Honderden gefrustreerde managers grepen in dit onderzoek de gelegenheid om hun hartenkreten aan het internet toe te vertrouwen. Uit al die jammerklachten valt slechts één conclusie te trekken: de BV Nederland is goed verziekt.
Jubelend hebben we het eerste driesterrenrestaurant ten noorden van Wuustwezel verwelkomd, maar daarmee is niet gezegd dat onze nationale eetcultuur op een hoger plan is komen te staan. Neem de bedrijfslunch, die zich nog steeds afspeelt tussen slappe frikadellen en plakken Jonge Goudse uit cellofaan. Zonder gêne noemt een meerderheid van de Nederlandse managers dat menu 'smaakvol'. De rest bestempelt het twaalfuurtje op de zaak heel pragmatisch als 'niet nadelig voor mijn gezondheid'. De firma Michelin heeft hier nog heel wat zendingswerk te verrichten.
Deze en andere trivialiteiten over managers en de omstandigheden waaronder zij werken zijn verzameld door de website van dit blad. Gevraagd naar wat managers irriteert en frustreert tussen negen en vijf, doen zij massaal voorkomen alsof ze de gelukzaligheid zelve zijn. De werksfeer is prima – al die gezellige, toffe collega's zijn dé reden om elke ochtend fluitend naar het werk te gaan. Achterhaalde computers en rammelende bureaustoelen? Nee hoor, de voorzieningen zijn uitstékend, of in elk geval 'werkbaar'. Over het nieuwerwetse dilemma van de werk/privé-balans ook geen onvertogen woord. 'Nergens last van'. Op het eerste oog vallen Nederlandse managers daadwerkelijk in de categorie Happy Workers.
Tot zover de oppervlakkigheden. Wie daar doorheen prikt, en in de sectie 'irritaties en frustraties door management en organisatie' aanbelandt, krijgt een ontluisterend beeld voorgeschoteld van de werkomstandigheden in de (sub)top van het Nederlandse bedrijfsleven. Honderden gefrustreerde managers grepen in dit onderzoek de gelegenheid om hun hartenkreten aan het internet toe te vertrouwen. Uit al die jammerklachten valt slechts één conclusie te trekken: de BV Nederland is goed verziekt.
De grootste ergernis betreft de stroperigheid van de bedrijfsorganisatie. Besluiteloosheid, vertragende inspraakprocedures, eindeloze vergaderingen… het is een godswonder dat er soms nog winst wordt gemaakt. Ruim 60 procent van de Nederlandse managers stoort zich aan de trage besluitvorming in de eigen gelederen. Meer dan de helft van de managers stelt bovendien vraagtekens bij de eigen functie- en taakomschrijving. Een niet onaanzienlijk aantal managers zegt eigenlijk geen idee te hebben wat ze moeten doen. 'De directie is totaal onkundig over mijn handelen,' schrijft een respondent. 'Daarom vul ik zelf mijn werk maar in'. Ziet u die man 's ochtends al gewichtig tegen zichzelf zeggen: 'Wat zullen we vandaag eens gaan doen: reorganisen, innoveren, epibreren?'
De werkelijke steen des aanstoots vormt de kwaliteit van het topmanagement, of eigenlijk het gebrek daaraan. Ruim 38 procent veroordeelt de directie als 'zeer matig' of 'ronduit slecht'. Let wel: hier oordelen managers over hun eigen topmanagers. Voor de volledigheid moet nog worden gezegd dat een dikke 4 procent van de managers de baas als lichtend voorbeeld ziet, maar deze klassieke minderheid van slippendragers vormt op haar beurt weer een bron van ergernis voor een heel leger leidinggevenden dat ergens bungelt tussen middenkader en subtop. Dat slag managersvolk geeft massaal aan dat de besluiteloosheid, het gebrek aan organiserend vermogen en het korte-termijndenken van hun topbestuurders veel van de arbeidsvreugde wegneemt.
Een flinke minderheid van de managers ergert zich groen en geel. So what, zou je kunnen redeneren, zolang de meerderheid maar tevreden is. Daar zit hem nu juist de kneep. De jammerklacht over die groep van één respondent laat aan veelzeggendheid niets te wensen over: 'Ik help zowel de lamme als de blinde. Da's gebruikelijk in mijn bedrijf'. Een dergelijke werksfeer is niet alleen een vruchtbare voedingsbodem voor individuele irritaties en frustraties, maar juist ook voor verwaarlozing van menselijk kapitaal, algehele inertie ten aanzien van de werkprocessen, en – het grootste gevaar – het intern gedogen van incompetentie. Dat laatste is natuurlijk héél Nederlands, maar daarmee niet minder zorgwekkend.
Door 'exhibitionistische zelfverrijking', matige beursprestaties en crisisonbestendigheid had de Nederlandse bestuursvoorzitter de afgelopen maanden al een flink paar sporten op de maatschappelijke ladder moeten inleveren. De omstandigheid dat hij achterblijft met een aanzienlijk reservoir diep gefrustreerd bedrijfskader maakt de ontmaskering compleet.