Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Overheid gedraagt zich als overbezorgde ouder

De nieuwe jeugdwet krijgt steeds meer vorm. Maar Podiumauteur Peter Paul Doodkorte vraagt zich af of de wet wel goed doordacht is. Volgens hem gedraagt het Rijk zich als een overbezorgde ouder die zijn kindje maar niet kan loslaten. 

Onlangs sprak ik Niek, een zesentwintigjarige vrouw. Zij vertelde mij: “Mijn ouders zijn in staat om onder het mom van advies altijd weer een opmerking te maken zodat je weer aan het twijfelen wordt gebracht of dat je aan jezelf begint te twijfelen of je het allemaal wel goed doet. Ik weet dat ik niet mag klagen. Ik heb beide ouders nog en ik heb een gelukkige jeugd gehad, maar mijn ouders zijn zo verschrikkelijk overbezorgd dat het irritant is. Zij kunnen zo moeilijk loslaten.”

De status van de Jeugdwet

Gemeenten worden per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdzorg. Dit wordt vastgelegd in de Jeugdwet. Deze nieuwe wet vervangt de huidige op de Jeugdzorg. De nieuwe wet vervangt overigens niet alleen de huidige Wet op de Jeugdzorg, maar ook de verschillende andere onderdelen van de jeugdzorg die nu nog onder de Zorgverzekeringswet (Jeugd-GGZ) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Jeugd-LVB) vallen. Ook de jeugdbescherming en jeugdreclassering maken onderdeel uit van de nieuwe Jeugdwet. Het kabinet wil de Jeugdwet na de zomer van 2012 voorleggen aan de Raad van State. Vervolgens wordt het wetsvoorstel eind 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden.  Aan het verhaal van Niek moest ik denken nadat ik het concept wetsvoorstel voor de nieuwe Jeugdwet had doorgenomen. Dat concept wetsvoorstel is inmiddels een paar weken openbaar. Het is wellicht niet helemaal toevallig dat het in de vakantieperiode is gepubliceerd. Want, weliswaar mag iedereen reageren en zullen alle reacties meewegen bij de uiteindelijke beslissing over de vorm van het wetsvoorstel, maar juist door publicatie in de vakantieperiode wordt het ‘gevaar’ van teveel bemoeienis wel aanzienlijk gereduceerd.

Kanttekeningen nieuwe jeugdwet

De nieuwe jeugdwet lijkt op het eerste gezicht heel evenwichtig. Maar nadere bestudering en beschouwing leert dat gemeenten weliswaar volledig verantwoordelijk worden voor de zorg en ondersteuning van jeugdigen en hun gezinnen, maar niet de daarbij behorende zeggenschap krijgen. Voor belangrijke groepen van jeugdigen met ondersteuningsbehoefte (jeugdbescherming, jeugdreclassering en de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen) ligt de zeggenschap (voornamelijk) bij derden: de kinderrechter en de huisarts.

Bovendien moeten de gemeenten hun beleidsvoornemens voor de inrichting en uitvoering van de zorg voor jeugd en gezin inbrengen in het op overeenstemming gericht overleg met het onderwijs (ogo). En over de zorgstructuur en de daarmee gemoeide budgetten van het onderwijs heeft de gemeente vervolgens zelf nauwelijks zeggenschap. Gemeenten verkeren daardoor in het nieuwe stelsel in de onmogelijke positie, waarin ze wel de verantwoordelijkheid hebben, maar geen zeggenschap, autoriteit of gezag. Zij kunnen zich straks wel eens een machteloze outsider voelen. 

