Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Carrière maken is aan de 40’er

Als we de deskundigen mogen geloven, is carrière maken in de toekomst voorbehouden aan veertigplussers. De verhalen van drie ambitieuze managers tonen aan dat een loopbaan op leeftijd niet alleen mogelijk is, maar ook zo zijn voordelen heeft

Het bedrijfsleven zal carrièremakers steeds vaker gaan rekruteren onder ouderen. Lees: veertigplussers. Dat is de overtuiging van Willem de Lange, hoogleraar organisatiewetenschappen aan de Universiteit van Tilburg. “Het is een gevolg van een verkrapping van de arbeidsmarkt. We hebben iedereen nodig die kan participeren. Verder zullen mensen langer moeten doorwerken, dus het werk moet aantrekkelijker worden gemaakt. Daarvoor dienen we mensen carrièreperspectieven te bieden, –k na hun veertigste.”
Dit gaat ook op voor werknemers op managementniveau. Als het bedrijfsleven in de toekomst wil kunnen blijven voorzien in goede managers, dan moeten er volgens De Lange geen categorieën worden uitgesloten. “Men moet op dat niveau de scope bij het rekruteren niet langer beperken tot mensen die vanaf het begin een carrière hebben nagestreefd.”

Employability
De woorden van De Lange worden onderstreept door Sven van Bemmel, directeur van Schouten & Nelissen Loopbaan. Alleen constateert hij dat veertigplussers vaak moeite hebben hun rol te bepalen, bijvoorbeeld wanneer ze terugkomen op de arbeidsmarkt na een periode waarin ze deels voor de kinderen hebben gezorgd. “Het heeft doorgaans te maken met de leeftijd in combinatie met het ontbreken van werkritme. Dit beperkt mensen voor hun gevoel.” En dat is niet zo vreemd, want mensen boven de veertig worden volgens Van Bemmel door werkgevers beschouwd als een afgeschreven categorie. “Terwijl ze op die leeftijd juist senioriteit, kennis en efficiëntie hebben ontwikkeld. Hierin schuilt ook de discrepantie tussen vraag en aanbod: oudere werknemers zijn belangrijk voor de continuïteit van een bedrijf, maar als ze solliciteren worden ze bij de eerste brievenselectie al afgewezen.”
In deze situatie dient verandering te komen. Vooral omdat bij jonge mensen het gezin steeds vaker v–r de carrière zal gaan. “Maar dat mag niet betekenen dat zij op latere leeftijd geen kans meer zouden kunnen maken op een succesvolle loopbaan,” aldus De Lange. Het probleem kan volgens De Lange echter niet alleen in de schoenen van de werkgevers worden geschoven. “Werknemers zullen zelf hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Het is belangrijk om, wanneer je besluit parttime te gaan werken, jezelf te blijven ontwikkelen. Zoals de werkgever moet zorgen voor de continuïteit van de onderneming, moet de werknemer werken aan zijn employability om aantrekkelijk te blijven voor de arbeidsmarkt.”

Proactief en flexibel
Ook Van Bemmel wijst nadrukkelijk op het belang van employability. “Een baan voor het leven bestaat nu eenmaal niet meer, dus is zelfontwikkeling noodzaak geworden. Helaas verliezen mensen dit vaak uit het oog, waardoor ze na een aantal jaar erachter komen dat ze voor werkgevers niet meer aantrekkelijk zijn. En als ze dan ook nog eens halsstarrig blijven vasthouden aan het niveau waarop ze er destijds zijn uitgestapt, wordt het helemaal een lastig verhaal. Een werknemer die aangeeft weer meer te willen gaan werken, moet zich juist proactief en flexibel opstellen, dat is wat werkgevers graag zien. Het belangrijkste is dat iemand duidelijk maakt nu wél de ambitie te hebben en er volledig voor wil gaan.”
Employability is dus vooral een zaak van de werknemer. Toch ligt op dit vlak ook een taak weggelegd voor de werkgevers, meent De Lange. “Zij zouden serieuzer werk moeten maken van functioneringsgesprekken. Van daaruit zou voor elke werknemer een persoonlijk ontwikkelingsplan moeten worden opgesteld, waarin duidelijke doelen worden gesteld. En niet alleen met fulltime krachten, –k met parttimers. Alleen zo kunnen zij hun eventueel opgelopen achterstand op de arbeidsmarkt inlopen.”

Elles Huizing is managing consultant bij DBM Nederland. Een functie waarvoor zij door haar directeur naar voren werd geschoven zonder aantoonbare managementervaring. Maar wel met mensenkennis, coachingservaring én passie.

