Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Bio-malaise

biotechnologie > De Nederlandse biotechnologie kampt met zware tegenwind. Wie nog geld in kas heeft, kiest voor een zuinige strategie. Voor veel jonge bedrijven dreigt een faillissement. “Het wordt een bloedbad.”

Ook een manier om investeerders te interesseren: een dia van een uitvergrote ontstoken anus verschijnt op het scherm in het Amsterdamse congrescentrum Meervaart. De driehonderd bezoekers, onder wie burgemeester Job Cohen, moeten even slikken bij de presentatie van Marc Schellekens, ceo van biotechbedrijfje SkinTec. De jury is evenwel onder de indruk: SkinTec krijgt de prijs voor het beste businessplan van 2003 en mag 50.000 euro in ontvangst nemen.
“Een mooi beginnetje,” vindt starter Schellekens. Een mooi beginnetje is het zeker, want het is moeilijk om aan geld te komen tegenwoordig. De Nederlandse biotechnologie is teruggekeerd op aarde, zo wordt overduidelijk op het congres van BioPartner, het overheidsprogramma dat startende biotechbedrijven bijstaat. Niemand is meer geïnteresseerd in fantastische verhalen over briljant gegoochel met erfelijke eigenschappen dat op een termijn van tien tot vijftien jaar een product oplevert waarmee miljarden kunnen worden verdiend. Tegen-woordig gaat het keihard om de bottomline. En dus wint SkinTec de aanmoedigingsprijs voor biotechstarters met een product waaraan eigenlijk geen biotechnologie te pas komt. Grote aantrekkingskracht van SkinTec: een zalfje op basis van aardappels dat heeft bewezen bepaalde huidaandoeningen te kunnen genezen.

Al in 2006 verwachten Marc Schellekens c.s. winst te maken in een markt met een geschatte omvang van 186 miljoen euro. Eerst nog even die 2,5 miljoen euro startkapitaal ophalen.Dat zal zelfs voor SkinTec niet meevallen. De kapitaalmarkt zit op slot voor de biotechnologie – of lifesciences-ondernemingen, zoals ze liever heten. Slechts een enkeling, zoals het Leids-Belgische functional genomics-bedrijf Galapagos, is er de afgelopen twee jaar in geslaagd nieuwe investeerders aan te trekken. Galapagos zoekt naar nieuwe medicijnen met behulp van zijn kennis van de menselijke genen. Vorig jaar haalde het 18 miljoen euro op.

Hoogvliegers
In 2000, toen Galapagos werd opgericht, was de biotechnologiehype op z'n hoogtepunt. Het menselijk dna was ontcijferd en de verwachting was dat met kennis van de menselijke genen weldra een stortvloed aan revolutionaire en hoogst winstgevende medicijnen op de markt zou komen. Bovendien bloeide de financiële markt – het ideale moment voor Nederlandse biotechbedrijven om geld op te halen. Isotis (80 miljoen euro) en Crucell (120 miljoen) deden dat op de beurs; andere bedrijfjes gingen in zee met durfkapitalisten. Beleggers richtten hun blik alleen op het uiteinde van de 'hockeystick-grafiek': exploderende omzetten en winsten als er eenmaal een goedwerkend product is. Dat daaraan een lange periode van laboratoriumonderzoek en klinische tests voorafgaat, namen ze op de koop toe.

De hoogvliegers van twee jaar geleden hebben het moeilijk. Zelfs Pharming, dat twaalf verlieslijdende jaren lang het boegbeeld van de Nederlandse biotechnologie was, ontsnapte dit jaar ternauwernood aan een faillissement. Het bedrijf opereerde jarenlang ver boven zijn financiële slagkracht. Pharming dacht geheel zelfstandig een medicijn te kunnen ontwikkelen, produceren, en op de markt te brengen – een traject dat meestal honderden miljoenen dollars kost. Het medicijn tegen de spierziekte van Pompe, waaraan het bedrijf jaren werkte, en de bijbehorende productiefaciliteit zijn nu noodgedwongen verkocht aan het Amerikaanse Genzyme. Pharming zelf gaat terug naar zijn roots: het produceren van menselijke eiwitten in dieren, de technologie waarvoor ooit stier Herman werd gecreëerd.