Hinken op twee gedachten

Los van deze kanttekening, die ongetwijfeld nog voor een stevig debat tussen gemeenten (VNG) en Rijk (lees: ministeries van VWS en – in het bijzonder – Veiligheid en Justitie) zal zorgen, is er wellicht een nog fundamenteler vraagstuk te benoemen. Het uitgangspunt van beleid en vormgeving rond de transformatie van de zorg voor jeugd is, dat ouders primair zelf verantwoordelijk en aanspreekbaar zijn voor de opvoedingsverantwoordelijkheid. Het handen en voeten geven aan die ‘eigen kracht-principe vergt van hen ondersteunende professionals primair een houding van ‘zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’. Anders gezegd: professionals moeten niet ‘overnemen’, maar ‘invoegen’. Als de ‘eigen kracht’ van ouders en jeugdigen daarbij vertrekpunt is betekent dit volgens mij:

  • dat zij aangesproken wordt op zijn eigen kracht en competenties;
  • dat bekeken wordt wat de mogelijkheden zijn van het sociale netwerk (familie, vrienden, buren);
  • dat pas wanneer de eigen kracht en de mogelijkheden van het sociale netwerk niet voldoen, een beroep gedaan kan worden op de individuele voorzieningen.

Maar, ook in het laatste geval, dienen zij primair de regisseur van hun eigen casus te zijn. En ook daar lijkt de Jeugdwet op twee gedachten te hinken. Enerzijds wordt het principe van eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht als vertrekpunt genomen, maar tegelijkertijd wordt de regiefunctie bij de gemeenten gelegd. Wat bij mij de vraag oproept of – als eigen kracht uitgangspunt is, niet juist de ouders c.q. het sociaal systeem van kind en gezin de regisseur moeten zijn; en de gemeente/overheid meer de facilitator?

Overbezorgde ouders

Mijn voorlopige conclusie is dat het Rijk met de concept Jeugdwet nog niet bijster goed slaagt in het handen en voeten geven aan de opgave een nieuwe balans te vinden – en te faciliteren – in de driehoek overheid – uitvoerder – burger. Het Rijk vertoont veel overeenkomsten met overbezorgde ouders die hun kinderen maar niet kunnen loslaten. Zo wil zij het aanbod van zorg en welzijn zo goed mogelijk laten aansluiten op de vraag van burgers, de kwaliteit verhogen en de prijs in de hand houden, maar tegelijkertijd stuurt zij door kaders en via wet- en regelgeving de instelling en (mede)overheden.

Relevante vragen die bij de nieuwe Jeugdwet om een (meer) passend antwoord vragen zijn volgens mij dan ook:

  • Is de gemeente wel de regisseur?
  • Wil de gemeente de regisseursrol wel hebben als die gepaard gaat met de thans beschreven (beperkte) zeggenschap en wordt haar die rol door andere partijen dan ook gegund?
  • Als de ‘eigen kracht’ van het gezin(ssysteem) en zijn haar omgeving centraal staat, hoe gaan wij dan om met het verschil in posities tussen formele uitvoerders en informele uitvoerders (toename informele zorg)?
  • En als de burger ook (in toenemende) mate (naar vermogen) financieel moet bijdragen en dus niet elke rekening meer bij de overheid terechtkomt, wat betekent dit dan voor de (reikwijdte van de) zeggenschap van diezelfde overheid?

Ik zeg en schrijf het bovenstaande, in het besef dat er ouders en jeugdigen zijn die om allerlei redenen niet de regie kunnen voeren over hun zorg/welzijn. Juist voor hen heeft de overheid een functie door een springplank, trampoline te bieden. Niet primair geld, maar gewoon hulp. In dat kader is hulp geen voorziening, maar een recht (in tegenstelling tot wmo-positie).

 

Wekelijks de nieuwsbrief van Werk en Leven ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Eerdere bijdragen:

Over de auteur:
Dit Podiumartikel is geschreven door Peter Paul Doodkorte, partner van BMC.

Over het podium:
Ook uw visie geven op ontwikkelingen binnen uw vakgebied? Plaats een artikel op MT Podium. Log in op mt.nl/profiel en voeg onder 'activiteiten' uw artikel toe. Interessante bijdragen worden meegenomen in de nieuwsbrief en op home geplaatst.
MT Magazine publiceert bovendien periodiek 'Het beste van MT Podium'.