Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Moet je als platform een vergunning halen voor het doorsluizen van geld? Dit zijn je opties

Online marktplaatsen die zelf betaaldiensten verrichten moeten daar vanaf volgend jaar een vergunning voor hebben. In de praktijk vallen de gevolgen mee, schrijft Remco Boer (Mollie) in een gastblog. 

Online marktplaatsen brengen vraag en aanbod bij elkaar en zijn een belangrijk onderdeel van de nieuwe economie geworden. Vaak verwerkt zo’n platform ook de geldstroom: de koper betaalt het platform en die betaalt op een later moment de verkoper uit.

Waar in het buitenland deze activiteit als financiële dienstverlening wordt gezien en een vergunning of specialistische dienstverlening vereist, kunnen Nederlandse platforms geldstromen vrij afhandelen. Althans, dat konden ze. 

Brief

Op 28 juni 2017 stuurde de Nederlansche Bank (DNB) een nieuwsbrief waarin werd aangekondigd dat handelsplatforms vanaf januari 2018 ook vergunningsplichtig zijn. Omdat deze verandering flinke impact kan hebben op het businessmodel van platforms, veroorzaakte het korte bericht als snel een hoop reacties en onzekerheid in de markt. 

Wat betekent dit bericht voor platforms en wat zijn de mogelijke oplossingen? Wanneer de wetteksten, de berichtgeving van DNB en de achterliggende intenties van de toezichthouder beter worden bestudeerd, blijkt de uiteindelijke impact mee te vallen. 

Nevenactiviteit

Sinds de invoering van de eerste betaalrichtlijn (de Payment Services Directive of PSD) in 2009 moeten partijen die betaaldiensten verlenen hiervoor in principe een vergunning verkrijgen. DNB maakte daarbij een onderscheid tussen bedrijven die als hoofdactiviteit de levering van betaaldiensten hebben, zoals bijvoorbeeld Mollie of Adyen, en partijen die dit als nevenactiviteit doen, zoals online marktplaatsen. Deze laatste categorie behoefde geen vergunning.

Omdat de scheidslijn tussen handelsplatform en betaaldienst in de verschillende EU-lidstaten anders wordt geïnterpreteerd, is de definitie van een betaaldienstverlener onder de tweede betaalrichtlijn (PDS2) aangescherpt. De PSD2, en daarmee deze verdere harmonisatie, wordt op 13 januari 2018 van kracht. 

Geen onderscheid meer

Het gevolg van de aangescherpte regels is dat het eerdergenoemde onderscheid niet meer geldt. De markt lijkt hieruit geconcludeerd te hebben dat alle handelsplatforms die geldstromen afhandelen nu ook een vergunning moeten behalen. Omdat de communicatie van DNB hierover vrij summier is, wordt verondersteld dat de lijn van andere Europese toezichthouders zoals de Bafin (Duitsland), de FSA (UK) of de AMF (Frankrijk) wordt gevolgd. 

Deze conclusie wordt te snel getrokken en strookt niet met de intenties van DNB, de voor Nederland relevante autoriteit. Het is niet de wens of intentie om alle handelsplatforms een vergunning te verlenen en onder toezicht te plaatsen. Wat wordt bedoeld door de Nederlandse wetgever en waar de toezichthouder naar streeft staat beschreven in de Memorie van toelichting implementatiewet PSD2. 

Uitzondering

In de Memorie van toelichting staat dat een uitzondering blijft gelden voor handelsagenten die namens één van de twee zijden (dus koper of verkoper) op het platform handelen, ongeacht of het platform de betaling of gelden verwerkt. De uitzondering geldt niet voor partijen die voor beiden optreden als zij ook de gelden afhandelen.

Met andere woorden, bepaalde uitzonderingen blijven bestaan. Het is niet langer relevant of de betaaldienst een hoofd- of nevenactiviteit is, maar het wordt nu relevant of het handelsplatform gekwalificeerd kan worden als handelsagent, een begrip uit het Burgerlijk Wetboek. De definitie vereist dat een platform voor één van de zijden een transactie verzorgt, maar niet voor beiden tegelijk.  

