De meest curieuze figuur in het centrum van de aandacht in de voetbalwereld is elk moment beslissend, maar wordt nog wel eens over het hoofd gezien.
Jawel, ik heb het over de scheidsrechter. Vanuit het oogpunt van leiderschap is een interessante vraag: wat beweegt iemand om de leiding te willen hebben op het veld? Waarom is Björn Kuipers eigenlijk verdrietig dat hij naar huis moet? Wat ‘drijft’ de scheids? Is hij (maar nu loop ik op mijn verhaal vooruit) wel helemaal goed bij zijn hoofd?
Blinde
Zelf kom ik regelmatig in het voetbalstadion. Om mij heen op de tribune bevinden zich mede-toeschouwers die het belieft regelmatig hun ongenoegen te uiten. Ze zijn het niet eens met zaken die zich op het veld afspelen en proberen dat zo luid mogelijk te laten weten. Dermate luid, dat minder assertieve toeschouwers zoals ik soms met hoofdpijn het stadion uitgaan. Voetbal kijken lijkt het uitlaatventiel te zijn van een te hard opgepompte binnenband van verbitterde woede.
Maar het opmerkelijkst is tegen wie de decibellen gericht zijn, namelijk de scheids, en niemand anders. De tegenpartij kan winnen of verliezen, schoffelen, schoppen of tijdrekken, er kraait geen haan naar. De man met het fluitje heeft het altijd gedaan. Er is nog nooit een scheidsrechter geweest die géén kritiek over zich heen gestort kreeg, wat opvallend is want ze zullen toch niet allemaal half blind of omgekocht zijn geweest. Maar dat is toch wat ze van het publiek te horen krijgen: BLINDEEEE!!!! Zo oorverdovend mogelijk. En dat is dan nog een van meest vriendelijke kwalificaties die worden gebezigd.
Altruïstische verklaring
Ik hoop dat duidelijk is waar ik heen wil. Als scheidsrechters wordt gevraagd naar hun beweegredenen, worden meestal antwoorden gegeven zoals ‘plezier in de sport’, ‘een bijdrage leveren aan het voetbal’ of ‘lichaamsbeweging’. Dat is volkomen plausibel, maar voor lichaamsbeweging kun je natuurlijk ook gewoon door het bos gaan rennen, en als je plezier aan voetbal wil beleven, lijkt me tegen een bal aantrappen meer voor de hand liggen dan uit de buurt van de bal blijven met een fluitje in de mond.
Ik kan me heel goed voorstellen dat het een genoegen is om de wedstrijd waar anderen plezier aan beleven, mogelijk te maken. En dat is precies wat scheids- en grensrechters doen. Maar is deze altruïstische verklaring afdoende gezien de bak stront die soms over de scheids heen wordt gestort?
Twee stuks fruit
De scheidsrechter leeft in zijn eigen universum. Met zijn 2e t/m 6e official (of nog meer) vormt hij een kliek met eigen kleding, kleedkamer en omgangsvormen. Waardering hoeven de zwartbroeken alleen te verwachten van hun vakbroeders, want publiek en media focussen zich over het algemeen uitsluitend op de 1% verkeerd genomen beslissingen, en negeren de 99% correcte, hoezeer ook split-second in het razendsnelle spel geconstateerd. Eén cruciale fout en je mag op het EK je koffers pakken. En dan nog maar hopen dat het meevalt met de doodsbedreigingen.
Ik heb nog nooit een jongenskamer gezien waar posters van beroemde scheidsrechters aan de muur hangen. Nog nooit meegemaakt dat een van de spelers aan het eind van de wedstrijd shirtje wil wisselen met de scheids. Als de scheidsrechter thuis komt vraagt zijn vrouw: ‘Hoe was het op je werk?’ ‘Oh, goed, viel mee, twee stuks fruit naar mijn hoofd, meer niet.’
Stofjes in hun lijf
Wat beweegt de scheids? Is het een voor de rest van de mensheid niet te begrijpen mensensoort? Hebben ze anders stofjes in hun lijf dan de rest? Wat dat laatste betreft: er is bij mijn weten geen studie naar gedaan, maar dat zou de sleutel kunnen zijn. Het wijst, preciezer gezegd, op de kracht van neurotransmitters in machtssituaties.
Scheidsrechter zijn is een machtsrol. Bij bepaalde apensoorten en ook bij mensen is geconstateerd dat machthebbers meer serotonine in hun bloed hebben. Bij de groene meerkat (een apensoort) bleken mannetjes met een hoge sociale rang bijvoorbeeld bijna twee keer zoveel serotonine te hebben aangemaakt dan soortgenoten met een lage rang. Als de hoge rang werd ‘afgepakt’, daalde het niveau. Dus alleen al het feit dat iemand machtig is, stimuleert het serotonineniveau.
Serotonine wordt in de hersenen gemaakt en reguleert dopamine, de stof die ons genot en welzijn bepaalt. Met andere woorden: je voelt je veel lekkerder mét serotenine in je bloed. Mensen met een depressiviteitsstoornis hebben er meestal een gebrek aan. Wat dit staaltje biochemica suggereert, is dat voetbalscheidsrechters véél serotonine in hun bloed hebben rondzwemmen.
Is het misschien een idee om bloed af te nemen bij scheidsrechters tijden een EK-finale, en het te vergelijken met dat van pakweg een maand eerder? Er zou veel verschil moeten zijn. De man in het zwart heeft een onvergelijkbare machtpositie: één penalty of rode kaart kan beslissend zijn voor de wedstrijd, en de emoties niet alleen van de 22 spelers maar ook van 1 miljard tv-kijkers. Kortom op dat moment spuit de serotonine bijna je oren uit en beleef je een heroïnekick in het kwadraat. Kennelijk genoeg om op te wegen tegen de ellende die vóór, tijdens en na de wedstrijd over je wordt uitgestort.
Dus nee, scheidsrechters zijn niet gestoord en komen ook niet van een andere planeet. Ze zijn alleen ‘hooked’ aan stofjes die hun eigen lichaam aanmaakt, net als de meeste andere machthebbers.