Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

De Carlyle-connectie

Ze mogen spelen met veel geld, ze hebben vriendjes in het Witte Huis en zitten tot over hun oren in de booming defensie-industrie van de Verenigde Staten. Liefhebbers van complottheorieën kunnen hun hart ophalen aan de Carlyle-groep.

Of hij nou 'holy shit' of 'Allah akhbar' heeft geroepen, vast staat dat Shafig bin Laden, een van Osama's vele broers, de schrik om het hart moet zijn geslagen toen hij de gebeurtenissen van 11 september 2001 op televisie zag. Nota bene terwijl hij in een hotelkamer stond tijdens de jaarlijkse conferentie van Carlyle-groep, in de Ritz-Carlton in Washington, DC. Om nog maar te zwijgen van de blikken van zijn gezelschap, bestaande uit Frank Carlucci (Ronald Reagans minister van Defensie) en James Baker III (Bush seniors minister van Buitenlandse Zaken)
“Ze zijn groot en ze zijn stil,” schrijft defensieblad Jane's Defense Weekly over de Carlyle-groep, een van de grootste en machtigste private beleggingsmaatschappijen, die grote bedrijven of divisies daarvan koopt en voor grote winsten verkoopt. Aan publiciteit heeft de organisatie, die dubieuze connecties heeft met het Midden-Oosten en het Witte Huis, een broertje dood. Met superbelegger George Soros, de Saoedische Prins Alwaleed bin Talan bin Abdul Aziz Alsaud en tot voor kort de Bin Laden-familie als klant is de in Washington gevestigde beleggingsmaatschappij een van 's werelds machtigste maar onbekendste investeringsmaatschappijen.

De loonlijst van Carlyle wordt bevolkt door de machtigen der aarde. Behalve Carlucci en Baker zijn George Bush senior, Fidel Ramos en Anand Panyarachun (voormalige presidenten van respectievelijk de VS, de Filippijnen en Thailand) aan de Carlyle-groep verbonden. Ook de Britse oud-premier John Major staat voor zo'n 170.000 euro op de loonlijst. Daar moet hij jaarlijks 28 dagen voor opdraven. Generaal Shalikashvili, Bill Clintons opperhoofd van het leger, neemt genoegen met een adviserende rol.

Insiders
De Carlyle-groep werd in 1987 opgericht door David Rubenstein, oud-medewerker van president Carter, en William Conway Junior, een topman in de telecomwereld. Hun idee was rijke particulieren en organisaties van lucratieve beleggingen te voorzien. De groep ontleent zijn naam aan het hotel waar de oprichters hun samenwerking verzegelden, het Carlyle in New York.
De eerste twee jaren na de oprichting gingen verloren aan slecht gekozen investeringen, waardoor de groep bespot werd als een stel Washingtonse amateurs. Pas toen Frank Carlucci zich na een termijn als minister van Defensie onder Reagan bij hen aansloot, nam Carlyles naam een hoge vlucht. Carlucci richtte het vizier van de Carlyle-groep op de Amerikaanse defensie-industrie, een markt waar destijds jaarlijks 150 miljard dollar in omging. Carlyle begon met het kopen van defensieondernemingen om ze na een grondige herstructurering te verkopen aan giganten als de vliegtuigbouwers Boeing en Lockheed Martin. Maar ook ondernemingen in de telecom- en luchtvaarthoek, allemaal sterk afhankelijk van overheidsregulatie, werden een aantrekkelijke prooi voor Carlucci en zijn partners. Met Carlucci aan het roer specialiseerde de groep zich op het duistere terrein waar de politiek in Washington, nationale veiligheid en privé-kapitaal elkaar ontmoeten.
Met het hoofdkantoor in Washington strategisch geplaatst op Pennsylvania Avenue, halverwege het Congres en het Witte Huis, heeft de groep een indrukwekkende rij politieke insiders aan zich weten te binden. Zij lenen hun naam, hun inzicht in de overheid en vooral hun onbetaalbare persoonlijke netwerken aan Carlyle. “Die bekende namen worden gebruikt om met lezingen en etentjes rijke investeerders te lokken.