Isotis, een andere topper van toen, dat zich richt op het maken van menselijk bot en huid, fuseerde vorig jaar met het Zwitserse Modex. Begin dit jaar kondigde het fusiebedrijf een forse bijstelling van de strategie aan. Een groot aantal producten werd de nek omgedraaid, eenderde van het personeel moet weg. Doel: kosten besparen. Isotis/Modex heeft weliswaar nog flink wat geld in kas (80 miljoen euro), maar het uitzicht op winstgevende producten is dermate ver weg dat de geldkraan wordt afgeknepen. De burnrate is gehalveerd naar 13 miljoen euro per jaar, de bouw van een eigen productiefaciliteit stopgezet. Isotis gaat nu echt nadenken over hoe het op korte termijn winstgevende producten op de markt kan krijgen. En Rhein Biotech, vorig jaar verkozen tot snelstgroeiende Nederlandse technologiebedrijf, vertrekt binnenkort zelfs uit Nederland. Het bedrijf dat vaccins voor hepatitis B maakt en daar ook daadwerkelijk geld mee verdient, is overgenomen door het Zwitserse Berna Biotech.
De meeste muziek lijkt er in Nederland nog te zitten in het Leidse Crucell, ondanks het verlies vorig jaar van 55 miljoen euro. Het bedrijf stopt met de productie van antistoffen en gaat zich richten op vaccins en winstgevende toepassingen van de eigen menselijke cellijn PerC6, dat de nieuwe standaard moet worden voor het produceren van geneeskrachtige eiwitten. Vanwege de hoge kosten van verder onderzoek en (massa)productie is het Leidse biotechbedrijf een samenwerkingsverband aangegaan met DSM, dat zichzelf ook graag profileert als lifescience-bedrijf.

Verschrompeld
Het rommelt dus behoorlijk in biotechland, maar de hoofdrolspelers doen alsof de veranderingen geheel in lijn der verwachtingen zijn. “De biotechnologie is een dynamische markt, waarin het normaal is dat je af en toe je koers bijstelt,” stelt Clemens van Blitterswijk, oprichter en oud-ceo van Isotis. Tegenwoordig houdt hij zich weer bezig met wetenschappelijk onderzoek bij 'zijn' bedrijf. “Nu de financiële markten zo slecht zijn, is het logisch dat je je bezint op hoeveel geld je per jaar uitgeeft. Misschien is Isotis in het begin wel te hard gegaan, te snel gegroeid.
Dat wordt nu gecorrigeerd.” Daan Ellens, voorheen ceo van Rhein Biotech, nu chief operations officer van het Zwitserse Berna Biotech, ziet het samengaan van de twee bedrijven niet als een overname, maar als een fusie. “En die kun je beter aangaan vanuit een positie van sterkte, dan dat je op gegeven moment door omstandigheden wordt gedwongen. Berna en Rhein vullen elkaar in producten perfect aan, onze producten zijn volledig complementair. We hebben met Rhein een goede ontwikkeling doorgemaakt, maar waren volledig afhankelijk van één product.

Dat we geen Nederlandse onderneming meer zijn, doet niet ter zake. We zijn begonnen als Duits bedrijf, toen naar Nederland gekomen en nu gaan we naar Zwitserland. Biotechnologie is een Europese business.” Waarvoor de sector enkele jaren geleden zelf al waarschuwde, lijkt nu bewaarheid te worden. De hoogwaardige kennis van biotechnologie die er in Nederland nog altijd op de universiteiten is, wordt te gelde gemaakt in het buitenland. Maar Ellens en Van Blitterswijk vinden dat wel meevallen. Van Blitterswijk: “We moeten elkaar niet aanpraten dat het niet goed gaat in Nederland. Isotis en Crucell staan er nog best goed voor, en ik zie meer dan vroeger de wil bij wetenschappers om een eigen bedrijf op te starten.” Ellens voorspelt dat zijn nieuwe bedrijf over drie jaar twee keer zo groot is in omzet. “De waarde op de beurzen van de biotechbedrijven is verschrompeld. Het is nu moeilijk om aan geld te komen. De biotech zit in een fase waarin het kaf van het koren wordt gescheiden. Maar de successtory van Rhein Biotech gaat gewoon door, onder een andere naam.” En in een ander land, zou hij kunnen toevoegen.

