Het kabinet heeft twee ingrijpende wetten ingevoerd om misstanden op de arbeidsmarkt te repareren: de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) en de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsverhoudingen (DBA), die alweer op de helling staat. Beide wetten grijpen in op een gegroeide tweedeling op de arbeidsmarkt.
Aan de ene kant het “salariaat”; de mensen met een vast contract en de bijbehorende voorzieningen voor ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en oude dag. En aan de andere kant het “precariaat”: de flexwerkers en schijn-zzp’ers die vrijwel rechteloos zijn en voor wie de Bijstand en de AOW de enige vangnetten zijn.
Helaas is de reparatie uitgevoerd als een restauratie. Zo veel mogelijk werkenden worden richting vaste baan geduwd. Maar het is geen 1950 meer.
Schijn van zekerheid
De economie is complex en onvoorspelbaar geworden. Ontwikkelingen gaan snel. De meeste mensen doen werk dat nog niet bestond toen ze aan hun schoolloopbaan begonnen. Bedrijven opereren in een context van fundamentele onzekerheid. Flexibele arbeid is in deze omstandigheden onmisbaar om risico’s beheersbaar te houden. Als flexibiliteit niet kan worden ingevuld met tijdelijke contracten of zzp’ers, dan leidt dat niet tot meer vaste banen, maar tot meer uitzend- en payroll-constructies. Kan dat ook niet, dan komen er simpelweg minder banen.
Een vaste baan geeft een prettig gevoel van zekerheid, maar in feite is dat schijn. Een arbeidscontract voor onbepaalde tijd is net zo’n loze belofte als een gegarandeerd pensioen. Niemand kan veertig jaar vooruit kijken en de meeste ondernemingen halen hun veertigste verjaardag helemaal niet. Zekerheid kan ook te comfortabel voelen: zolang je op tijd komt en doet wat je gezegd wordt, zit je gebeiteld.
Te veel zekerheid geeft risicomijdend gedrag en een focus op “houden wat je hebt”. Van een werknemer verwachten we tegenwoordig echter dat hij zich blijft ontwikkelen, dat hij beslissingen durft te nemen en dat hij fouten durft te maken. Niet voor niets heeft een grote hogeschool zich inmiddels tot doel gesteld haar studenten op te leiden tot “ondernemende professionals”; de werknemer wordt steeds meer een “zelfstandig professional in loondienst”.
Wat nodig is, is geen restauratie van de arbeidsmarkt, maar een modernisering.
De volgende drie elementen zijn daarvoor van belang:
1. Versoepeling van het ontslagrecht
Door de WWZ is het – bedrijfseconomische redenen buiten beschouwing gelaten – veel te moeilijk geworden iemand te ontslaan. Eerder was het voornamelijk duur, nu is het onmogelijk, behalve als je disfunctioneren kunt aantonen met een solide dossier. Dat betekent: je medewerkers vertellen wat ze moeten doen en turven wanneer ze tekortschieten. Precies wat je in een modern bedrijf niet wilt.
2. Risico’s herverdelen
Het is een verstandig principe om risico’s neer te leggen bij wie ze kan beïnvloeden. Zo zou de werkgever minder het risico moeten dragen van ziekte en arbeidsongeschiktheid van zijn medewerkers, en meer van hun werkloosheid. Bijvoorbeeld: een werkgever betaalt de werknemer met een vast dienstverband bij ontslag 70 procent van het oude loon, totdat de werknemer een nieuwe baan heeft. Dit met een maximum dat gekoppeld is aan het aantal dienstjaren. Daarmee prikkel je werkgever én werknemer om te werken aan blijvend leren en employability.
3. Inkomensverzekering voor alle werkenden
Werknemers en zzp’ers gaan steeds meer op elkaar lijken, maar vallen fiscaal en qua sociale verzekeringen in verschillende regimes, wat leidt tot ongewenste situaties. We moeten komen tot één verplichte basis-inkomensverzekering voor iedereen op de arbeidsmarkt (waaraan de hoogte van de huidige werknemersverzekeringen en van de zelfstandigenaftrek dan wordt aangepast).
Dit pakket verbetert de rechten van flexwerkers en laat werkenden sneller van baan naar baan gaan. Als “de polder” ook deze eeuw van waarde wil zijn, gaat ze hiermee aan de slag.
Mark Vletter is oprichter van Voys Telecom. Ronald Mulder is econoom, ondernemer en oprichter van de Maatschappij voor Innovatie van Economie en Samenleving. Dit blog verscheen eerder op Sprout.