De welgestelden van deze wereld houden ervan om met macht geassocieerd te worden. De aantrekkingskracht van een voormalige president is onweerstaanbaar,” aldus een analist. Na een moeizaam begin groeide Carlyle uit tot een partij waarmee rekening gehouden moet worden. Zelfs naar Wallstreet-maatstaven beheert Carlyle een behoorlijke pot geld, zo'n 14 miljard dollar. Vorig jaar werd medeoprichter Conway door collega's tot een van Amerika's beste investeerders uitgeroepen. De groep heeft meerderheidsbelangen in 164 bedrijven die in totaal zo'n 70.000 mensen aan het werk houden. En de klanten zijn zeer tevreden. Hoewel Carlyle 20 procent provisie in eigen zak steekt, wist het de rijken der aarde de afgelopen jaren gemiddeld op 36 procent rendement over hun geïnvesteerde geld te trakteren. Hoewel woordvoerder Chris Ullman er steeds op hamert dat de deelnemingen van Carlyle uiteenlopen van de recentelijk doorverkochte Franse krant Le Figaro tot het bedrijf dat de flesjes voor de frisdrank Dr Pepper levert, is het toch de defensietak die alle aandacht opeist en waar het grote geld verdiend wordt.

Kanon
Toen de twee torens van het World Trade Center instortten, schoten de vooruitzichten voor de Carlyle-groep juist omhoog. Carlyle bezet met haar belangen de elfde plaats in Amerika's defensie-industrie en oorlogstijd is dus dé tijd om geld te verdienen. President Bush propt z'n arsenaal voller dan tijdens de donkerste dagen van de Koude Oorlog en geen wapentuig lijkt te extravagant om op de boodschappenlijst te belanden. Via de juiste connecties moet een deel van deze stijgende defensie-uitgaven haar weg richting de Carlyle-groep vinden. Dat lijkt aardig te lukken, al lijkt de manier waarop niet altijd zuivere koffie.

Nog geen maand na de aanval op Afghanistan bracht Carlyle haar kroonjuweel United Defense – al jaren in de portefeuille – naar de beurs. De oorspronkelijke investering van 130 miljoen dollar leverde in één klap 900 miljoen dollar op. De toekomst van United Defense op de New Yorkse beurs hing af van overheidsopdrachten voor de controversiële Crusader, een loodzwaar verplaatsbaar kanon dat tien enorme kogels per minuut over een afstand van veertig kilometer kan schieten. De Crusader is ontworpen om Russische tanks te vernietigen in geval van een conventionele oorlog in Europa. Het stond al jaren op de nominatie om geschrapt te worden van het Pentagon, waar het beschouwd werd als een relikwie uit de Koude Oorlog, te zwaar en te log voor de oorlogen van vandaag.

Als presidentskandidaat maakte Bush zelfs grappen over het wapen om zijn hervormings-plannen voor een moderner leger te onderstrepen. Het feit dat minister van Defensie Donald Rumsfeld de Crusader toch op de rails hield en zelfs liet doorschemeren dat hij er waarschijnlijk 480 – kosten: vijf miljard dollar – wilde aanschaffen, lijkt onlogisch. Maar het maakte wel een uiterst lucratieve beursintroductie van United Defense mogelijk. Enkele maanden later trok Rumsfeld alsnog een streep door de Crusader. Het aandeel United Defense daalde met 20 procent, maar Carlyle had de buit al binnen.
De handelwijze van Rumsfeld en met name zijn timing zorgden in Washington voor veel opgetrokken wenkbrauwen. Dat United Defense ondanks de onzekere vooruitzichten toch naar de beurs gebracht kon worden, wijst op invloed van de Carlyle-groep in Washington. Lobbyisten merken op dat Carlucci en Rumsfeld goede vrienden zijn sinds ze samen in een worstelteam van de Princeton Universiteit zaten. Carlyle-woordvoerder Ulmann wenst dat soort insinuaties te ontzenuwen. “Carlucci lobbyt niet.

En wie Rumsfeld kent, weet ook dat lobbyen bij hem niet veel zal uitrichten.” Nu blijft het in Washington altijd onduidelijk waar het drinken van een kop koffie eindigt en lobbyen begint. Carlucci mag dan niet lobbyen, de archieven van het ministerie van Defensie en het Congres maken duidelijk dat de dochters en deelnemingen van Carlyle hardnekkig en veelvuldig strategische cheques blijven uitschrijven. Een jaar nadat Carlyle United Defense had gekocht, werd er bijvoorbeeld een politiek actiecomité opgericht dat in totaal zo'n 300.000 dollar doneerde aan politici met een bepalende stem in de toekomst van de Crusader.

