Na de vier crisisveroorzakers banken, verzekeraars, hedgefondsen en kredietbeoordelaars, is nu het vizier gericht op de accountants. Conclusie: de sector moet volledig op de schop.
Brussel koerst aan op een aantal rigoureuze ingrepen, zoals een verbod op adviesdiensten, het opknippen van de grote kantoren en het samenvoegen van kleine partijen. Dat blijkt uit de discussienota 'het Groenboek van de Europese accountantsmarkt' van de Europese Commissie (EC).
De EC is niet de enige die kritiek uit op het functioneren van accountants. Het blijft moeilijk te begrijpen hoe de grote kantoren voor en tijdens de financiële crisis goede verklaringen konden afgeven aan kwakkelende banken. Ook de boekhoudfraude-schandalen bij Enron, Worldcom, Parmalat en Ahold staan nog vers op het netvlies. Recent concludeerde toezichthouder AFM al dat de grote accountants niet kritisch genoeg zijn en dat hun werk slordig is. Kamerleden eisen een einde aan de ‘afvinkmentaliteit’ en volgens Gert Smit, voormalig directeur van de beroepsorganisatie voor accountants, het Nivra, zijn de grote kantoren te veel gericht op hun businessmodel. Met als gevolg dat de maatschappelijke functie van de rekenmeesters deels is ondergesneeuwd.
Systeemrisico van accountants
Uit de discussienota van de Europese Commissie blijkt bovendien dat de sector niet alleen steken heeft laten vallen in aanloop naar de financiële crisis, maar ook zelf grote risico’s met zich meebrengt. Een systeemrisico, vergelijkbaar met die van de bancaire wereld, hangt als een zwaard van Damocles boven de accountantswereld, zegt eurocommissaris Michel Barnier van interne markt in de discussienota.
Volgens Barnier zijn de grote kantoren na twee decennia van consolidatie, nu zelfs nog groter geworden. Een faillissement van een groot accountantskantoor zou de markt ernstig ontwrichten. Om dit te voorkomen moeten er faillissementsscenario’s worden gemaakt voor internationale spelers, aldus de Europese Commissie.
‘Cultuur van concurrentievoordeel voor grote vier’
Vier grote kantoren domineren al jaren het speelveld: Ernst & Young, KPMG, Deloitte en PwC. De grote vier hebben in de Europese Unie meer dan 90 procent van de markt voor controle van cijfers van beursfondsen in handen, aldus Barnier.
Maar de schaalgrootte van die vier betekent niet automatisch dat deze kantoren het veel beter doen dan hun concurrenten, zegt Marcel Pheijffer, hoogleraar Accountancy aan Nyenrode Business Universiteit en aan de Universiteit Leiden in de deze week verschenen MT Finance Gids.
Volgens Pheijffer is binnen overheid en bedrijfsleven een cultuur ontstaan die aan de grote vier accountancykantoren concurrentievoordelen biedt. “Die cultuur dicteert dat bepaalde opdrachten altijd aan een big four-kantoor worden uitbesteed, ook als dat qua inhoud of schaalomvang van die opdrachten niet noodzakelijk is. Het zou goed zijn als er wat dat betreft een cultuuromslag zou komen.”
Commercie boven maatschappelijke functie
“Het valt moeilijk te ontkennen dat commercialiteit is gaan prevaleren boven de maatschappelijke functie van de accountancy”, zegt Guido Klüth, compliance officer bij KPMG recent in het Financieele Dagblad (FD).
Het verdienmodel van de vier grote kantoren leunt zwaar op twee belangrijke pijlers. Advies is er één van. Maar het echte geld wordt onder in de organisatie verdiend, waar een grote groep jonge, goedkope bedrijfseconomen op de klanten wordt losgelaten. Hoe meer medewerkers een partner namelijk heeft, hoe hoger zijn winst. Het verloop van dit jonge personeel is echter bijzonder hoog. Uit recent onderzoek van Joost van Buuren van Nyenrode blijkt dat elk jaar liefst 20 procent van de jonge controleassistenten z’n team verlaat. Een omloopsnelheid die drie keer zo hoog ligt als bij de kleinere accountantskantoren. Bijna de helft vertrekt zelfs binnen twee, drie jaar.
