Martijn Lusink is creative & buying director Oger, de Amsterdamse herenmodezaak. Een drukke baan, waarvoor hij drie maanden per jaar de wereld rondreist. Tijden die hij vergelijkt met topsport. ‘Vroeg naar bed en geen druppel alcohol.’
Als manusje van alles ben ik begonnen bij mijn vader in de winkel. Koffiezetten, afwassen en broeken vouwen. Ik was toen 12 jaar oud. In de winkel werken vond ik veel leuker dan op school zitten, dus besloot ik, met toestemming van mijn vader, op mijn 17de fulltime in het bedrijf te gaan werken.”
Inmiddels is Martijn Lusink 28 en verantwoordelijk voor de inkoop en de uitstraling van de Oger-winkels. Zo bedenkt hij nieuwe concepten voor de etalages van alle vestigingen in Nederland. Daarnaast is hij ook nauw betrokken bij het ontwerpen van bedrijfskleding voor onder meer Holland Casino en Transavia.
“Alles bij elkaar is dat best een grote verantwoordelijkheid. Ik moet om dit allemaal te kunnen doen heel zuinig met mijn tijd omgaan. Daarom heb ik sinds kort een assistent.
Dat is voor mij een hele grote stap geweest. Hij zal taken van me over gaan nemen. Ik heb lang moeten zoeken naar een ‘tweede Martijn’, want ik werk erg op mijn intuïtie en dat is een vaag begrip.
“Drie maanden per jaar vlieg ik de wereld rond. Vooral naar New York en Italië om de verschillende collecties in te kopen. De meeste tijd ben ik kwijt aan het reizen. Wachttijden, vertragingen, files, allemaal ongelooflijk zonde van mijn tijd en fysiek slopend. Ik droom regelmatig van een privéjet, dat zou erg veel frustratie en tijd schelen.
“Als ik in zo’n inkoopperiode zit, werk ik zeven dagen in de week. Dat kan je vergelijken met topsport. Ik ga dan elke avond vroeg slapen en drink geen druppel alcohol, anders houd ik het niet vol.
“Als ik in Nederland ben werk ik gewoon vijf of zes dagen in de week. We zitten nu in een rustige tijd, alles wat we hebben ingekocht, proberen we zo goed mogelijk aan klanten te presenteren. Etalages maken en de nieuwe collecties laten zien aan het publiek. Dat is heel spannend, want het moet natuurlijk wel aanslaan.”