Belangenverstrengeling
Ook Carlyles verhouding met het Witte Huis roept vraagtekens op. Kort nadat Bush senior de deur van het Witte Huis achter zich gesloten had, wist de Carlyle-groep hem binnen te halen. Vriend, zakenpartner en zijn voormalige minister van Buitenlandse Zaken James Baker III had net een leidende positie binnen Carlyle geaccepteerd. Bush junior belandde tegelijkertijd in de raad van commissarissen van Caterair International, een Texaans cateringsbedrijf voor de luchtvaartindustrie en een van Carlyles eerste aankopen. Sindsdien hebben enkele besluiten van de huidige president Bush verbazing gewekt. Zo verbrak zijn regering al in haar eerste weken de contacten met de leiders van Noord-Korea. Het was een memo van vader Bush die zijn zoon ervan moest overtuigen voorlopig de dialoog met het land voort te zetten. Peter Eisner, de baas van het Center for Public Integrity, die als waakhond belangenverstrengelingen in Washington in de gaten houdt, wees op de belangen van de Carlyle-groep in Korea. Bush senior was ingehuurd om een ingang in de Zuid-Koreaanse markt te vinden waar Carlyle bezig was met een uitkoop van de KorAm Bank en het telecombedrijf Mercury. Enige rust in de relatie tussen Noord- en Zuid-Korea kon geen kwaad.

Carlyle-oprichter Rubenstein beet in het blad Fortune van zich af. Het beeld dat de Carlyle-groep via vader Bush een luisterend oor bij zoon W. heeft, zou onzinnig zijn. De voorlichter van Bush senior laat weten dat 'de rol van de oud-president binnen de Carlyle-groep niet verder gaat dan het geven van incidentele lezingen'. Lezingen waar hij wel de gemiddeld tachtig- tot honderdduizend dollar per keer voor ontvangt.
De warme relatie van Bush senior met de leiders in Saoedi-Arabië kon ook geen kwaad. Met de Golfoorlog had de toenmalige president voorkomen dat de fortuinen van de koninklijke familie werden opgeslokt door Saddam Hussein. Als dank sleepte de Carlyle-groep een opdracht van zo'n vijftig miljoen dollar per jaar in de wacht om de Nationale Garde van Saoedi-Arabië te trainen. Ook adviseert de groep de koninklijke familie over een lucratief economisch programma dat Amerikanen die wapens aan Saoedi-Arabië verkopen, verplicht een deel van hun inkomsten naar dat land terug te sluizen. Veelal via bedrijven verbonden aan de koninklijke familie.

Waakhonden
Carlyles connecties met de huidige regering en de warme relatie met enkele prominente Saoedi's hebben de waakhonden in Washington op scherp gezet. Hoewel het Center for Public Integrity wacht met het uitspreken van verdenkingen totdat die met feiten onderbouwd zijn, vinden anderen harde bewijzen overbodig. De schijn van belangenverstrengeling moet in hun ogen doodgewoon voorkomen worden. “Bush senior zou zich moeten afvragen of hij deel van een onderneming wenst te zijn waarvan de resultaten beïnvloed worden door besluiten van zijn zoon,” vindt Larry Noble, directeur van de Center for Responsive Politics. Toch weet de Carlyle-groep bijna moeiteloos beschuldigingen van belangenverstrengeling te bezweren. Zo werd de relatie met de vermogende Bin Laden-familie, die het zwarte schaap Osama al jaren geleden heeft uitgestoten, onder publieke druk en om 'imagoredenen' na 11 september in alle stilte verbroken. En ondanks alle bedenkingen is Carlyle in de ogen van de wet brandschoon. Oud-politici moeten in Amerika verplicht een jaar lang afstand houden van lobbyactiviteiten die raakvlakken vertonen met hun voormalige politieke functie. Daarna zijn zij vrij om hun politieke verleden te gelde te maken.

Koorddansen
De huidige regering Bush schrikt er niet voor terug om politiek en zaken te combineren. Vice-president Cheney laadde in de afgelopen maanden de verdenking op zich dat oude zakenvrienden meer dan een luisterend oor bij hem vonden voor de totstandkoming van Amerika's huidige energiebeleid. Sinds de val van energiegigant Enron, met al zijn politieke verstrengelingen, kan een dergelijke overvloed aan wederzijdse vrienden een pr-probleem opleveren. De Carlyle-groep zal zich wel altijd tegen beschuldigingen van belangenverstrengelingen moeten verdedigen en zal wel nooit iedereen overtuigen dat hun zaken in achterkamertjes werkelijk het daglicht kunnen verdragen. Maar het zijn diezelfde connecties die ervoor zorgen dat de cijfers van Carlyle de komende jaren in het zwart blijven.

Gelukkig beheerst de Carlyle-groep het benodigde koorddansen als geen ander. En met een defensiebudget dat in 2007 tot het astronomische bedrag van 451 miljard dollar zal stijgen, vallen met dat kunstje grote prijzen te verdienen. Afwachten daarom wie dit jaar de gastspreker op Carlyles jaarlijkse bijeenkomst wordt. De broers van Osama bin Laden zal men er in ieder geval niet meer tegen het lijf lopen.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.