Kwaliteit en perceptie
Dit is een groot nadeel voor de te controleren bedrijven die telkens een nieuwe controleur krijgen, wat de kwaliteit van de cijfercheck niet ten goede komt. Daar komt bij dat de partners in veel verschillende bedrijfstakken werken en zich dus niet echt specialiseren. Uit het onderzoek van Nyenrode blijkt dat slechts 11 procent van de partners bij grote kantoren in één bedrijfstak werkt. Meer dan de helft zit in drie of vier sectoren.
Volgens strategiehoogleraar Bob de Wit blijft het systeem van de grote vier, ondanks vraagtekens die bij dit beleid te zetten zijn in stand, vanwege de perceptie dat deze kantoren kwaliteit bieden, zo zegt hij in het FD.
‘Groot zijn maakt goed’
Giljam Aarnink, binnen de raad van bestuur van Ernst & Young Nederland en België verantwoordelijk voor de accountancydiensten, stelt in de MT Finance Gids dat de big four juist vanwege hun grootte kwaliteit bieden. Ze kunnen naar zijn idee simpelweg beter dan andere kantoren investeren in de kwaliteit van hun dienstverlening. Daar komt volgens Aarnink bij dat de grote vier door hun omvang slagvaardiger inspelen op ontwikkelingen binnen het vakgebied, zoals globalisering.
Om op die trend in te springen heeft Ernst & Young bijvoorbeeld de 87 landenorganisaties die ze hadden, recent teruggebracht tot 12 subareas waar elk tussen de 5.000 en 6.000 mensen werken. “Zo hebben we het aantal bestuurslagen gereduceerd en snellere besluitvorming mogelijk gemaakt.”
Een andere reden waarom de grote vier de grote vier zijn, is volgens Aarnink dat ze vaker dan andere kantoren naar buiten treden met eigen onderzoek, wat hun reputatie en daarmee populariteit vergroot.
Daar komt bij dat de kleinere kantoren sommige klussen liever niet op zich nemen vanwege de grote financiële risico’s die er aan kunnen kleven. Zo is de controle van jaarverslagen van beursgenoteerde ondernemingen bij de kleine partijen niet heel populair vanwege de schadeclaims van beleggers die dreigen wanneer er fouten worden gemaakt.
Oligopolie doorbreken
Hoewel de grote vier hun reputatie en omvang volgens Giljam Aarnink van Ernst & Young dus mee hebben, grijpt Brussel de financiële crisis nu aan om de oligopolie van de vier te doorbreken. “De crisis heeft de tekortkomingen in de auditsecor blootgelegd”, aldus de Europese Commissie. Geen verrassende conclusie. Wel opvallend is de scherpte waarmee Brussel nieuwe financiële risico’s voor de toekomst wil beperken. Naast de eerdergenoemde ingrijpende maatregelen, wordt een Europees beursfonds als het aan Barnier ligt in de toekomst ook verplicht om twee verschillende accountantskantoren in te huren. Daarvan moet tenminste één partij geen systeemkantoor zijn.
Draagvlak voor een stevige aanpak van de sector lijkt er wel te zijn. Hoewel van binnenuit nog voorzichtig wordt gereageerd op de nieuwste plannen, schreef ING eerder deze week al in een sectorstudie dat de accountants aan de vooravond van een ommekeer staan. Volgens ING moet het huidige prijs- en verdienmodel op de schop. De kantoren zitten in een lastige spagaat omdat ze enerzijds hun bediening van bedrijven moeten differentiëren per klantgroep en anderzijds de processen zoveel mogelijk moeten standaardiseren om de kosten laag te houden. Stijgende kosten, druk op de tarieven door concurrentie tussen de grote vier onderling en het trage economisch herstel ondermijnen het huidige verdien- en prijsmodel.
Debat over toekomst
Wat er precies gaat gebeuren met de sector is de vraag. Het discussiestuk dat nu door de Europese Commissie is gelanceerd, geeft in elk geval een flinke slinger aan het debat en heeft de toon vast gezet. De grote accountants houden voorlopig nog de kaarten tegen de borst en reageren voorzichtig maar wel kritisch op de plannen. Tot 8 december 2010 hebben partijen de tijd om de Europese Commissie hun reactie voor te schotelen. Mede op basis van deze reacties besluit de commissie in de loop van 2011 definitief welke maatregelen worden genomen. Eén ding is vast duidelijk, voor de Europese Commissie is in deze discussie geen enkel onderwerp taboe.