Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

7 redenen om niet naar China te gaan

Nederlandse bedrijven trekken naar China als vliegen naar de honingpot. Lage lonen, een enorme afzetmarkt en angst de boot te missen zijn de drijfveren. U had ook al een ticket Sjanghai gekocht? Laat maar even in de la liggen.

1 Loonvoordeel? Vergeet het maar!

Het is de meest gehoorde reden om productie naar China over te hevelen: de lonen zijn er zo laag. En inderdaad, een ongeschoolde Chinese arbeider kost u 100 dollar per maand, een geschoolde zo’n 200 en een afdelingschef 2.000. Werkdagen van 12,5 uur zijn heel gewoon en last van verstikkende arbeidsregels heeft u niet. “Ik heb Chinezen gezien die op slippers en in korte broek stonden te lassen. Een Nederlandse arbo-inspecteur zou ter plekke een hartverzakking krijgen.” Ton de Bruine, voorzitter van toeleveranciersvereniging Nevat kon tijdens een studiereis naar China eerder dit jaar zijn ogen niet geloven. Maar hoe lang blijft dit walhalla voor ondernemers nog bestaan? De lonen van ongeschoolde arbeiders stijgen jaarlijks met 3 procent, die van geschoolde werknemers zelfs met meer dan 10 procent. Het wegvallen van loonvoordelen is (samen met een minder gunstig fiscaal klimaat) voor veel bedrijven die begin jaren negentig naar Polen of Hongarije trokken reden om nu weer terug te gaan naar Nederland. Los van deze ontwikkeling moeten ondernemers zichzelf de vraag stellen of het wel zin heeft om op loonkosten te concurreren. Gaat u maar eens na hoe belangrijk de factor arbeid eigenlijk is in uw productieproces. Dankzij automatisering is in veel industrieën het aandeel arbeid in de totale kosten de laatste jaren razendsnel gedaald. Als het aantal benodigde arbeidsplaatsen per eenheid product daalt, maakt het straks niet meer uit of een fabriek in China staat of in Europa.

2 Versnippering van productie: kosten nemen toe

De angst om de boot te missen was voor veel westerse autofabrikanten de reden om complete fabrieken in China neer te zetten. Ze togen er allemaal heen: Volkswagen, BMW, General Motors. Tot dusver heeft ze dat vrij weinig opgeleverd. Geen enkele autofabrikant is er in geslaagd om auto’s goedkoper te produceren in China dan in Amerika of Europa. GM meldde laatst nog dat de productiekosten er zelfs 20 tot 30 procent hoger liggen dan in Amerika. Dat heeft alles te maken met hogere total costs of ownership. Hoogwaardige onderdelen zijn in China niet te vinden. Die moeten van elders worden ingevoerd, en daar moeten vervolgens weer invoerrechten van 20 procent over worden betaald. Die invoerrechten krijgt GM weer terug als de auto’s worden uitgevoerd. In de praktijk wordt van die regeling geen gebruik gemaakt. De door GM in China geproduceerde auto’s zijn bestemd voor de lokale markt.
Ook andere industrietakken worden geconfronteerd met onvoorziene kosten op het gebied van transport, logistiek en communicatie. Het gebrek aan goede lokale toeleveranciers dwingt producenten om extra voorraden aan te houden, ook een kostenpost. Voor bedrijven die volgens het just in time-principe werken, is overzeese productie in China al helemaal niet aantrekkelijk. Dell zet zijn fabrieken niet voor niets neer waar zijn klanten zitten, en niet waar de factor arbeid het goedkoopst is.

3 Verstikkende bureaucratie

In tegenstelling tot Amerika is China een land van begrensde mogelijkheden. Slechts een handjevol grote multinationals ziet kans er daadwerkelijk voet aan de grond te krijgen. Bedrijven als General Motors en Philips hebben de kennis, de mensen en het geld in huis om de sprong in het diepe te maken. Kleinere bedrijven lopen tegen een berg van problemen op die ze in hun eentje niet kunnen beklimmen. Voorbeeld: de regels op het gebied van vrije vestiging zijn sinds kort versoepeld. Buitenlandse bedrijven mogen nu volle dochterondernemingen in China neerzetten, een joint venture is niet langer de enige optie. In de praktijk blijkt een Chinese partner onmisbaar. Over arbeidsvoorwaarden moet met lokale officials worden onderhandeld, tot de plaatselijke burgemeester aan toe. En als die wordt vervangen, begint het hele spel opnieuw met zijn opvolger. Grote bedrijven, met een permanente aanwezigheid in het land, en veel overzeese ervaring, zullen dit spel beter spelen dan kleinere partijen.Bovendien wordt een vestiging in China binnenkort alleen interessant voor bedrijven die hun eindproducten op de lokale markt afzetten. De btw-aftrek op exportgoederen zal met 3 procentpunten worden verlaagd. Lijkt niet veel, maar volgens investeringsbank Morgan Stanley drukt dit de nettowinst van exporteurs met 8 tot 10 procent.

