Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

500 dagen / maanden in dienst

Twee managers. De één werkt bijna 500 maanden bij hetzelfde bedrijf, de ander werkte gemiddeld 500 dagen voor zeven werkgevers. Hoe kijken zij aan tegen zaken als jobhoppen, bedrijfstrouw en het effect van beide op carrière maken? Een dubbelinterview.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Hij gaat ze ‘zeker’ volmaken, 500 maanden bij één bedrijf. Henk van den Nieuwendijk (64) is hard op weg. Hij werkt nu bijna eenenveertig jaar bij Panagro uit Leidschendam, een ‘ontwikkelend bouwbedrijf’ met honderdzeventig medewerkers. In die tijd werkte hij zich op van metselaar tot directeur. Van den Nieuwendijk maakte de American Dream waar, meldt de website van Panagro. “Van metselaar via uitvoerder, projectleider en adjunct-directeur tot directeur. Voor velen is hij een lichtend voorbeeld dat je met hard werken iets kan bereiken. Er is ontzag voor zijn voorkomen, kennis en arbeidsverleden.” Op een feestelijke bijeenkomst bij zijn 40-jarig jubileum kreeg hij een versiering opgespeld en werd hem een cadeau overhandigd.

Gilbert den Hertog (34) werkte sinds 1996 in managementfuncties bij zeven bedrijven, omgerekend gemiddeld 500 dagen per bedrijf. Na Scoot, een avontuur in West-Afrika bij Mobil Oil, na Advalue, Gameloft, Ex Machina en Overture/ Yahoo merkte hij dat hij ‘wat ouder werd’. “Je krijgt kinderen, gaat je wat meer settelen, wordt minder opportunistisch.” Daarom zou het zomaar kunnen dat hij nu wat langer aanblijft als commercieel directeur van MediaMall, interactieve digitale televisie. Den Hertog is net begonnen.

Meneer Den Hertog, u hecht geen belang aan jubilea?
“Ik heb er wel respect voor, maar voor mij is het de ver-van-mijn-bed-show. Ik asso-cieer het met pensioen of met een levenslang huwelijk, misschien ook een beetje met vastgeroest zitten. Daar vind ik mezelf nog wat te jong voor.”

U wel, meneer Van den Nieuwendijk?
“Het is toch leuk. Als directeur heb ik al heel wat collega’s speldjes opgespeld. Het begint bij twaalf en een half jaar in dienst, dan vijfentwintig, en bij veertig dienstjaren krijg je een speldje met een diamantje. Die heb ik nu ook.”

Meneer Van den Nieuwendijk, hoe zou u iemand als Gilbert den Hertog omschrijven?
“Die is misschien in wezen niet anders dan ik. Het ligt ook aan de kansen die je krijgt, de uitdaging die je ergens in vindt. Misschien kiest de jobhopper voor het geld. Ik heb ook wel eens weg gekund, via een headhunter. Maar het is zo: wat je hebt, dat weet je. En wat je krijgt moet je maar afwachten. Dat is geen luiigheid. Ik vond de uitdaging in wat ik deed bij Panagro.”

Meneer Den Hertog, die tweeënveertig jaar van Van den Nieuwendijk, een hele prestatie nietwaar?
“Absoluut. Als je tweeënveertig jaar energie kunt halen uit hetzelfde bedrijf, als je daar tweeënveertig jaar een uitdaging in vindt, is dat knap. Met hard werken kun je veel bereiken. Dat doe ik in verschillende functies.

“Toen ik van de universiteit kwam dacht ik carrière te maken bij een grote internationale onderneming. Dat het anders loopt heeft ook met de hectiek van de tijd te maken, van een omgeving van internetbedrijven en start-ups, spannend, waarin iedereen steeds met wat nieuws bezig is. Ik ben een multitasker: ik weet van veel een hele hoop, maar ik ben geen specialist.”


U bent snel uitgekeken?
“Nee, dat is het niet. Het is niet zo van: zodra er wat beters langs komt, ben ik weg. Als je op een nieuwe plek gaat werken doe je dat met alles wat je hebt. Juist uit de bereidheid om risico’s te nemen, door te accepteren dat je geen zekerheid hebt, qua baan, qua opbouw van je pensioen en dergelijke, spreekt commitment.”

Levenslange bedrijfstrouw is natuurlijk ‘niet meer van deze tijd’?
VdN: “Onzin, onterecht. Het gaat om uitdagingen, om inzet van jezelf. Ik wilde geen metselaar blijven. Ik ging naar de avondschool, cursussen, dingen erbij doen. Als je wilt, kun je je goed ontwikkelen bij hetzelfde bedrijf. Je moet kansen krijgen van het bedrijf en die kansen pakken.”