Faillissement

Dit lijkt vreemd, maar is een logische gedachte. De wetgever maakt zich vooral zorgen om een faillissement van een handelsplatform waarbij veel consumenten geld kunnen verliezen. Anders dan een betaaldienstverlener, heeft een handelsplatform nu geen verplichting om de klantgelden veilig te stellen terwijl hij deze wel beheert. Bij een faillissement van het platform zijn koper en verkoper hun geld kwijt. 

Maar is het platform een handelsagent voor een van de twee, bijvoorbeeld de verkoper, dan ontstaat een normale handelsrelatie. De koper betaalt en is klaar. Vervolgens ontstaat een vrij normale debiteurenrelatie tussen het platform en de verkoper verglijkbaar met een normale leveranciersverhouding.

Het platform kan natuurlijk alsnog failliet gaan, maar dat wordt dan gezien als normaal debiteurenrisico van de verkoper. Deze relatie wordt geregeld in het Burgerlijk wetboek (BW) en niet in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en valt daarmee buiten het toezicht van DNB.

Interessant natuurlijk, maar wat moet een handelsplatform nu concreet doen? Naar ons idee zijn er vier opties; hier opgesomd van meest tot minst pragmatisch.

1. Voorwaarden aanpassen

Een logische gedachte is om de eigen overeenkomsten en algemeen voorwaarden zodanig aan te passen dat het platform een handelsagent is voor ofwel de koper of de verkoper. In veel gevallen zal het logisch zijn voor de aanbodzijde (verkoper) op te treden, maar dit is natuurlijk afhankelijk van de dienst. Deze oplossing vergt met name een aanpassing van de voorwaarden voor het zakendoen met het platform zonder ingrijpende aanpassingen van het businessmodel.

2. Betaaldienst gebruiken

Een tweede optie is om gebruik te maken van de platformdiensten van een betaaldienst zoals Mollie. Hierbij is het van belang dat het platform op geen enkel moment beschikt of de controle heeft over de geldstromen. Dit vraagt om een specifieke implementatie waarin een betaling al in een vroeg stadium wordt gesplitst en de gelden bedoeld voor de verkoper niet onder controle komen van het platform. 

3. Betaaldienstverlener worden

Zijn bovengenoemde opties onaantrekkelijk en is een officiële status gewenst, dan kan een platform kijken naar een vergunning als betaaldienstverlener. Met een transactievolume van gemiddeld 3 miljoen euro per maand en uitsluitend Nederlandse activiteiten kom je in aanmerking voor een vergunningsvrijstelling.

Je hebt dan een officiële status, bent gehouden specifieke voorwaarden in acht te nemen maar valt niet onder actief toezicht. Dat laatste betekent een enorme lastenverlichting ten opzichte van een vergunninghoudende instelling.

4. Een DNB-vergunning aanvragen

Overschrijdt het volume de 3 miljoen euro-grens of ben je als platform ook in het buitenland actief? Dan is bij DNB een vergunning aan te vragen. Dit is niet alleen praktisch onhaalbaar binnen de gestelde termijn, maar betekent ook een enorme verzwaring van de bedrijfsvoering en gaat gepaard met eenmalige en doorlopend hoge kosten. 

Het bericht van DNB heeft tot veel ophef geleidt bij handelsplatformen. Hoe zij er precies over denken horen we hopelijk in september 2017 als ze meer bekend zullen maken over hun interpretatie van de PSD2. Maar de intenties van de wetgever zijn vrij duidelijk en bieden platforms voldoende pragmatische oplossingen. 

Remco Boer is directeur en mede-eigenaar van Mollie. Hij spreekt en schrijft regelmatig over startups, innovatie en wetgeving. Hij schreef eerder het boek ‘Ik geef U op een briefje’ over een debacle in de Fintech avant la lettre. Met dank aan Finnius advocaten voor hun bijdrage aan deze blog. 

Lees ook: Is jouw Fintech-startup vergunningplichtig?