4 China is een financiële jungle

De Chinese economie groeit dit jaar met zo’n 8 procent, een prachtig cijfer waar Zalm alleen maar van kan dromen. Let wel: de basis van die groei ligt bij een zeer intransparant financieel stelsel. Kort gezegd kampt China met overinvesteringen, een overgewaardeerde nationale munt, en banken die ongelimiteerd geld lenen aan elk particulier initiatief. Maar liefst 42 procent van het BNP komt voor rekening van investeringen, een signaal dat de Chinese economie op het punt staat van oververhitting. Daar komt bij dat van Amerikaanse en Japanse kant de druk op Beijing om de nationale munt (de renminbi) te laten zweven, sterk is toegenomen. De renminbi is nu al 8 jaar gekoppeld aan de dollar, maar analisten hebben uitgerekend dat de werkelijke wisselkoers 35 procent hoger ligt. Als de vaste koers wordt losgelaten – volgens diezelfde analisten een onvermijdelijk scenario – zal dit het concurrentievoordeel van buitenlandse bedrijven die nu in China produceren sterk verminderen. De Chinese overheid staat sinds kort toe dat in het land gemaakte winsten worden gerepatrieerd. In de praktijk zien veel kleinere westerse bedrijven daarvan af, eenmaal geconfronteerd met het woud aan regels dat moeten worden doorkruist.

5 In China woedt een veenbrand

Het grootste gevaar voor toekomstige economische groei, zit in verborgen massawerkloosheid. Op een totale bevolking van 2,3 miljard bedraagt deze naar schatting zo’n 370 miljoen. Het grootste deel staat te boek als onzichtbare werkloosheid: werknemers die onder vrije marktomstandigheden werkloos zouden zijn. Geprivatiseerde staatsbedrijven zijn vaak gigantische ondernemingen met soms wel 10.000 mensen in dienst. Veel personeel loopt er maar een beetje bij. Met 1.500 werknemers kan een dergelijk bedrijf prima uit de voeten. Beijing huivert ervoor om ondernemers de vrijheid te geven overtollig personeel op straat te zetten. Sociale onrust op het platteland zou een ongewenste trek naar de grote steden tot stand brengen, met desastreuze gevolgen voor de leefomstandigheden aldaar. Als de sneeuwbal eenmaal rolt, is de kans groot dat het communistische regime gaat wankelen, met alle gevolgen van dien voor de economie. Net als het loslaten van de vaste wisselkoers is ook sociale onrust een kruitvat dat vroeg of laat tot ontploffing zal komen.

6 Chinezen zijn niet innovatief

Het buitenland investeerde vorig jaar 52,7 miljard dollar in China. Een deel van dat geld heeft tot zichtbare verbeteringen in verouderde productielijnen geleid. Westerse bezoekers zijn zeer onder de indruk van de moderne machines die ze in Chinese fabriekshallen aantreffen. De mooiste en nieuwste modellen staan er te blinken, maar helaas ontbreekt het aan voldoende scholing om deze optimaal te benutten. Het ruimtevaartprogramma getuigt dan wel van gezonde ambitie, het gros van de Chinese bevolking is slecht of niet geschoold. En dat terwijl de kwaliteitseisen in de procesindustrie steeds strenger worden. Productieprocessen worden complexer, acceptabele foutmarges steeds lager. Er is nog veel scholing voor nodig voordat een goedgeschoolde, initiatiefrijke Chinese beroepsbevolking is klaargestoomd. In de huidige situatie is deze ideaal voor laagwaardige, volumineuze productie als textiel, schoenen, speelgoed en goedkope elektronica maar onbruikbaar voor hoogwaardige bedrijvigheid als computerchips of nanotechnologie.

7 Chinezen zijn niet te vertrouwen

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Chinezen zijn vriendelijke mensen, vindt een ieder die er wel eens is geweest. Maar toch. Volkswagen ontdekte enige tijd terug dat zijn Chinese partner Cherry een kopie van het VW-model Jetta in productie had genomen. Er zaten zelfs originele onderdelen in, die bij een trouwe VW-toeleverancier werden ingekocht. Andere autobedrijven klagen dat hun joint ventures ter plaatse een poot wordt uitgedraaid door lokale toeleveranciers (voormalige staatsbedrijven) die de prijzen kunstmatig hoog houden. Chinezen werken graag samen met buitenlandse partijen, maar zien deze in eerste instantie als kruiwagen om zelf vooruit te komen. In de ‘Grote Sprong Voorwaarts’ van de 21e eeuw wordt geen truc onbenut gelaten. Octrooidiefstal komt op grote schaal voor en is lastig te bestrijden gezien het onbetrouwbare en corrupte karakter van het Chinese rechtsstelsel. En wie dacht een mooie zakenrelatie te hebben opgebouwd met die aardige lokale partner, ontdekt tot zijn verrassing dat deze achter zijn rug om een partnership is aangegaan met de concurrent.

Voor alle duidelijkheid: China is als afzetmarkt van ongekend belang voor de wereldeconomie. Het inkomen per hoofd van de bevolking zal de komende jaren explosief stijgen naarmate de regering in Beijing private initiatieven meer ruimte geeft. Maar het land is bij lange na geen transparante markteconomie. Ondernemers die het oosterse avontuur aandurven en een deel van hun productie erheen willen verplaatsen, doen er goed aan nog eens na te denken over hun motieven. Ga ik er heen voor het loonvoordeel? Of ga ik er heen omdat mijn concurrent er ook zit? In beide gevallen kunt u beter thuis blijven.