Gerrit Zalm ligt onder vuur bij een deel van de Tweede Kamer, omdat hij in een interview heeft laten vallen dat het wel eens ‘moeilijk haalbaar’ zou kunnen zijn dat de Staat het geld terugkrijgt dat in de redding van ABN Amro en Fortis is gestoken.
Anderhalve week voor de verkiezingen grijpen PvdA en D66 de uitspraken van Zalm aan om aan de kiezers te laten zien dat ze bovenop deze kwestie zitten. Immers: veel kiezers staan bijzonder kritisch tegenover het bankwezen, als direct gevolg van de crisis. De reddingsoperatie heeft er echter tegeijkertijd voor gezorgd dat de Nederlandse overheid een flink aandeel gekregen in onder meer ABN Amro/Fortis. Door deze twee krachten zijn banken in een zeer ingewikkelde spagaat beland, waarin een gezonde bedrijfsvoering eigenlijk nauwelijks mogelijk is.
De miljarden die zijn gestoken in het redden van de banken, roept een gevoel van onrechtvaardigheid op bij veel mensen. Deze houding lijkt door te slaan in een volksgerecht, waarin de woede zich richt op bankiers die in hun eentje verantwoordelijk zouden zijn voor de crisis. Dat is niet alleen onwaar, maar ook gevaarlijk.
De roep van ‘het volk’ om een hoog rendement te geven op de staatssteun, dwingt banken immers om winsten te maximaliseren. Daar is zeker niets mis mee, maar tegelijkertijd zorgt de inmenging van de overheid en strakkere regulering ervoor dat banken geen vrij spel hebben om deze hoge winst te maken. Noodzakelijke maatregelen als ontslagen, investeringen in het buitenland, of hoge beloningen voor toptalent, lijken op dit moment politiek onbespreekbaar. Ook producten met een groot risico die andere banken wel kunnen voeren, liggen gevoelig.
De uitspraken van Zalm moeten dan ook in dit licht worden bezien. Dat hij er een hard hoofd in heeft dat de Staat de investeringen terugkrijgt, is een indirect gevolg van de staatsinmenging zelf. De overheid zou daarom zeer terughoudend moeten zijn met de inmenging in de bedrijfsvoering van deze banken.
Jean Paul Hokke
Partner en Country Head, Capco