Wat: Kledingmerk
Wie: Jefferson Osei, Abderrahmane Trabsini en Hussein Suleiman
Sinds: 2012
Omzet: niet gedeeld
Werknemers: 55
Daagt uit: gevestigde labels
Website: www.dailypaper.com
Daily Paper is een fenomeen, wereldwijd. Jefferson Osei, Abderrahmane Trabsini en Hussein Suleiman hebben zojuist de eerste flagship store van hun kledingmerk geopend in de Lower East Side in New York, en de Amerikanen keken reikhalzend uit naar hun komst. Welke Nederlandse ondernemer haalt de Vanity Fair met een eerste zaak in de States? Precies. Daily Paper, aangestuurd vanuit de Amsterdamse Houthavens, is hot.
Honderdduizenden jongeren, van Casablanca tot Accra tot Amsterdam, voetballers als Matthijs de Ligt en artiesten als Ronnie Flex en Sevn Alias lopen rond in de kleurrijke streetwear van Daily Paper. Het Van Gogh verkoopt hoodies met werk van de schilder (en die worden misschien eerder gekocht vanwege het Nederlandse kledingmerk dan om de schilder). Daarmee is het een van de 180 winkels verspreid over 29 landen waar het succeslabel ligt.
En dan te bedenken dat Daily Paper een jaar of acht geleden begon als blog over mode en muziek, en de oprichters helemaal geen mode-achtergrond hadden. Wat ze wel cool vonden: hun blog promoten met T-shirts. Die gaven ze als bedankje aan de mensen die ze interviewden. Kleurrijk, soms met een verwijzing naar Afrika, waarmee de drie een band hebben. Maar hun ondernemerschap, daar draait Daily Paper om: dat zorgde ervoor dat ze een kans zagen, toen die eerste T-shirts populair bleken en ze een pivot maakte naar de modewereld. Naast hun studies (Internationale betrekkingen, Sportmarketing en Interactief Mediadesign) gingen ze kleding verkopen. de shirts kregen gezelschap van sweaters, broeken, accessoires en de rest is geschiedenis.
Hussein Suleiman, die inmiddels een tijdje in New York woont, zei eerder in Het Parool dat de mode-ondernemers een verhaal willen vertellen. ‘We komen uit verschillende Afrikaanse landen. Osei komt uit Ghana, Trabsini uit Marokko. Op school leerden we over het Romeinse Rijk, de Tweede Wereldoorlog en de Duitse en Italiaanse geschiedenis, maar niets over Somalië, Marokko en Ghana, de kolonisatie van Afrika en de subculturen van het continent. Of wat zich daar afspeelt.’
‘Met onze kleding, de ontwerpen, de prints en het materiaal – soms met spreuken van artiesten, zoals van Nigeriaanse rappers – willen we het verhaal vertellen van de zoektocht naar die identiteit, waarbij we vooral focussen op positieve ontwikkelingen, op mensen inspireren en kracht geven. Niet iedereen koopt bij ons vanwege dit verhaal, een heleboel mensen vinden wat we maken gewoon mooi.’