“Ik was pas 21 jaar toen ik mijn eerste serieuze baan kreeg. Na een opleiding commerciële economie aan de heao, kwam ik bij ABN Amro terecht. Het was geen bewuste keuze om daar te gaan werken. Dat bleek ook wel, want na vier jaar ben ik abrupt gestopt. Ik was net bevallen van mijn eerste kind en wilde deze tijd niet voorbij laten gaan door weer te gaan werken. Gebrek aan ambitie speelde bij dat besluit een belangrijke rol.
“Voor de opvoeding van mijn kinderen heb ik een gecommitteerde beslissing genomen. Ik heb elf jaar lang fulltime voor ze gezorgd. Mijn keuze werd niet door iedereen begrepen, vooral studievriendinnen waren kritisch. Volgens hen deed ik mijn ambities te kort. Maar ik heb nooit spijt gehad van mijn beslissing om te stoppen met werken, het klopte voor mijn gevoel gewoon. Ik was ook niet jaloers op vriendinnen die spannende banen hadden en carrière maakten.
“Ik ben tijdens de opvoeding wel begonnen aan een studie psychologie. Ik deed twee à drie vakken per jaar. Ook toen we met het gezin voor het werk van mijn echtgenoot een aantal jaren in Polen en Hongarije woonden. Ik kwam gewoon af en toe terug om tentamen te doen. Die periode in Oost-Europa was sowieso erg leerzaam, ik heb daar veel mensenkennis opgedaan. Toen we in 2001 terugkwamen in Nederland, was mijn rugzak goed gevuld. Omdat mijn jongste kind naar school ging, besloot ik dat het tijd was om weer te gaan werken. Ik werd wat meewarig aangekeken, omdat ik mijn studie nog niet had afgerond. Maar ik heb doorgezet en ben aan de slag gegaan als trainer/coach bij een reïntegratiebureau. Dit was naast de praktische opleiding coaching en counseling en de theorie van mijn psychologiestudie.
“Mijn levenservaring kwam op dat moment goed van pas. In dit vak moet je blij zijn met de eerste rimpel. Na een tijdje ben ik een eigen bedrijf begonnen. Mijn grootste opdrachtgever was DBM, waar ik in 2003 in vaste dienst ben gekomen. Vorig jaar ben ik door de managing director zonder aantoonbare managementervaring gevraagd als managing consultant.
“Deze functie houdt in dat ik veertig consultants in Nederland aanstuur. Mijn belangrijkste taak is de kwaliteit van hun werk te waarborgen en hen en onze dienstverlening naar een hoger niveau te brengen. De ambitie die er vroeger aan ontbrak, is er nu wel. Dat komt omdat ik werk doe waar mijn passie ligt. Onbewust heeft het altijd in me gezeten, ik vond het alleen na de middelbare school verstandiger om naar het heao te gaan. Daarmee maakte je meer kans op werk.
“Ik ben achteraf ook blij dat ik pas op latere leeftijd psychologie heb opgepakt. Daardoor heb ik er meer uit kunnen halen en heb ik al die jaren onbewust gewerkt aan mijn employability. Bij de bank had ik geconstateerd dat ik als hbo’er links en rechts werd ingehaald door academici. Die doctorandustitel moest en zou ik dan ook halen. Uiteindelijk heb ik er veertien jaar over gedaan.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Bart Blokhuis is senior adviseur bij KplusV Organisatieadvies. Hij voelt zich verbonden met het bureau dat hij heeft zien groeien van twintig naar tachtig medewerkers. En bij die verbondenheid past ambitie.

“Met KplusV ben ik in 1992, na de hogere hotelschool en een studie bedrijfskunde, via-via in aanraking gekomen. Ik had op dat moment een stuk of honderdvijftig sollicitatiebrieven verstuurd, maar daar was niets uitgekomen. Begin jaren negentig was er een flink overschot aan bedrijfskundigen. Ik werd bij KplusV na een aantal gesprekken aangenomen, hoewel ik tijdens mijn sollicitatie eerlijk had toegegeven geen idee te hebben wat een organisatieadviseur deed.
“Ik heb nooit bewust gedaan aan carrièreplanning, al moet ik toegeven dat ik er wel gevoelig voor ben. Maar dat komt omdat ik mijn werk gewoon goed wil doen en graag wordt uitgedaagd. Ik heb echter nooit zoiets gehad van ‘op mijn 35ste moet ik de titel van directeur op mijn kaartje hebben staan’. En hoewel ik wel degelijk mijn uren maakte, stond de work-life balans bij mij hoog in het vaandel.
“Toen mijn vrouw en ik kinderen kregen, ben ik een aantal jaren vier dagen per week gaan werken. Om precies te zijn van 1998 tot 2002. Bij KplusV was en is dat overigens eerder regel dan uitzondering. Twee van de negen partners werken momenteel ook een dag minder per week. Wij verschillen wat dat betreft ongetwijfeld van veel andere zakelijke dienstverleners in Nederland. Wij zijn wars van haantjesgedrag, strebers en zijn zeker niet gediend van ellebogenwerk.
“Die bedrijfscultuur is altijd een goede match geweest met mijn eigen opvattingen. Mijn collega’s en ook mijn sociale omgeving reageerden positief op mijn beslissing om vier dagen te gaan werken. Het is aan een andere generatie voorbehouden om over zo’n besluit neerbuigend te doen, dat is niet meer van deze tijd.
“In 2003 ben ik bij een participatiemaatschappij gaan werken. Voornamelijk omdat ik meer ervaring wilde opdoen met risicokapitaal en ook meer focus in mijn profiel wilde aanbrengen. Bij KplusV werd ik breed ingezet, van strategie tot financieringsvraagstukken. Ik wilde meer expertise hebben, carrièregerichter bezig zijn. Die nieuwe ambitie had vooral met leeftijd te maken, ik had zoiets van ‘nu moet er wel iets gebeuren’. Toen ik in mei van dit jaar weer terugkeerde bij KplusV heb ik een aantal verhelderende gesprekken gevoerd, waarin ik mijn ambities ook duidelijk kenbaar heb gemaakt aan de directie.
“Maar bij woorden horen daden. Ik heb dan ook met een collega de verantwoordelijkheid als marktcoördinator voor een ambitieuze productmarktcombinatie naar ons toegetrokken. Met een team van adviseurs zijn we druk doende om de positie van KplusV in het voor ons belangrijke marktsegment van technostarters verder te ontwikkelen.
“Een aantal collega’s met wie ik destijds ben begonnen is inmiddels partner. Dat ik het niet ben, heeft niets van doen met het feit dat ik een periode vier dagen per week heb gewerkt. Ik ben gewoon minder met mijn carrière bezig geweest. Maar zoals gezegd ben ik tegenwoordig bewust bezig met mijn werkambities. Er staat ook een aantal opleidingen op mijn verlanglijstje. Het ontbreekt daarvoor nu alleen nog aan tijd.”

