Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Chinese droom

De Chinese universiteiten leveren dit jaar drie miljoen doctorandussen af. Een record. Maar ondanks de enorme concurrentie op de arbeidsmarkt overheerst bij de Chinese ‘cappuccinogeneratie’ een Amerikaans aandoend optimisme.

De drie studentes in strakke poloshirts willen maar wat graag met hem op de foto. Ook al staat hij nog in de bamboesteigers. Ook al moeten de bouwvakkers zijn vastberaden pose nog vervolmaken. De meisjes zijn niet de enigen. Tientallen jonge mensen hebben op deze lome zondag de heuvel van het Flying Kite Square in de Chinese miljoenenstad Shenzhen beklommen. Ze staan in de rij om zichzelf voor het standbeeld van oud-partijleider Deng Xiaoping te laten fotograferen.
Vreemd eigenlijk, want vraag het deze twintigers voor de vuist weg, en allemaal zullen ze zeggen dat ze van politiek niets moeten hebben. Dat het ze niet interesseert wat er in het verre Beijing wordt besloten. Dat ze naar Shenzhen zijn gekomen omdat ze hier hun privé-droom waar kunnen maken. De droom van een mooie baan, een eigen huis, en een auto voor de deur. Noem ze de cappuccinogeneratie. De Gucci-generatie. Of de hightech-generatie. Wat deze generatie jonge Chinezen anders maakt dan de voorgaande? Het is de eerste groep die opgroeide zonder herinneringen aan grote roerganger Mao. Die volwassen werd in een aaneengesloten periode van economische groei. Het is een generatie die de moderne tijd omarmt. Die liever een dure cappuccino bestelt bij de Amerikaanse koffieketen Starbucks dan een traditionele kop groene thee drinkt. Die liever bij een buitenlands bedrijf werkt in de private sector, dan voor de ambtelijke dienst van de staat. De toekomst zien ze met bijna Amerikaans optimisme tegemoet. Ze zijn net afgestudeerd van de universiteit en klaar om hard te werken, rijk te worden, en wie weet, de wereld te veroveren.
Waarom ze dan toch met het standbeeld van de oude partijleider op de foto willen? De meesten van hen werden geboren in de periode dat Deng Xiaoping het startschot loste voor de economische hervormingen. Hij was het die in 1980 Shenzhen uitriep tot de eerste speciale economische zone in China. Hij was het die het experiment aandurfde met de kapitalistische economie waar zij nu de vruchten van plukken.

