Begin jaren ’60: de studerende reclameman
Toen ik begon bij een reclamebureau studeerde ik nog. Ik bekostigde zo mijn eigen studie. Een halve dag in de week was ik vrij en ging ik naar college. Studeren deed ik ’s nachts en in het weekend. Als jonge bedrijfseconoom was de reclame een mooie branche. Je had toen voor het eerst TV-commercials. Daar lagen kansen.
Eind jaren ’60: de wereld in
Ik wilde verder, bij een bedrijf dat echt iets maakt. Dat werd Hoogovens. Omdat ik buitenlandse ervaring op wilde doen, ging ik daarna voor Ceteco naar Latijns-Amerika. Ik heb mijn spullen gewoon in een zeecontainer gepakt en ben vertrokken. Daar heb ik alles geleerd over het runnen van een bedrijf. En hoe je winst kunt maken.
Eind jaren ’70: zelf de baas worden
Daarna wilde ik zelf wel eens de baas worden. Bij de SHV kon ik een kleine bedrijfsactiviteit uitkopen. Dit heb ik later omgebouwd tot Getronics. Een fantastische periode, omdat ik veel naar eigen inzicht vorm kon geven. Zelf iets scheppen is een heel leuke activiteit.
Jaren ’80 en ‘90: groeien
Getronics groeide op eigen kracht, gelukkig hebben we nooit hoeven lenen. Toen ik begon was er nog niks en twintig jaar later was Getronics het grootste it-bedrijf van Nederland. Na mijn vertrek ging het door een kritische fase, maar nu staat het weer op de kaart. Dat geeft veel voldoening.
1999: afscheid
In ‘99 vond ik dat ik het bedrijf in de weg ging zitten. Een eigen bedrijf is als een kind, iets emotioneels. Ik moest ruimte maken voor iemand anders. Het afscheid zelf was niet moeilijk. De moeilijkheden kwamen daarna. Wijsheid achteraf: zorg dat je zeggenschap houdt in je onderneming. Mijn opvolger klikte onvoldoende met het bedrijf en ik vond het verdrietig dat ik niet kon ingrijpen.
2005: nuttige dingen
Bij Getronics was privé-tijd de restpost, nu is dat andersom. Maar ik wil mijn tijd graag nuttig besteden [met commissariaten voor onder meer KPN en Heineken, MS]. Stoppen met werken vind ik zoiets Nederlands. Kijk naar de rest van de wereld, daar gaan mensen zo lang door als ze kunnen. Ik vind het een voorrecht om te mogen werken.