, alleen een hoop commotie op de handelsvloer. Toen hij de gang opliep, zag hij John Kline, een senior analist. “Laten we maken dat we wegkomen,” zei Kline, die een grote vuurbal had gezien op het dak van een van de kleinere gebouwen beneden. Terwijl Colbert en Kline naar de trap renden, namen zij drie andere mensen met zich mee. Er waren die ochtend 83 mensen van Sandler op kantoor. Slechts 17 wisten op tijd te ontkomen.

Tussen 8.46 uur en 9.02 uur raakte nog niemand in paniek. De achterblijvers belden hun families, vrienden en relaties dat zij niets mankeerden. Een handelaar die juist in een telefonische vergadering zat, beschreef voor luisterende medewerkers van buiten de stad, wat zich afspeelde.
Quackenbush sprak met Susan Dunne, de vrouw van zijn beste vriend. “Met ons is alles goed.” Herman Sandler zocht het telefoonnummer van de brandweercommandant van het gebouw op. Hij belde intussen zijn vrouw Suki: “Het waren terroristen”.
Waarom niet iedereen bij Sandler O'Neill wegrende toen ze daar de kans nog voor hadden? Omdat ze eerder iets dergelijks hadden meegemaakt. Toen bleek vluchten juist de domste keuze. Februari 1993 ontplofte een bom in de kelder van het World Trade Center. Vier dagen eerder had Sandler O'Neill zijn nieuwe hoofdkantoor op de 103e verdieping in gebruik genomen. Na die explosie raakten de mensen die de trap afrenden, verstikt in de dikke rookwolken. Degenen die naar het dak waren gevlucht, zaten urenlang rillend van de kou op hulp te wachten. Maar zij die gewoon op hun werkplek achterbleven, hadden nauwelijks last. “Ik denk dat dit de veiligste plek is om te blijven,” zei Sandler tegen een van zijn bankiers, toen het eerste vliegtuig insloeg. Partner Jace Day herinnert zich echter ook dat Sandler tegen zijn mensen zei: “Iedereen die weg wil, mag gaan.” Day, die om 8.53 uur in een lift stapte, is de laatste overlevende die Sandler nog in leven heeft gezien.

Karen Fishman was op de 63e verdieping toen de brandweercommandant meldde dat het veilig was om weer naar boven te gaan. Ze overwoog om terug te keren, maar het was zo druk op de trap, dat ze toch maar verder naar beneden liep. Toen ze op de 61e verdieping was, sloeg het tweede vliegtuig in. Het gebouw zwiepte heen en weer, de deuren van het trappenhuis raakten ontzet. Eindelijk buiten zag Fishman hoe verschrikkelijk de toestand was. Overal lagen grote brokken metaal te branden. Het plein lag bezaaid met glas, papier en lichaamsdelen. Overal rook je de dood.
We zullen nooit precies weten wat er op de 103e verdieping gebeurde nadat het tweede vliegtuig insloeg. Er zijn alleen fragmenten, momenten die in het geheugen staan gegrift van de mensen die het hebben gehoord. Een van de assistenten belde met haar man toen het vliegtuig de toren doorboorde. Haar laatste woorden: “O, God”. Een handelaar belde met zijn vrouw: “Het hele gebouw zit vol rook. Overal om me heen sterven mensen.”
Buiten op het plein rende Fishman naar het noorden. Mark Fitzgibbon was bij haar en zei: “Kijk nou, de hele bovenkant van ons gebouw is weg.” Maar Karen keek niet om.

“Wie waren binnen?”
Jimmy Dunne was ten tijde van de aanslagen bij de zesde hole van de Bedford Golf and Tennis Club in Westchester. De inzet: zijn kwalificatie voor het U.S. Mid-Amateur Championship golftoernooi. Wat deed hij op een golfbaan onder werktijd? In ruim twintig jaar op Wall Street had Dunne alles bereikt waar hij ooit op had gehoopt. Nu was hij 'aan mijn laatste holes bezig', zoals hij zelf graag zei.
Dunne rende naar de profwinkel waar hij op een beeldscherm het WTC zag instorten. Hij belde zijn vrouw Susan, maar die was te overstuur om te kunnen praten. Een huisvriend, die haar gezelschap hield, nam de hoorn over. “Wie waren er binnen?”, vroeg Dunne. “Chris? Herman? Tommy? Ken?” Hij werkte de hele lijst af van zijn partners en beste vrienden. Allemaal waren ze binnen geweest. De eerste paar uur daarna bracht hij bellend door. Daarna stapte hij op de trein terug naar New York City.

Dunne kwam iets na vijven aan op het Grand Central Station. Nog in zijn golftenue begon hij de zes blokken naar 48th Street te rennen. Daar had Sandler een klein kantoor waar de medewerkers zich gedurende de dag hadden verzameld. Op 46th Street begon hij echter gewoon te lopen. “Ik dacht: ik kan daar niet als een gek komen binnenrennen. Ik moest daar aankomen met een soort rust om me heen. De mensen zouden op me gaan letten,” herinnert hij zich.
Achteraf herinneren de medewerkers van Sandler O'Neill zich vooral dat Dunne van het begin af aan verklaarde dat het bedrijf weer zou worden opgebouwd. Zijn overtuiging gaf hun allen kracht. “Hij gaf ons het gevoel dat hij ons de weg door het oerwoud zou wijzen,” zegt een jonge investeringsbankier. Dunne zelf kan zich niets herinneren van wat hij die dag heeft gezegd. Dit is wat hij zich kan heugen. Hij kwam rond vier uur thuis, kuste zijn vrouw, belde zijn zus en keek even naar zijn drie kinderen. Hij nam een douche en schoor zich. Toen trok hij een pak aan en ging terug naar 48th Street. Jimmy Dunne had altijd al een bloedhekel gehad aan het dragen van pakken; jarenlang had hij gepleit voor casual kleding, iets wat Her

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.