Ik ben een zoeker. Jarenlang deed ik interviews, volgde cursussen en las honderden boeken. Ik wilde de heilige graal ontdekken van leiderschap of persoonlijke ontwikkeling. Dat lukte niet.
Ik volgde iets of iemand in de hoop dat dit houvast gaf in een leven waar ik weinig van begreep. Mijn hoop was gebaseerd op de overtuiging dat er iets wezenlijks ontbrak. Dat er op een dag een beter zelf tevoorschijn kwam.
Voor de zoekers zijn er talloze boeken, seminars, goeroes, methoden om jezelf te optimaliseren. Alles kan. Je brein opnieuw programmeren, in gesprek gaan met je overleden grootvader of hardlopend je depressie te lijf.
Ik probeerde van alles. Zat in een zweethut, ging bij yoga op mijn hoofd staan, slikte voedingssupplementen, keek in de spiegel om iets positiefs aan mezelf te ontdekken, visualiseerde bestsellers of werkte een gortdroge bananencake naar binnen omdat er geen gluten in zat. Nog afgezien van het leger aan coaches, ervaringsdeskundigen en hulpverleners die je problemen aanpraten waarvan je niet wist dat die bestonden.
Junkies en toeristen
De Amerikaanse schrijver Mark Manson verdeelt de zoekers onder ons in zelfhulpjunkies en zelfhulptoeristen. De eerste groep is verslaafd en zoekt altijd en overal naar het allesbepalende inzicht. De tweede groep gaat pas naar een therapeut of coach als er iets mis is zoals bij een scheiding, conflict of een burn-out.
Het heeft iets aanmatigends en onsympathieks om zo met jezelf bezig te zijn. Dat begreep schrijver Hermann Hesse al voor de Tsunami aan zelfhulpboeken. ‘Nichts ist gefährlicher und seelenmordender als die beständige Beschäftigung mit dem eigenen Wesen und Ergehen, der eigenen einsamen Unzufriedenheit und Schwäche.’
Wij denken ten onrechte dat wij de baas zijn over ons lichaam en geest. Een kwestie van wilskracht, input en discipline. Er zijn volgens de Amerikaanse wetenschapsjournalist Barbara Ehrenreich veel dingen waarover we juist geen controle hebben. ‘Wíj zijn niet de enigen die ons lot bepalen. Het lichaam is géén geoliede machine. Enige nederigheid is op zijn plaats. We moeten accepteren dat we niet de baas zijn over onszelf’, zei ze in het interview.
Babysitter
We denken steeds dat iemand anders het beter weet en de antwoorden en oplossingen voor ons heeft. De boeddhistische lerares Pema Chödrön schrijft in het boek ‘When things fall apart’ dat het is alsof wij hopen dat er ergens een babysitter is die onze hand vasthoudt en voor ons zal zorgen als we die nodig hebben. Voor sommigen is dat god, voor anderen is het Ben Tiggelaar, Boeddha of Renske Kroes. We hebben daarmee de neiging de verantwoordelijkheid buiten onszelf neer te leggen. Er is geen babysitter waar je altijd op kunt rekenen. Dat is een ongemakkelijk en moeilijk te verteren waarheid.
De paradox van jezelf continu willen verbeteren is dat het ultieme doel is dat je jezelf niet meer hoeft te verbeteren. Door veel zelfhulp hebben wij het gevoel dat we niet voldoen. Dat wij anders moeten zijn dan we zijn.
Verbetering houdt niet op
Ben je een wezenlijk ander iemand als je een leiderschapsprogramma volgt of een stilteweek in de woestijn? Vijf kilo bent afgevallen of dagelijks jouw to-do-lijst keurig afwerkt? Er is altijd iets dat we kunnen verbeteren aan onszelf. Het houdt nooit op.
Daniel Ofman zei in een interview voor MT dat verandering een doel in de maakbare wereld kan zijn. ‘Je kunt een gebouw opknappen. Een plan maken, beheersen en controleren. Maar de IK-wereld is niet maakbaar, verandering is geen doel, maar een gevolg. Ik heb jaren aan mezelf gewerkt, mijn best gedaan en therapieën gevolgd. Het schoot niet op. Dat vond mijn omgeving ook. Als je stopt met anders te willen zijn dan je bent, verander je als gevolg daarvan.’