De proeftijd is nog steeds een veel voorkomend beding in de arbeidsovereenkomst. Tijdens de proeftijd mag de werkgever de werknemer met onmiddellijke ingang ontslaan. Het normale ontslagrecht geldt niet. Er geldt kortom een vrijwel rechteloze periode voor de werknemer. Daarom worden er strikte eisen gesteld aan het proeftijdbeding.
De spelregels
In een tijdelijke arbeidsovereenkomst van korter dan twee jaar mag maximaal een proeftijd van één maand worden overeengekomen. In een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd mag de proeftijd maximaal twee maanden zijn. Er kan geen proeftijd worden overeengekomen indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor ten hoogste zes maanden. De proeftijd moet schriftelijk worden overeengekomen en vereist derhalve een handtekening van de werkgever en de werknemer. Is de proeftijd mondeling overeengekomen of is een langere duur afgesproken dan wettelijk mogelijk, dan is de proeftijd nietig. Dit is de zogenaamde ijzeren proeftijd-theorie.
Misbruik
Indien misbruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om op te zeggen tijdens de proeftijd, is de opzegging vernietigbaar. Dit was bijvoorbeeld het geval in de situatie dat de werkgever de arbeidsovereenkomst opzegde nadat de werknemer slechts één uur arbeid had verricht. Daardoor had de werkgever zich onvoldoende ingespannen om inzicht te krijgen in de hoedanigheid van de werknemer en zijn geschiktheid voor de bedongen arbeid, waartoe de proeftijd dient.
Wanneer start de proeftijd?
Regelmatig start een werknemer al met de werkzaamheden voor de eerste formele dag van de arbeidsovereenkomst. De vraag is dan wanneer de proeftijd start: de dag van het starten van de werkzaamheden of de overeengekomen contractuele eerste dag?
Ook het Hof Arnhem-Leeuwarden moest deze vraag beantwoorden. In deze zaak startte de arbeidsovereenkomst formeel op 1 juli 2014 maar was de werknemer al op 17, 18 en 25 juni 2014 aanwezig geweest op twee vestigingen van de werkgever. Op 30 juli 2014 deed de werkgever een beroep op de proeftijd. Kon dit nog? Nee, oordeelde het hof. Het hof oordeelt dat de proeftijd begint te lopen zodra de werknemer feitelijk begint met het verrichten van werkzaamheden ter uitvoering van de overeengekomen arbeid, waardoor de werkgever de gelegenheid wordt geboden zich een beeld te vormen van de kwaliteit van de werknemer.
De werkzaamheden die de werknemer in juni verrichtte vielen onder de overeengekomen werkzaamheden. Daarmee is de werknemer uiterlijk 25 juni 2014 begonnen met de feitelijke werkzaamheden en verstreek de proeftijd derhalve op uiterlijk 25 juli 2014. De arbeidsovereenkomst werd op 30 juli 2014 en daarmee buiten de proeftijd opgezegd. Omdat bovendien nog sprake was van een jaarcontract dat niet tussentijds kon worden opgezegd had de werknemer recht op doorbetaling van zijn loon over de volledige 12 maanden.