Het is zondag 20 juni. Na een nacht te hebben gereden komen we rond 11 uur ´s ochtends aan bij het klimcentrum van Cave in Nieuwegein
Familie en vrienden, sommigen met spandoek, verwelkomen ons met applaus, felicitaties en tranen. Binnen sluiten we de tocht af met champagne, speeches van de organisatoren en een diapresentatie met de mooiste foto’s van de afgelopen week. Het geeft een onwerkelijk gevoel om de deelnemers op het projectiescherm te zien buffelen in de sneeuw, met verweerde gezichten waar vermoeidheid vanaf straalt, maar ook enthousiasme. Afscheid nemen valt zwaar. We hebben als groep een tocht gemaakt die ons dichter bij elkaar heeft gebracht en ons heeft laten zien dat een mens fysiek tot veel meer in staat is dan je zou denken. Of zoals deelnemer Jan Willem Gille het zo mooi uitdrukte: “ik ben nog nooit op zo’n grote hoogte geweest en tegelijkertijd zo diep gegaan.”
Natuurlijk, de top hebben we niet gehaald. Maar was de tocht daarmee minder geslaagd? Een rondgang langs de acht managers leert dat daar geen sprake van is. De top van de Mont Blanc is slechts 3 maanden per jaar te beklimmen, waarvan een groot aantal dagen afvalt wegens te slecht weer. Vrijdag 18 juni 2004 bleek helaas een van die dagen te zijn. ´s Ochtends heeft een andere expeditie de top nog wel bereikt, maar tegen de tijd dat wij de 4.700 meter grens passeerden was de wind flink aangetrokken. De aanvoeltemperatuur was gedaald tot zeker 20 graden onder nul. De gidsen moesten de keuze maken om ons de laatste 100 meter (nog een uur klimmen) te laten afleggen, of niet. Fysiek konden we het wel aan, maar het zou de tocht met 2 uur hebben verlengd. De afdaling aan de andere kant zat er niet meer in vanwege de zware wind, zodat we alleen via de langste route weer naar beneden konden.
Frédéric, onze hoofdgids, benadrukt dat de tocht die nu is gemaakt moeilijker was dan die in de planning stond. Niet slecht voor een groep getrainde maar onervaren Alpinisten. “Voor het thuisfront is het moeilijk uit te leggen dat je de top niet hebt gehaald,” weet Fréd uit eigen ervaring. “Zij zien dat als een niet geslaagde tocht. Maar vertel andere klimmers hoe de omstandigheden waren en je wordt op je schouder geklopt met een felicitatie. Het is niet de top die het belangrijkste doel is, maar de manier waarop je als groep jezelf voorbereidt, hoe je samen de route aflegt. In de bergsport gelden hele bijzondere normen en waarden, je maakt als team keuzes om samen tot een mooie beleving te komen. We hadden misschien drie van jullie op de top kunnen zetten, maar het was die dag belangrijker om twaalf man heelhuids thuis te krijgen.” Jasper ter Braak kan zich hier wel iets bij voorstellen. “Ik wilde eerst in mijn bedrijf uitleggen hoe mooi het is om naar een doel toe te werken, en nu moet ik straks gaan uitleggen dat de top niet het hoogste doel is. Dat wordt nog een lastige”