Bedrijf Sponsorbrein
Opgericht Oktober 2006
Wat Sponsoradviesbureau
Mening ‘Sponsoring is meer dan borden en borrelen’
Zeven vette jaren lang werkte Sponsorbrein-directeur Erik Ruts bij Ernst & Young als manager CRM & sponsoring. Voor een sportliefhebber met marketinginteresses een bijzondere baan aangezien de accountantfirma sinds 1998 sponsor is van de NOC*NSF en zich dus al jaren bezighoudt met de Olympische ringen.
Hij maakte er vier Olympische Spelen mee en initieerde allerlei creatieve marketingactiviteiten om het sponsorship te doen leven bij de achterban. Hoogtepunten vormden het succes van de rammelaar in klapschaatsvorm in Salt Lake City en het mini-congres in Sydney over de haalbaarheid van een Nederlandse Spelen in 2028. Met dat soort creatieve acties haal je als bedrijf de nodige pr binnen en dan heb je het goed gedaan. Ook een project, waarbij nieuwe werknemers van Ernst & Young hun arbeidscontract tijdens de Spelen van Sydney tekenden, was succesvol. Ruts: “We koppelden de belangen, doelgroepen en activiteiten van Ernst & Young aan de Olympische sport. Wanneer zoiets lukt, dan kun je spreken van een succesvol sponsoringproject dat veel verder gaat dan het klassieke ‘borreltje bordje’ waarvan iedereen ons altijd verdenkt. Zo’n partnership is eigenlijk helemaal niets – je mag de ringen gebruiken – maar het gaat erom wat je ermee doet.”
Vorig jaar kreeg Ruts de mogelijkheid om door te groeien bij Ernst & Young. Vanuit sponsoring kom je dan op een bredere marketingfunctie uit. “Maar ik vond alleen sponsoring interessant. Kijk, ik deed drie dagen sponsoring en voor de rest werk aan je andermans problemen zoals een reorganisatie. Uit een gesprek met een coach bleek ook dat zo’n langdurig carrièrepad niks voor mij is. Uiteindelijk kwam alles bij elkaar in een sessie met een reclamebureau. Ik wilde laten zien iets van niet-sponsorgerelateerde dingen af te weten. Mijn gesprekspartner liet toen weten dat vooral mijn visie op sponsoring meerwaarde had. Tja, weinig mensen verdienen hun geld nu eenmaal als generalist, ik moest persoonlijk groeien door te specialiseren. Maar ja, dan moest ik het veilige pluche verruilen voor een onzeker bestaan als ondernemer. Ik heb veel moeten overwinnen, maar het was de enige manier. Ik moest die angsten beetpakken, ze herkennen en achter me laten.”
Uiteindelijk nam hij in oktober vorig jaar de stap om voor zichzelf te beginnen als sponsoradviseur. Het kantoortje bij een reclamebureau in Utrecht was snel geregeld, maar het rustgevende gevoel van een grote onderneming die min of meer jouw dagindeling bepaalt, werd ingeruild voor een iets te grote apenkooi-opstelling, oftewel: vrij spelen. Immers, met die ene klant – het jeugdsportfonds – waren de dagen lang niet vol. “Ik wist aanvankelijk niet wat ik moest doen. Willekeurig mensen bellen of ze sponsoradvies kunnen gebruiken? Hoe werkt zoiets? Maar ja, ik móést natuurlijk gewoon. Dus heb ik maar alles aangegrepen: congressen, lezingen, kleinere organisaties. Ik dwing mezelf bovendien om twee keer per week iemand op te bellen voor new business. Uiteindelijk geeft het een heerlijk gevoel om over mijn eigen onzekerheid heen te stappen en van niets iets te maken.”
Nee, een groot tienkoppig kantoor in de Amsterdamse reclamegordel is niet de ambitie van de energieke Ruts. Zijn gouden medaille, om in de terminologie van de sport te blijven, ziet er iets genuanceerder uit. “Ik zou graag voor sponsoring doen wat Funda voor de huizenmarkt heeft gedaan. Een complete markt inzichtelijk maken en daardoor revolutionair zijn. De buitenwacht ziet sponsoring als een zak met geld die toevallig effect heeft. Mijn USP is daarom een eigen softwareprogramma, hiervoor heb ik de licentie voor de Nederlandse en Vlaamse markt. Het kan de effectiviteit van sponsoring meten voor bedrijven. Wanneer dat de nieuwe standaard wordt, sla ik twee vliegen in een klap. Aan de ene kant houden bedrijven geld en tijd over voor scherpe marketingcases waarbij de werelden van sponsor en gesponsorde elkaar overlappen. En bovendien krijgen ze inzicht in wat wel en niet werkt. Geweldig toch?”
Tekst Bas Hakker