Karl Marx had gelijk: eerst het eten en dan de moraal. Anders gezegd: de wetten van de economie bepalen hoe we in het leven staan en wie we kunnen zijn. Ons denken en voelen, onze moraal en psychologie, passen zich vervolgens daarop aan. Dat geldt ook voor kinderliefde en vrouwenemancipatie.
Laten we beginnen met de kinderen. Tweehonderd jaar geleden hielden ouders natuurlijk ook van hun kinderen, maar de kids waren toen wel aanmerkelijk sneller economisch inzetbaar dan nu. Iedereen die handen had, hoe jong ook, moest ze uit de mouwen steken. Passende arbeid zat. Ook in de eerste generatie fabrieken van de industriële revolutie was het werk nog zo simpel dat kinderen zich snel nuttig konden en moesten maken. Weerzinwekkend natuurlijk, kinderarbeid. Maar wel lucratief: eerst het eten, dan de moraal.
De strijd tegen die kinderarbeid was moreel beladen en is succesvol gevoerd. Maar pas op, die strijd werd pas beslecht toen industriële fabrieksarbeid zo ingewikkeld werd dat kinderhandjes de taken niet meer konden verrichten. Vanaf dat moment moest men eerst opgeleid worden. Veel langer opgeleid dan nodig was voor de taken van de simpele boerensamenleving van voorheen. Dat kindertjes onderwijs gingen genieten was moreel verheffend. Maar ook economische noodzaak.
Die educatietrend heeft krachtig doorgezet. We leven nu in complexe wereldverbanden en moeten het hebben van onze innovatieve concurrentiekracht. Dat heet de kennissamenleving. En dus moeten we voortdurend leren. Om complexe productietaken aan te kunnen. Om elkaar efficiënt en toch vriendelijk te bedienen in de servicesamenleving. Om elkaar te verstaan. En om elkaar te managen.
Dat is mooi, maar het vergt veel onderwijs en het vreet tijd. In deze context zijn kinderen niet een, twee, drie in te zetten. Ze worden onrendabel. Kreeg een echtpaar twee eeuwen geleden 10 kinderen, dan was dat een (economische) zegen. Kreeg datzelfde echtpaar er een eeuw geleden 10, dan was dat een zware last. Ze moesten immers ook allemaal geschoold worden. Nu 10 kinderen krijgen betekent zo ongeveer een sociaaleconomisch doodvonnis. Er moet zoveel in het tiental geïnvesteerd worden, dat het je je leven kost. Zorgen die 10 dan nog wel voor een goede oude dag? Ook die traditionele garantie valt weg, want ze blijven op onze globaliserende planeet vast niet om de hoek wonen.
Kinderen zijn derhalve geëvolueerd van een goede investering naar een peperduur consumptieartikel. Veel duurder dan pakweg 500 paar Manola Blahnik-schoentjes: een redelijk bevredigend alternatief voor moederschap, zo heeft Sex and the City lange tijd wervend gecommuniceerd. Onderzoek uit 2008 van Margriet en Opzij gaf aan dat vrouwen hobby's, vrienden en werk méér zijn gaan waarderen. En kinderen wat minder. Tien is helemaal passé, één of twee is handzamer. Of helemaal geen: economisch verstandig. De moraal past zich aan: moederschap wordt niet meer gezien als de superieure levensvervulling voor ‘de moderne vrouw'. Wereldwijd zien we het kindertal per gezin dan ook drastisch terugvallen.
Op zijn beurt betekent dat weer dat vrouwen slechts een zeer beperkt percentage van hun levensjaren zwanger zijn en in de kleine kinderen zitten. Dat was anders in grootmoeders tijd. Dus rest hen nu weinig anders dan in zichzelf te investeren. Ze hebben er bovendien tijd van leven voor – we worden immers ook veel ouder dan grootmoeder. En het is een economische must. Dat maakt vrouwenemancipatie zonder meer onomkeerbaar.
Alle columns van Carl Rohde vindt u in het speciale online overzicht. Dr Carl C.Rohde leidt een virtueel netwerk van markt- en trendonderzoekers wereldwijd. Daarnaast is hij lector Trendwatching of Fontys Hogescholen.