Is het u ook opgevallen? Nederlandse bestuursvoorzitters zijn weer terug in de kast gekropen. Net nadat zij de afgelopen jaren hun traditionele schuwheid voor de media van zich hadden afgeschud. Schoorvoetend, dat wel, maar de overtuiging dat aandeelhoudersdenken moeilijk samengaat met corporate autisme won onmiskenbaar terrein. Des te vreemder dat onze topmanagers zich sinds kort weer verschansen in hun bestuurskamers. Weer zo'n effect van een tegenvallende conjunctuur?
Ineens stonden ze in de rij bij Buitenhof, Nova en Barend & Van Dorp, goedlachse bestuursvoorzitters die openhartig wilden debatteren over transparantie, zakelijke ethiek, leiderschap en nog zo wat van die vage thema's. In onalledaagse standjes lieten zij zich fotograferen voor glossy tijdschriften. Een enkeling was nota bene bereid op vragen over zijn privéleven in te gaan. Daar is resoluut een einde aan gekomen. Zelfs Harry Mens moet op zondagochtend weer genoegen nemen met restauranthouders en zeefdrukkers.
Adviseurs van de oude stempel beweren nog steeds dat het beste mediabeleid neerkomt op het zoveel mogelijk mijden van de pers. Curieus genoeg wint die gedachte weer terrein. De economie stagneert, de beurs zakt in, bedrijfsschandalen liggen op de loer, dus… mondje toe. Tot zover klopt de redenering. Alleen: een beetje bedrijf zit tegenwoordig opgescheept met flink wat shareholders en minstens zoveel stakeholders. Wie de communicatielijnen met die belangengroepen verbreekt, plaatst zichzelf buitenspel.
Toegegeven: het is een stuk comfortabeler om de zeepkist te bestijgen in tijden van florerende winstcijfers, uitbundige investeringsrondes en fraaie dividenduitkeringen. Met zoveel wind in de rug valt het niet eens zwaar om ook de media te trakteren op een portie zakelijk exhibitionisme. Onder dit soort prettige omstandigheden draafden directielieden de afgelopen jaren met steeds minder gêne op voor krant, radio en tv. Media-adviseurs van het nieuwe slag hadden hen listig die kant uit gedreven. 'Laat je zien, laat je horen; de ceo van vandaag is een mediaster, wiens publieke verschijning van grote betekenis is voor de aandeelhouderswaarde.'
De nadrukkelijke afwezigheid in de media van topbestuurders vandaag de dag geeft te denken. Alsof er werkelijk niets van enig belang in hun ondernemingen gebeurt.
Natuuurlijk is dat niet zo. Er wordt gereorganiseerd bij het leven, nieuwe bedrijfsstrategieën worden uitgedacht, er wordt hoog spel gespeeld met de huisaccountant. Maar de media – en via die kanalen alle direct belanghebbenden – worden gemeden als de pest.
Nog geen twee jaar terug kon elke lokale tv-zender een KPN-bobo in de studio krijgen om tekst en uitleg te geven bij de wilde toekomstplannen van het bedrijf. Nu heerst er een openbaar spreekverbod. Nuchter beschouwd valt er wel wat voor te zeggen, om juist nu een periode van radiostilte in acht te nemen. Geen woorden, maar daden. Alleen valt dat praktisch niet vol te houden. KPN-werknemers zijn ten einde raad – de top heeft voor het gemak ook maar de stekker uit de interne communicatie getrokken – waardoor inmiddels ook het laatste greintje toewijding verdwenen is. De stakkers moeten het doen met speculatieve spookverhalen uit de pers, wat de media – bij gebrek aan hooggeplaatste bronnen in het bedrijf – niet kwalijk te nemen is.
De enkeling die nog wel in het openbaar tracht te communiceren, gedraagt zich steeds vaker als een kat in het nauw. Tijdens een radiointerview vorige week verweet bestuursvoorzitter Jan Dalhuizen van Andersen Nederland de vaderlandse media moedwillig het Enron-debacle op zijn Amerikaanse confrères af te schuiven. Als die persmuskieten er toch niets van begrijpen, bedoelde de topaccountant, laat ze dan zwijgen. Jammer dat hij intussen verzuimde om voor het oor van de natie zijn eigen lezing van de affaire te geven. 'Met Amerika is afgesproken om verder geen mededelingen te doen,' prevelde hij nog.
Elk managementboek meldt op pagina 3 dat communicatie tachtig procent van het werk is. Handig, die wetenschap. Met name voor als het even wat minder lekker gaat.