Koelkast

Toby (23) is een van de drie miljoen Chinezen – een recordaantal – die het afgelopen jaar afstudeerden. Zodra hij zijn studie in een afgelegen provinciehoofdstad had afgerond, stapte hij op het vliegtuig naar Shenzhen. Dat was een week geleden. Trots geeft hij nu een rondleiding door zijn appartement, in een van de oudste woonblokken van de stad – bouwjaar: 1980. Veel is er nog niet te zien. In de slaapkamer ligt een matras. De ruime woonkeuken is bijna helemaal leeg, op een opengeklapte campingtafel na. In een hoekje glimt een enorme en gloednieuwe koelkast.
De verhuizing naar Shenzhen was een droom die uitkwam, vertelt Toby op het getraliede balkon. Stoelen zijn er nog niet, we zitten op piepkleine plastic krukjes. “Toen ik vorige week landde op het vliegveld, was ik enorm opgewonden. Ik voelde me zoals een Chinees zich gevoeld moet hebben die een eeuw geleden naar Amerika emigreerde.”Als kind, toen hij nog in een provincieplaats in de afgelegen provincie Hubei woonde, hoorde Toby de volwassenen al over Shenzhen praten. Daar, zo gonsde het overal in China, kon je zomaar rijk worden. Vijfentwintig jaar geleden woonden er dertigduizend vissers, nu heeft de stad zeven miljoen inwoners. “Dit is de stad van de onbegrensde mogelijkheden,” vertelt Toby. “Hier kun je zo een goedbetaalde baan vinden.” In de beginjaren kwamen er vooral onopgeleide boeren naar de stad. Ze kwamen van heinde en verre om er als goedkope arbeidskrachten speelgoed, schoenen en kleding te fabriceren. De laatste jaren doet de stad haar best om uit te groeien tot hightech-centrum. Toonaangevende universiteiten hebben er een filiaal. In het promotiemateriaal heeft het stadsbestuur beelden van fabrieksmeisjes achter de lopende band geweerd. Foto’s van serieuze dames achter geavanceerde microscopen en computerterminals moeten de bezoeker overtuigen dat het ernst is met de ambities. Toby’s arbeiderswoonblok doet inmiddels bescheiden aan, tegen de skyline van groene glaskolossen en gouden spiegeltorens die de laatste jaren is verrezen. Het optimisme van Toby en zijn generatiegenoten staat niet op zichzelf. In alle grote steden van de Chinese oostkust heerst een bijna besmettelijk vooruitgangsgeloof. Tot voorkort ondenkbare publicaties als de Forbes-lijst met de 100 rijkste Chinezen bieden de cappuccinogeneratie nieuwe rolmodellen. En ook de Chinese overheid port het vuur graag op. Neem de ruimtevlucht van kolonel Yang Liwei, eind vorig jaar. Dat was in China niet zomaar een wetenschappelijk experiment. De lancering van de Shenzhou V capsule werd aangegrepen voor een groot nationalistisch propagandaoffensief. Kijk eens, zo luidde de boodschap, hoe modern wij zijn! Heus, we zijn geen achterlijk land meer, maar beschikken over moderne technologie! De astronaut was nog niet geland, ergens op de eindeloze graslanden van Binnen-Mongolië, of hij werd met zijn capsule op tournee gestuurd om het hele land te overtuigen. Een maandlang was hij voorpaginanieuws. Bijna dagelijks verscheen hij met zijn blijde boodschap op televisie. Met succes. Ook Toby is trots. “Er zijn maar drie landen in de wereld die dit kunnen. Amerika, Rusland en nu ook China,” vertelt hij. “Het is een aanmoediging voor ons allemaal: laten we de mouwen opstropen, hard werken en dit land opbouwen.” De ruimtereis was niet alleen bedoeld om het moreel van de Chinezen zelf op te krikken. China wil ook de rest van de wereld overtuigen dat het ongekend optimistisch is over de toekomst. Dat China de ambitie had de ‘fabriek van de wereld’ te worden, is bekend. Het rondje om de aarde van Yang Liwei openbaart de ambitie dat China ook het laboratorium van de wereld wil worden. Niet allen Shenzhen, nee, heel China wil serieus genomen worden als technologische grootmacht.

