Bestuurder en commissaris Petri Hofsté (1961) behoort al jarenlang tot de meest invloedrijke corporate topvrouwen van Nederland. ‘Gevraagd en ongevraagd’ werkt ze aan meer diversiteit en inclusie in de boardroom en daarbuiten.
En boardrooms, die ziet ze vaker van binnen dan menigeen. Niet voor niets voert ze de lijst van meest invloedrijke commissarissen van Nederland aan, al drie jaar en als eerste vrouw ooit. Ze zetelt in de raad van commissarissen van Rabobank, Achmea, Pon Holdings en Fugro. Ze is voorzitter van de Foundation Board van Nyenrode, lid van het bestuur van Vereniging Hendrick de Keyser, Stichting Capital Amsterdam en lid van de adviesraad van SER Topvrouwen en WIFS.
De accountant en bedrijfseconoom Hofsté daagt bestuurders graag uit door de thema’s inclusie, diversiteit, duurzaamheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid aan te kaarten. ‘Maar een inclusieve samenleving bouw je natuurlijk niet alleen.’
Om nog meer impact te maken, krijgt ze hulp van ‘de collega’s in de executive en non-executive boards waarmee zij samenwerkt, de adviesraad van SER-topvrouwen onder voorzitterschap van Marguerite Soeteman, participatie in initiatieven als die van het Sustainable Finance Lab, Radix en de Buitenboordmotor, diverse adviseurs die inclusiviteit nastreven en haar dochter, ‘met haar perspectief op een inclusieve samenleving.’
Jarenlang heeft Hofsté zich ingezet voor meer vrouwen in de boardroom. Ze kan sinds kort rekenen op een paardenmiddel van de overheid: de invoering van een quotum voor vrouwen aan de top van het bedrijfsleven. Minimaal één derde van de leden in de raden van commissarissen van beursgenoteerde vennootschappen moet vrouw zijn.
Hofsté ziet ook graag meer vrouwen in zware businessrollen, ‘met profit & loss-verantwoordelijkheid én met de voorzittershamer’. En dit liefst niet alleen in sectoren waar vrouwen het sowieso al goed doen.
Bij alle organisaties waar ze in betrokken is, staat zowel gender- als culturele diversiteit op de HR-agenda. ‘Een belangrijke stap na het bereiken van voldoende genderdiversiteit, is namelijk doorpakken op het thema en ook bewust streven naar een bredere diversiteit in de boardroom en de rest van organisaties.’
‘Voor werving en ontwikkeling van mensen in organisaties is het van belang meer nadruk te leggen op de kwaliteiten en het potentieel van mensen dan alleen maar diploma’s en de gebruikelijke curricula.’
Ze pleit ook voor levenslang leren, via trainings- en ontwikkelingsprogramma’s ‘voor mensen ten behoeve van rollen in de organisatie of daarbuiten.’
Persoonlijk vindt ze diversiteit voor wat betreft leeftijd ook erg belangrijk. ‘Dat gaat over jong én oud. Meer jonge mensen in de boardroom, maar ook het nodige respect voor de ervaring van oudere bestuurders.’
Haar definitie van de ultieme inclusieve organisatie? ‘Een organisatie die mensen verwelkomt en waardeert in hun diversiteit, die het beste uit mensen wil halen. Het is een lerende en zich ontwikkelende organisatie mede door de diversiteit van de input in discussies.’