Tweede ronde
Het optimisme van Ellens en Van Blitterswijk zal veel andere biotechondernemers vreemd in de oren klinken. De pakweg twintig wat kleinere Nederlandse biotechbedrijven en de plusminus 100 startende bedrijfjes daaronder zijn in nog veel zwaarder weer beland. Om te overleven, moeten zij op korte termijn aan geld zien te komen. En dat geld is er niet. Banken mijden de sector sowieso. Informal investors- rijke particulieren die bereid zijn hier en daar een miljoentje te steken in een spannend biotechbedrijfje – heeft Nederland te weinig. Blijft over: de venture capitalists.
Die hebben de afgelopen jaren flink hun neus gestoten aan de lifesciences en investeren mondjesmaat, en dan alleen nog in ondernemingen die al wat langer bestaan. Waar biotechstarters tot 2000 binnen een paar maanden hun geld ophaalden, zijn ze nu zomaar een jaar bezig. Bedrijven die nu nog aankomen met het hockeystick-model en tien jaar verliesdraaien, wordt direct de deur gewezen. Investeer-ders eisen dat er geld wordt verdiend en dat er snel een product op de markt komt. Langetermijn- investeringen zijn namelijk alleen interessant als een bedrijf snel naar de beurs kan worden gebracht, en het uitzicht op dat 'exitmoment' is volstrekt vertroebeld.

Vervelend voor jonge ondernemingen die twee jaar geleden geld hebben opgehaald en nu allemaal toe zijn aan hun tweede investeringsronde, zonder dat er op korte termijn zicht is op een winstgevend product. Als ze niet snel investeerders vinden, gaan ze failliet. Ook voor de echte starters zit de kapitaalmarkt potdicht. Zaaikapitaal, dat een wetenschapper nodig heeft om een idee uit te werken tot een serieus businessplan, is nog wel voorradig bij bijvoorbeeld de overheid. Zoals bij Biopartner, dat 45 miljoen euro in kas heeft om starters bij te staan. Maar dat geld gaat ook naar bedrijfs-gebouwen en investeringen in apparatuur. Veel startkapitaal is van die kant niet te verwachten. De Europese biotechnologie is begonnen aan een grote consolidatieslag. Analist Erik Manting van Rabo Securities verwacht 'een bloedbad'. “Er zijn wereldwijd 4000 biotechbedrijven, 5 tot 10 procent haalt de streep als zelfstandig bedrijf. De rest moet fuseren of gaat failliet.” De eerste klappen zijn in Nederland al gevallen. Saint, Jari en Glaucus zijn failliet. Ze zullen niet de enigen zijn.

“De komende 24 maanden worden erg belangrijk voor de Nederlandse bio-technologie,” verwacht Gerald Dekker van Deloitte&Touche. “Je kunt je afvragen hoeveel van die honderd starters er overblijven en welke van de twee dozijn bedrijven die al wat verder zijn een tweede ronde krijgen gefinancierd.
De kwakkelaars in de sector vallen af. Je zou kunnen zeggen dat er na de hype sprake is van een louterende markt, maar het klimaat is nu wel erg guur.” Veel jonge biotechbedrijven zoeken naar een overlevingsstrategie. Fusies met andere starters, zodat de kosten voor overhead en faciliteiten worden gedrukt. Of zelf geld verdienen, zolang de eigen producten ergens voorin de pijplijn blijven steken. Populair is het doen van contractonderzoek voor grotere bedrijven. “Dat is een ideale manier om inkomsten te genereren,” zegt Dekker, “maar het gevaar bestaat dat de focus op waar het eigenlijk allemaal om ging, zelf innovatieve producten bedenken, verdwijnt.
Zo loop je het risico dat de Nederlandse biotechnologie verder achterop raakt.”

Spannende dingen
Het gebrek aan geld komt op een ongelukkig moment. De standaardkritiek vanuit investeerdershoek is dat Nederlandse wetenschappers goed, soms zelfs briljant zijn,
in hun vak, maar te weinig ondernemend. Toch is er de afgelopen jaren wel wat verbeterd. Er draait al vijf jaar een masterclass biotechnologie voor wetenschappers die een eigen zaak willen beginnen. Dit jaar moesten er zelfs kandidaten worden geweigerd. Ondernemende hoogleraren die hun onderzoek willen verzilveren worden niet langer op álle universiteiten meewarig bekeken. “Wetenschappers zijn ondernemender dan een paar jaar geleden,” vindt Gerard van Beynum, oud-directeur van Pharming en voorzitter van Biopartner. “De kwaliteit van de businessplannen die wij onder ogen krijgen is hoger, de kwaliteit van de starters is hoger.