Bruidswinkels

Wandel over de winkelboulevards van Shenzhen, langs Japanse noodleketens, langs illegale cd-winkels, en designerkledingzaken, en één ding springt onmiddellijk in het oog. De bevolking in deze migrantenstad is jong. Gemiddeld 27 jaar, om precies te zijn. Vandaar wellicht ook het grote aantal bruidswinkels in de hoofdstraat. Jonge meisjes klappen in de handen om voorbijgangers naar binnen te lokken. Huwelijksfotografen tonen hun vakbekwaamheid in grote albums: voor de cappuccinogeneratie geen traditionele statische portretjes bij een waterval. Op de dag van je leven laat je je hier vereeuwigen alsof je in een lifestylereclame voor een duur parfummerk speelt. Shenzhen heeft de hoogst opgeleide bevolking van heel China. Rond de 10 procent heeft een universitaire opleiding afgerond – landelijk is dat slechts enkele procenten. En nergens in China liggen de lonen zo hoog als hier. Een afgestudeerde academicus, zo vertelt Toby, verdient hier zo 300 euro in de maand. Dat is iets wat telt voor deze jongeren. Het politiek idealisme van de Tiananmen-studenten uit ‘89 is hen vreemd. Van de Chinese geschiedenis hebben ze geleerd dat hoogdravende collectieve idealen vaak leiden tot honger, geweld en verraad. Het is beter je niet te veel met de algemene zaak te bemoeien. Ze zijn vooral gericht op de eigen carrière. “We zijn allemaal naar Shenzhen gekomen om een beter leven op te bouwen,” zegt Toby. “Iedereen wil eigenlijk hetzelfde: een eigen appartement, een mooie baan en een auto voor de deur. Hoe ambitieus de nieuwe generatie is, blijkt uit een interview met een Chinese moeder en dochter in een krant uit Hong Kong. “Toen ik jong was, wilde ik een arbeider worden,” vertelt de moeder, “ik wilde gewoon een baantje waarmee ik rond kon komen.” “Mijn carrière is het belangrijkste in mijn leven,” antwoordt de dochter. “Voor ik afstudeer, maak ik een uitgekiend stappenplan voor mijn carrière. Helden? Die heb ik niet. Ik geloof alleen in mijzelf.”
Vijf minuten lopen van Toby’s appartement ligt de plek waar hij een groot deel van de dag doorbrengt. Op de tweede verdieping van een gebouw, boven een van de vele nieuwe eethuisjes in de stad en naast de California Red Karaoke, zit een internetcafé. Achter de meeste van de zestig monitoren concentreren tienerjongens zich op de actie op het beeldscherm. Ze rennen door doolhoven, en knallen elkaar ondersteboven. Dankzij de koptelefoon doen ze dat in volledige stilte, die alleen wordt verstoord door het zachte geroffel van toetsaanslagen. Hier en daar heeft iemand ook het venster van een tekstverwerker geopend, of wordt er over het web gesurft “Hier kom ik elke dag om te solliciteren,” vertelt Toby. “Zonder internet kun je eigenlijk geen baan vinden.” Er zijn inmiddels al tientallen carrièreportals in China, die banen voor hoogopgeleiden verzamelen. Toby wil het liefst voor een internationaal bedrijf werken. Bij de staatsbedrijven of op ministeries word je nog altijd in de gaten gehouden, vertelt hij. Daar is het veel belangrijker de juiste contacten te hebben, of zelfs lid te zijn van de communistische partij. “In het bedrijfsleven is dat veel minder belangrijk. Daar kun je carrière maken als je goed bent in je vak.” Zijn zoektocht verloopt totnogtoe soepeltjes, zegt Toby. “Ik ben er nog maar een week en heb volgende week al twee sollicitatiegesprekken. De banen liggen voor het oprapen. Bevalt een baas je niet? Dan stap je toch gewoon op.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