DH: “Het werkt twee kanten op. Als je kijkt naar het gemak waarmee bedrijven afscheid van je nemen, denk ik dat je geen schuldgevoel hoeft te hebben als je zelf een nieuw avontuur zoekt. Als het bedrijf het moeilijk heeft, zegt het jou ook vaarwel. Een bedrijf gedraagt zich net als een jobhopper.”

U bent ouderwets, meneer Van den Nieuwendijk?
“Nee. Nou is het wel zo: om te kunnen doen wat ik heb gedaan, moeten je vrouw en kinderen er ook achter staan. Mijn vrouw en ik hadden het zo geregeld dat ik de ruimte kreeg. Ik hoefde niet om vier uur de kinderen van school te halen. Nu is de tijd anders.”

De jobhopper past meer bij nu?
DH: “Dat denk ik wel. De tijd van lange carrières bij Philips of Shell of zo is voorbij. In de internetindustrie gaat het nog wat sneller. De industrie zit tegen, een bedrijf draait verlies, het gaat niet goed. Moet je dan mee met het zinkende schip? Ik kan het steeds goed uitleggen waarom ik ben weggegaan.”

Waarom heeft ‘jophoppen’ zo’n negatieve klank?
VdN: “Het betekent dat je je bestemming niet kunt vinden. Als ik mensen aanneem, moet ik al heel erg in nood zitten, anders neem ik zo iemand niet. Wat zou jij zo’n jobhopper nou meer kunnen bieden dan al die werkgevers daarvoor?”
DH: “Het klinkt als een soort ontrouwe hond, een opportunistisch figuur, iemand die steeds om zich heen kijkt naar waar het beter is en overal puinhopen achterlaat. Dat ben ik pertinent niet. Bij bedrijven die ik vaarwel heb gezegd, liep ik tegen een muur aan, tegen beperkingen op mijn carrièrepad. Of je moet dingen gaan doen waarvoor je niet bent aangenomen. Dan is het: slik maar even. Daar vind ik het leven wat te kort voor. Met alles maar slikken in de hoop dat het later beter wordt, neem je ook een risico.”

Wat zegt dat jobhoppen en die bedrijfstrouw over u?
DH: “Dat ik iemand ben die bereid is uitdagingen aan te gaan, risico’s te nemen, bereid is alles te geven. Ik ben meer een sprinter, tegenover een diesel die langzamer op gang komt.”
VdN: “Dat ik gedreven ben, fanatiek. Dat verwacht ik ook van anderen. Ik ben een gewone jongen gebleven, met vrienden van de lagere school ga ik nog steeds om. Iemand waarop je kunt bouwen, zo u wilt. Ik heb ook echt wat opgebouwd, ik werk met mensen, uitvoerders, waar ik al dertig jaar mee werk, mensen waarmee ik samen stenen heb gesjouwd.”

De jobhopper bouwt niets op?
VdN: “Minder, zeker. Je geeft jezelf minder tijd om mensen te leren kennen. Na verloop van tijd haal je gewoon meer uit het werk, uit een bedrijf.”
DH: “Je bouwt juist een hele brede ervaring op als je bij meer bedrijven werkt, meer dan wanneer je op één plek blijft zitten. Ik denk dat je een wijdere blik krijgt, dat het je een rijker mens maakt.”

De jubilaris heeft geen initiatief?
DH: “Dat geloof ik niet. Het is ook mooi als je alle aspecten van één bedrijf leert kennen. Het is wat anders als je veertig jaar in dezelfde functie werkt. De ultieme zekerheidszoeker, iemand die kennelijk alleen werkt om een beetje te kunnen leven. Als ik iemand moet aannemen die al twintig jaar hetzelfde doet, zet ik daar de nodige vraagtekens bij. Waarom wil hij dan nu wel weg? Gaat het niet goed? Dan gaan de alarmbellen af.”
VdN: “Zonder initiatief wordt niemand directeur.”

Wat betekent ‘hart voor de zaak’ voor u?
VdN: “Als de zaak je nodig heeft, moet je er eigenlijk altijd staan. Op zo’n moment mag je jezelf best wat ontzeggen.”
DH: “Dat je ergens aan de slag gaat met geloof in wat het bedrijf doet. Met volle overgave. Dat je ook bereid bent om af en toe wat te slikken. Hart voor de zaak zit niet in blijven zitten waar je zit.”