Astrid Spieker is manager communicatie bij verzekeraar Achmea. Een functie waar zij langs een wonderlijk en uiteenlopend carrièrepad is terechtgekomen, maar waar zij zich wel volkomen op haar plek voelt.

“Ik heb altijd getracht vanuit de praktijk te denken, dingen te doen waardoor ik getriggerd word. Dat begon al op de middelbare school. Ik was een bèta en wilde graag biologie studeren. Maar de decaan wees mij op de nieuwe hbo-v opleiding, die nog moest worden neergezet. Ik behoorde tot de eerste lichting. En hoewel ik al snel in de gaten had dat de gezondheidszorg niets voor mij was, heb ik mijn opleiding wel afgerond. Via iemand bij justitie kwam ik vervolgens in aanraking met een experiment waarbij criminele jongeren sociale vaardigheidstrainingen zouden krijgen om vervroegd in de maatschappij terug te kunnen keren. Dat experiment is mislukt. Mijn nieuwsgierigheid voor de sociale sector was echter geprikkeld.
“Bij de jeugdgezondheidszorg in Amsterdam kwam ik er na een aantal jaren achter dat ik het leuk vond om kennis over te dragen en medewerkers te begeleiden. Ik ben toen in Amsterdam een posthbo-opleiding gaan volgen, waarmee ik ook de eerstegraads onderwijsbevoegdheid verkreeg. Rond mijn dertigste ben ik les gaan geven in Leiden en Diemen. Parttime, mijn eerste kind was net geboren. En onderwijs en kinderen leek mij een prima combinatie. Nadat ik een tweede kind had gekregen, ben ik Voorlichtingkunde gaan studeren aan de universiteit van Leiden. Drie jaar lang een ritme van overdag de kinderen opvoeden, lesgeven en ’s avonds in de collegebanken.
“Met mijn bul op zak heb ik gesolliciteerd bij Koninklijke Ahrend, mijn eerste schreden in de profitsector. Bij Ahrend heerste een echte mannenmaatschappij. Ik heb de ergonomieafdeling opgebouwd en onderzoek gedaan naar beenklachten bij vrouwen. Op een gegeven moment was ik een specialist op dat gebied en werd vaak als spreker uitgenodigd op congressen. De carrière begon te komen, ik was ambitieus. De rol die volgde, van internationaal woordvoerder, paste in dat plaatje. Het was hoog tijd voor de grote stap, ik was klaar om leiding te gaan geven bij een ander bedrijf.
“Mijn scheiding gooide roet in het eten. Ondanks mijn ambities besloot ik te kiezen voor mijn kinderen, die waren toen 8 en 5. Ik bleef bij Ahrend. Het was een lastig gevecht met mezelf, want ik dacht dat door deze beslissing mijn kans op een carrière was verkeken. Ik had altijd gedacht dat de grote switch gemaakt moest worden als ik eind dertig was, dat bekt nu eenmaal beter. Bovendien zou ik op deze manier wel heel lang in een functie blijven steken. Maar gelukkig bleek niets minder waar. Op mijn 43ste werd ik communicatiemanager bij PricewaterhouseCoopers waar ik leiding mocht geven aan een groep van vijftien medewerkers. Twee jaar later ben ik naar Achmea overgestapt.
“Als ik zo terugkijk is de belangrijkste les dat ik achter mijn keuzes heb gestaan, waardoor ik ze tegenover de buitenwereld altijd heb kunnen verantwoorden. Bovendien heb ik me nooit laten leiden door de verticale carrièreladder, maar gekeken naar werk dat bij me paste. Zodoende heb ik veel verschillende ervaringen opgedaan. En in combinatie met mijn enorme drive en grote leergierigheid, heeft dat mij op mijn 49ste deze prachtbaan opgeleverd.”