SARS

Toby oogt zo een stuk overtuigder en zelfverzekerder dan zijn Nederlandse leeftijdsgenoten. In Nederland staan kranten vol met berichten over bezuinigingen, overtolligen en reorganisaties. De groeicijfers van de Chinese economie (ondanks de SARS-crisis toch weer 8 procent, afgelopen jaar) lijken Toby gelijk te geven. Maar toch kun je je ook afvragen of het Chinese optimisme wel helemaal terecht is. De afgelopen jaren groeide niet alleen de economie, ook het aantal hoogopgeleiden nam toe. Vier jaar geleden breidde de Chinese overheid het aantal universiteitsplaatsen uit met 680.000. Wat dit jaar leidde tot het record van 3 miljoen afgestudeerden op de arbeidsmarkt. Tot voor kort zagen veel Chinezen ook in een mba-opleiding een mooi opstapje naar een glanzende carrière. Het aantal studenten steeg de afgelopen jaren met 78 procent. Maar liefst 31.000 Chinezen verlaten dit jaar de business school met een diploma. De hype heeft inmiddels geleid tot een wildgroei aan mba-scholen, die lang niet allemaal even goed zijn. De lonen voor hoogopgeleide Chinezen die goed Engels spreken stijgen inmiddels minder snel dan voorheen. Volgens sommigen zijn ze zelfs al aan het dalen. Dit jaar lijkt het tij dan ook enigszins te keren: het aantal vooraanmeldingen bij de mba-opleidingen is aanzienlijk gedaald. Ook is het nog maar de vraag in hoeverre China op korte termijn de claim van het hightech laboratorium waar kan maken. Het is waar, het land produceert al lang niet meer alleen goedkope bloesjes en plastic speelgoed. Ook televisies, dvd-spelers en digitale camera’s rollen er van de lopende band. Er worden computers en mobiele telefoons gemaakt, en Yang Yuanqing, de baas van computerbedrijf Legend, wordt al de Bill Gates van China genoemd. Maar dat de cappuccinogeneratie op korte termijn de jongensclubjes van Google of Apple uit Silicon Valley van de troon zal stoten is niet waarschijnlijk. Voorlopig niet in ieder geval, beweren experts in The Economist. De Chinese firma’s kunnen zich bij lange na nog niet meten met de technologie van IBM of Nokia. De researchafdelingen zijn simpelweg nog niet goed genoeg, en risicokapitaal voor investeringen in vernieuwende technologieën werkt ook nog niet goed.
Anderen vragen zich hardop af of het optimisme over de groei in kuststeden als Shenzhen, Ningbo, Shanghai of Guangzhou eigenlijk niet misplaatst is. Want hoe zit het met het arme achterland? Is de kloof tussen rijk en arm de laatste jaren niet enorm toegenomen? Hoe zit het met de honderden failliete staatsfabrieken? Kunnen de grote steden al die arme werkloze migranten wel opvangen? En hoe zit het precies met de Chinese banken? Kunnen die niet elk moment instorten? Kan de Chinese droom van de cappuccinogeneratie niet elk moment uit elkaar spatten? In Shanghai lijkt niemand zich direct met die vraag bezig te houden. De stad heeft een aantal jaar geleden de rol van Shenzhen als het paradepaardje van de nieuwe Chinese openheid overgenomen. De stad pronkt maar wat graag met zijn internationale contacten. Er wordt een Formule 1-Circuit gebouwd, en op het Volksplein wordt op een grote klok het aantal dagen afgeteld tot de Wereldtentoonstelling in 2010. Zo veel nieuwe wolkenkrabbers zijn er het afgelopen jaar gebouwd, dat eind vorig jaar het alarmerende bericht in de krant verscheen dat de stad aan het verzakken is. Als astronaut en vooruitgangsprofeet Yang Liwei de stad aandoet, is de belangstelling dan ook groot. Een lange slinger mensen staat te wachten voor het moderne Science and Technology Museum. Langzaam schuifelen ze langs de capsule, de parachute, en een vitrine met een speciale postzegel die met de capsule mee de ruimte in is geschoten. Om de spanning op te voeren wordt over het luidsprekersysteem de soundtrack van de Amerikaanse film Star Wars afgespeeld. “Dit was een grote dag voor mij,” zegt een jonge Chinees die in Shanghai bij een buitenlands bedrijf werkt. “Het bewijst maar weer dat als je je droom hard genoeg najaagt, die vanzelf uitkomt.” Precies daarin ligt de kern van het nieuwe Chinese optimisme. Dat de toekomst vol verwachting tegemoet wordt gezien, is immers niets nieuws in de volksrepubliek. Sinds Mao in 1949 de macht overnam is de Zon rood in het Oosten, en werd het leven ieder jaar beter. Nieuw is dat het optimisme nu wordt gekoppeld aan het opkomend individualisme. De les die de bevolking uit Yangs ruimtereis oppikt, is niet alleen het collectieve ‘Wees trots op het moederland’. Keer op keer wordt – ook door de regering – benadrukt, dat de bevolking van Yang kan leren dat je in het nieuwe China je eigen droom waar kunt maken. Niet de overheid, maar – en dat is nieuw in het communistische land – jijzelf bent verantwoordelijk voor je eigen leven. Kijk maar naar Yang. Die had altijd al astronaut willen worden, en dankzij hard werken, een goed karakter en grote toewijding is zijn droom nu uitgekomen. Een paar dagen eerder had Yang Liwei, toen zijn tournee halte Hong Kong aandeed, het zelf zo gezegd. In een propvol sportstadion liet hij zich toejuichen. “Mijn hart klopt nu sneller dan tijdens mijn ruimtereis,” sprak hij vleiend. Vervolgens wendde hij zich tot een aantal studenten die hem mochten interviewen. “Je moet altijd vertrouwen dat je je droom waar zult maken, hoe moeilijk dat soms ook lijkt.” En in een sublieme mix van Amerikaans vooruitgangsoptimisme en ouderwetse communistische zelfkritiek zette hij daarna samen met acteur Jackie Chan het slotlied van de manifestatie in. “Een mens moet zichzelf voortdurend verbeteren”. Het zal de cappuccinogeneratie zeker aanspreken.