Wat staat voorop: het belang van het bedrijf of dat van uzelf?
VdN: “Als het belang van het bedrijf voorop staat, komt het belang van jezelf vanzelf. Als wij winst maken dan profiteert het hele bedrijf daarvan. Wij doen leuke dingen voor onze mensen, nemen ze mee met hun echtgenotes naar Parijs, naar Londen, we geven een gratificatie aan alle medewerkers. Dan mag je wat terug verwachten, vind ik.”
DH: “Moeilijk. Het belang van jezelf en van je gezin moet in eerste instantie voorop staan denk ik. Als het bedrijf je vraagt van Haarlem naar Maastricht te verhuizen, zo van ‘pak je spullen maar’, dan kan het belang van je gezin prevaleren. Dat zegt niks over inzet. Ik zit vaak genoeg tot tien uur ’s avonds ergens aan te werken, dat doe je niet alleen voor jezelf.”

Hoe zit het met het geld? Blijven of naar wat beters omkijken?
VdN: “Jobhoppen, da’s simpel. Iemand die ergens anders gaat werken, neemt altijd een stapje.”
DH: “Af en toe naar een ander bedrijf gaan, absoluut. Ik kies voor grote sprongen in plaats van doorgroeien.”

Meneer Van den Nieuwendijk, als u met dezelfde frequentie als meneer Den Hertog van baan was veranderd, hoe stond u er dan nu voor?
“Dan was ik niet gelukkig geweest. Het was ook niet goed geweest voor thuis. Enige zekerheid is ook belangrijk. Wat ook meespeelt: waarom zou ik? De biefstukken die ik nu heb gegeten, waren groot genoeg.”

Stel, meneer Den Hertog, u werkte nog steeds bij Scoot. Hoe ging het nu met u?
“Dan was ik nu werkloos geweest. Scoot bestaat niet meer. Zo gaat dat in mijn branche.”

Van den Nieuwendijk vertelt uitvoerig over zijn carrière. Heeft hij uw aandacht, meneer Den Hertog?
“Ik vind het altijd interessant om te horen waar zo iemand de inzet en de energie vandaan haalt om door te gaan, door te groeien. Dat is leerzaam. Maar hij zou ook mijn verhaal moeten aanhoren, waarom dingen lopen zoals ze lopen.”

En andersom?
VdN: “Ja, maar ik zou in discussie gaan met ’m. Ik zou zeggen: ik denk dat je ongelukkig bent, dat je het nergens kunt vinden. Je moet wel eens ergens voor vechten in het leven. Als je steeds wegloopt, ga je dingen uit de weg. Misschien is het iets van een andere generatie. Ze scheiden veel sneller, ze geven nergens meer om. Het is niet goed, vind ik. Trouw is ook wat waard.”

U kijkt terug op / bent bezig aan een geslaagde carrière, vindt u?
VdN: “Ik ben enorm tevreden, het is boven verwachting gegaan. De stapjes die je maakt. Toen ik werkvoorbereider was en een hoofduitvoerder zag lopen, dacht ik: als ik dat toch eens kon worden. En het is veel verder gegaan, tot het directeurschap toe. Een probleempje is dat je mensen voorbij gaat die je van haver tot gort kent, die hetzelfde zijn als jij. 80 Procent gunt het je, 20 procent is jaloers, van: waarom hij wel en ik niet? Dat is een nadeel van klimmen in één bedrijf.”
DH: “Ik ben blij dat ik naar Afrika ben gegaan, waar ik een bredere visie op het leven heb gekregen, blij met de keuzes die ik heb gemaakt. De rode draad is dat ik altijd in een start up-omgeving heb gewerkt, altijd bezig ben met het begin van een groter plan. Dat past kennelijk goed bij mij.”

Bent u trots op uzelf?
VdN: “Ja.”
DH: “Absoluut, zeker.”

Nergens spijt van?
DH: “Ik heb natuurlijk wel eens foute beslissingen genomen, ben in bedrijven gesprongen waar het zakelijk niet goed in elkaar zat. Ik heb wel eens gedacht: holy moly, wat heb ik nou weer gedaan. Dan is het een kwestie van doorbijten. Het is inherent aan wat ik doe. Ik werk gewoon in een wilde branche. Eigenlijk ben ik geen jobhopper.”
VdN: “Nee. Nou ja, ik heb wel eens gedacht: ik had wel eens een kijkje bij iemand anders in de keuken willen nemen. Maar anderen die dat wel hebben gedaan zeiden tegen me: ‘Henk, het is daar precies hetzelfde als hier’.”