Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

13 vragen over importbeperking

Wie exporteert kan te maken krijgen met importbeperkingen. Wat zijn dat eigenlijk? En hoe moet je ermee omgaan? Sprout zet de feiten in dertien vragen op een rij. 

1. Wat zijn importbeperkingen?

Door de invoering van importbeperkende maatregelen kan de invoer van buitenlandse artikelen op de binnenlandse markt worden gereguleerd. Deze maatregelen kunnen gelden voor een bepaald product, ongeacht waar het vandaan komt, of voor een product uit een specifiek land. De meest gebruikte importbeperkingen zijn importquota en importtarieven.

2. Wat is het verschil?

In geval van een importquotum mag een bepaalde maximale hoeveelheid van een product worden geïmporteerd. Dit wordt gebruikt om te voorkomen dat de markt niet door buitenlandse producten wordt overspoeld. Bij een importtarief wordt er een soort belasting geheven over het geïmporteerde product. Hierdoor wordt het product duurder op de binnenlandse markt, waardoor het prijsverschil tussen de eigen en de buitenlandse productie verdwijnt.

3. Waartoe dienen importbeperkingen?

Importbeperkingen kunnen om verschillende redenen worden ingevoerd. Het kan gaan om bescherming van intellectuele eigendomsrechten, zoals het kopiëren van merkartikelen. Of een product moet voldoen aan specifieke technologische standaarden of milieuregels (denk aan het importverbod op hormoonvlees). De belangrijkste reden voor invoering van importbeperkende maatregelen is echter bescherming van de binnenlandse markt tegen buitenlandse concurrentie. Met name concurrentie uit lage lonen landen vormt een grote bedreiging voor de (dure) Westerse bedrijven. Zie bijvoorbeeld wat er nu met textiel uit China gebeurt.

4. Hoe heeft dat kunnen gebeuren?

Sinds 1 januari 2005 is, na dertig jaar, het multivezelakkoord afgelopen. Na het wegvallen van deze importquota, steeg de invoer van textiel uit met name China veel sneller dan in eerste instantie werd verwacht. Dit had tot gevolg dat Europese textielproducenten, die niet tegen de lage Chinese prijzen kunnen concurreren, in de problemen kwamen. Indien er een te grote import plaatsvindt, mag de EU vrijwaringsmaatregelen treffen. Dit betekent niets anders dan het opnieuw invoeren van importquota.

5. Dat China goedkoop is weet iedereen, wat is nu precies het probleem?

Het exacte probleem is dat reorganisatie binnen de Europese textiel-industrie is uitgebleven. Daar was geen noodzaak toe omdat het multivezelakkoord de Europese textielindustrie jarenlang heeft beschermd tegen concurrentie uit lage lonen landen. Landen als Italië, Frankrijk, Portugal en Spanje hebben hierdoor nooit veranderingen doorgevoerd. Met name deze landen krijgen nu de hardste klappen omdat ze niet meer mee kunnen met de nieuwe concurrentie.

6. En dat los je op door opnieuw importquota in te voeren?

Nee, niet echt. Dit is slechts een korte termijn oplossing. De Europese textielbranche zal daadwerkelijk flink moeten reorganiseren wil het in de toekomst nog kunnen concurreren.

7. Hoe dan?

Ze moeten goedkoper en efficiënter gaan werken. Arbeidsintensieve werkzaamheden moeten worden uitbesteed aan goedkope lonenlanden. Ondertussen moeten bedrijven zich meer gaan richten op het ontwerpen en marketen van producten. Kijk naar Nederland. Hier is de textielindustrie al bijna geheel verdwenen. Een textielbedrijf als Koninklijke Ten Cate heeft zich bijvoorbeeld gespecialiseerd in de productie van kunstgrasvezels, brandwerend materiaal en tentdoeken. Dan heb je een veel langere adem.

8. Geldt dit alleen voor de textielbranche?

Nee, om de zoveel jaar is er wel sprake van een handelsoorlog tussen landen. Denk bijvoorbeeld aan de staaloorlog tussen de VS en Europa van een paar jaar geleden. De Amerikaanse staalindustrie was, in tegenstelling tot de Europese, inefficiënt en sterk verouderd. Om de Amerikaanse markt te beschermen tegen staalimporten werden importtarieven ingevoerd. Hierdoor werd buitenlands staal flink duurder op de Amerikaanse markt. Een ander voorbeeld is de bananenoorlog uit de jaren negentig tussen, wederom, Europa en de VS.

9. Wat merk ik als ondernemer van de importbeperkingen?

Dat hangt van uw metier af. Neem bijvoorbeeld de problemen rond de Chinese kledingimport. Bent u eigenaar van een kledingzaak? In geval van importquota kunt u dan niet langer onbeperkt kleding vanuit China importeren. U, en uw collegae, zijn gebonden aan bepaalde hoeveelheden, wat dus tot lege schappen kan leiden. Worden er in plaats van importquota, importtarieven ingevoerd, dan moet u meer voor de geïmporteerde producten gaan betalen. Bent u daarentegen textielproducent dan profiteert u juist van de importbeperkingen. Uw eigen product wordt beschermd tegen concurrentie van buitenaf.

10. Zijn importbeperkingen te omzeilen?

Jazeker. Dat zie je nu ook met de textielquota gebeuren. Door de producten simpelweg vanuit een ander land te exporteren, kom je onder de importbeperkingen uit. Een aantal Chinese bedrijven zijn naarstig op zoek naar samenwerking met bedrijven in omliggende landen als Bangladesh, Cambodja en Vietnam. Vanuit deze landen kan het textiel probleemloos worden geëxporteerd. Een ander mogelijkheid, waar met name grote kledingbedrijven gebruik van maken, is het verschuiven van het productieproces naar andere lage lonen landen.

11. Zoals?

Landen als Turkije, India, Sri Lanka, Cambodja en Bangladesh. Het zijn met name deze landen die onder de Chinese expansie lijden. Zij zien met lede ogen aan hoe hun productie door de Chinezen wordt weggekaapt.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

12. Zijn er nog andere middelen om de handel tussen landen te beïnvloeden?

Naast importbeperkende maatregelen, kan een land er ook vrijwillig voor kiezen de export te beperken. Dit kan om verschillende redenen gebeuren. Zo mogen in de VS een aantal soorten, zeer sterke, computers, slechts beperkt worden geëxporteerd. Dit in verband met veiligheidsrisico?s. China heeft ook haar goede wil getoond door vrijwillig exporttarieven op textiel in te voeren. Dit om te voorkomen dat de Europese markt werd overspoeld door spotgoedkoop Chinees textiel. Dit mocht echter niet baten. Subsidiëring is een andere vorm van ?oneerlijke? concurrentie. Zo wordt de landbouw in Europa sterk gesubsidieerd, waardoor bedrijven tegen lage kostprijzen kunnen produceren. Concurrenten buiten de EU kunnen niet tegen deze prijs produceren, en zijn dus geen potentiële concurrent. Hetzelfde geldt voor de Koreaanse scheepsbouw, dat door subsidies schepen onder de kostprijs bouwt.

13. Zal er ooit sprake zijn van wereldwijde vrije handel?

Dat weet niemand. De plannen zijn er wel, maar het tempo waarin het wordt uitgevoerd verloopt tergend traag. Daarnaast worden er continue nieuwe belemmeringen ingevoerd zodra blijkt dat de eigen markt, om economische dan wel politieke motieven, in het geding komt.