Er gebeuren spannende dingen in Nederland. Vergeet niet dat er ook bedrijven zijn die gewoon een positieve cashflow hebben. Alleen kampen we met zware tegenwind. Ik denk niet dat die nog lang zal aanhouden. De investeringsmaatschappijen zullen toch weer een keer van hun geld afmoeten. Als straks het raam weer opengaat, gaan we fantastische dingen beleven.” Biopartner zet in afwachting van de nieuwe voorspoed bedrijfsverzamelgebouwen voor biotechstarters neer op verschillende plekken in het land. Amsterdam, Groningen en Leiden zijn al open, Maastricht, Utrecht en Wageningen volgen. Nu nog de bedrijfjes om die kantoren en laboratoria te vullen. Het doel van Biopartner is om 75 nieuwe biotechbedrijven te helpen opstarten, maar halverwege het traject – Biopartner gaat door tot eind volgend jaar – is dat aantal nog lang niet in beeld.

Overspannen
Het blijvende optimisme over de toekomst van de biotechnologie is niet alleen gebaseerd op het geloof van wetenschappers in hun eigen vinding. De grote farmaceutische bedrijven zitten te springen om nieuwe medicijnen. 35 medicijnen lopen de komende jaren uit patent. De big pharma moet op zoek naar nieuwe blockbusters. De eigen pijplijn levert te weinig op, dus wordt er gekeken naar veelbelovende biotechbedrijfjes die zich steeds meer richten op het maatschappelijk aanvaarde terrein van geneesmiddelen. De meeste lifesciences-bedrijven proberen zoveel mogelijk samenwerkings- en onderzoeksovereenkomsten met grote farmaceutische of chemische bedrijven af te sluiten. Dat is een belangrijke bron van inkomsten. Maar de grote klapper is natuurlijk als een biotechbedrijfje een goed werkend medicijn ontdekt. Want pas als een product ver in ontwikkeling is – een fase II-product, in jargon – zijn de farmaceuten bereid de portemonnee te trekken.
'Overspannen verwachtingen' noemt Rob Arnold van PricewaterhouseCoopers de hoop op dat soort lucratieve deals. “De big pharma kijkt zeer kieskeurig naar biotechbedrijfjes. Ze gaan niet met zomaar een veelbelovende starter in zee.

Ze wachten gewoon tot een bedrijf heeft bewezen dat iets werkt, en dan kopen ze het op. Dat het dan veel meer geld kost, nemen ze op de koop toe. Ze hebben de cash.”
Arnold zet grote vraagtekens bij de ambities van Nederland als biotechland. “Nederland zegt prioriteit te geven aan de lifesciences, maar dat doet élk Europees land. De middelen worden in Nederland erg versnipperd. Moet je per se 75 startende bedrijven en 6 biotechcentra willen hebben? Is daar wel genoeg management voor? Als dat straks betekent dat al die starters gedwongen moeten fuseren of failliet gaan, wat ben je dan uiteindelijk opgeschoten? Nederland zou één goed centrum voor biotechnologie moeten hebben en zich met een paar bedrijven concentreren op niches in de markt. De achterstand op de Verenigde Staten haalt Nederland, trouwens heel Europa, nooit meer in.” Dat Nederland waarschijnlijk nooit biotechbedrijven van het formaat Amgen of Genzyme zal afleveren; daar heeft de biotechbusiness zich al lang bij neergelegd. De frontrunners van een paar jaar geleden hebben de grote beloftes niet kunnen inlossen. “De biotechnologie is ingewikkelder en onvoorspelbaarder gebleken dan we bij aanvang dachten,” zegt Herman de Boer, oprichter van Pharming, en geestelijk vader van de naar hem vernoemde stier Herman. “Maar de technologie gaat gewoon door en er komt ongetwijfeld een nieuwe hype. Daar is deze sector nu eenmaal gevoelig voor.”


De Boer is zelf inmiddels betrokken bij twee nieuwe start-ups. “Nederland is maar een klein land, dus moeten we de biotechindustrie bouwen die bij een klein landje past. Laten we onze biomedische kennis omzetten in bedrijfjes die goede technologie ontwikkelen, en daarmee een interessant hapje zijn voor de big pharma. Nederlandse bedrijven moeten niet op eigen houtje medicijnen willen maken.” Die ambities hebben de starters die zich op het congres van Biopartner presenteren al lang niet meer. Voornaamste zorg is het vinden van een investeerder die een miljoen, of zelfs maar een half miljoen euro wil investeren in hun bedrijfje. Ze heten Key Drug Prototyping, dat 'targets' voor medicijnen zoekt, Aquacultura, dat wieren kweekt, Polyganics, dat biochirurgische toepassingen bedenkt. De boodschap is identiek: “We gaan zo snel mogelijk geld verdienen.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.