Werklozen met een lage uitkering krijgen de minste financiële prikkels om betaald werk te zoeken. Ze verdienen dan wel iets meer, maar lopen allerlei regelingen voor minima mis. Velen verzanden in een armoedecultuur waarin steuntrekken de norm wordt.
Dat blijkt uit een rapport (pdf) dat het ministerie van Sociale Zaken maandag publiceerde. Veel armere werklozen gaan er nog altijd financieel op achteruit als ze gaan werken, een verschijnsel dat bekend staat als de armoedeval.
Als uitkeringstrekkers betalen ze vaak minder belasting en sociale premies dan werkenden, en komen ze in aanmerking voor regelingen die alleen of sterker gelden voor minima. Vooral huursubsidie en kwijtschelding van gemeentelijke belastingen maken het voor deze groep vaak nadelig om te gaan werken.
Armoedeculturen
'Werkzoekenden met een minimumuitkering' zijn vaak te vinden in de grote stad, en niet-westerse allochtonen zijn met ruim 36 procent sterk oververtegenwoordigd. Als oorzaken wijst het rapport naast de arbeidsmarktsituatie ook op het ontstaan van 'armoedeculturen waarin een uitkering de norm wordt', in bepaalde wijken van vooral de grote steden.
Risico
Veel arme werklozen beschouwen het aannemen van betaalde arbeid als een risico, zo constateert het rapport. Bijstandsgerechtigden zijn bang de 'comfort zone' van de uitkering te verlaten en kiezen liever voor de financiële zekerheid van bijstand, en de 'begeleiding bij allerlei administratieve en organisatorische zaken' die daarbij hoort, zoals hulp bij de schuldproblematiek die bij deze groep sterk toeneemt.
(Elsevier.nl)