Lessen van gewone mensen die ongewone dingen doen. Dit keer: honkbalcoach Martijn Gruppelaar (45).
Van zijn vader leerde hij slaan en vangen, maar ook: hard werken, nooit opgeven. Nu geeft hij dat als hoofdcoach aspiranten bij de Rabbits van Baseball Academy Kennemerland door aan nieuw honkbaltalent. Hij leert hen ook dat de beste honkballers continu fouten maken. ‘Van winnen leer je niks, van verliezen heel veel.’
Echte honkbalfamilie
‘Ik kom uit een echte honkbalfamilie. Mijn vader was 10 jaar fysiotherapeut van het Nederlands team. Ik groeide op met honkbal: ’s ochtends zelf spelen; ’s middags met mijn vader mee. Naar de Amstel Tijgers en Kinheim. Of de Haarlemse Honkbalweek. Ik was ‘zoon van’, mocht overal naartoe. Dan wóónden we zowat in het stadion. Als kind leerde mijn vader me vangen, gooien en slaan. En hard werken; serieus met je sport bezig zijn. Als hij iets doet, doet hij het goed en geeft hij er alles voor. Hardlopen? Dan ook meteen marathons. Hetzelfde met karten. Daarin wilde hij meteen Nederlands kampioen worden. Stond hij daar, in de woonkamer te sleutelen aan zijn kart. Want we hadden geen garage. Mijn moeder verklaarde hem voor gek.
Major League als walhalla
Uiteindelijk is hij nooit kampioen geworden. Maar ik heb er wel van geleerd. Als je iets doet, doe het goed. En met passie.
Zelf heb ik op topniveau gespeeld in de overgangsklasse bij Kinheim en RCH, in de Australische hoofdklasse bij de Adelaide Giants en de Central District Buldogs, en bij terugkomst in Nederland bij DSS. Toen ik zelf vader werd ben ik gestopt. Ik wilde tijd voor mijn kind vrijmaken. Zo ben ik in het coachen terechtgekomen. Ik ben verantwoordelijk voor de aspiranten, de jongste lichting. Het is echt topsport. Ik leid de teamtrainingen en coach de wedstrijden. Als ze bij mij binnenkomen zijn ze 12, 13 jaar oud. De Major League, het walhalla, is hun droom.
Pure dingen
Van coachen krijg ik energie. Ik kan nog zo moe zijn of me niet zo lekker voelen, als ik een middagje met de kids aan de slag ga ben ik weer helemaal fit. Zij beleven de dingen zo puur. Ze geven iedere keer 110 procent en ik zie ze telkens een stapje beter worden. Dat geeft voldoening. Ik hoef niet meer alles te vertellen, ze denken zelf na. Zoals Confucius al zei: ‘Vertel het me en ik zal het vergeten. Laat het me zien en ik zal het onthouden. Laat het me ervaren en ik zal het me eigen maken.’ Weet je, als je dát ziet, dat vind ik gaaf.
Elke dag beter worden
Honkbal is een ongelooflijk moeilijk spelletje. Elke pitch is anders. De bal komt met 160 kilometer per uur op je af, op verschillende manieren. Dan moet je hem met een ronde knuppel slaan, binnen bepaalde lijnen. En dan staan er ook nog mensen die de bal kunnen vangen…Honkbal gaat om elke dag beter worden; de kleine dingetjes goed doen. Dat is wat ik hen leer.
Strateeg
Als coach ben ik een strateeg. Ik moet vooruitdenken. Voor iedere wedstrijd spreken we het wedstrijdplan door; hoe de jongens moeten spelen. En ik geef door wat de tegenstander kan. Tijdens de wedstrijd houd ik het overzicht, ben ik mentaal aan het coachen: ik zorg dat ze geconcentreerd zijn en gaan als de brandweer. Bij trainingen ga ik meer in op de details: hoe ze moeten bewegen, waar ze moeten staan.
Een spel van fouten
Honkbal is een spel van fouten. De perfecte honkballer is nog niet geboren. Je kunt 10 keer aan slag komen. Daarvan mag je 7 keer uit gaan. Dat betekent dat je 7 keer mag falen; meer dan de helft dus. De Amerikaanse oud-speler Barry Larkin heeft een gemiddelde van ongeveer 300 – 30 procent dus – en die is opgenomen in de National Baseball Hall of Fame. Met 3 op de 10 ben je een superslagman. In de Major League staan miljonairs dus avond na avond te falen.
Leren van verliezen
Van winnen leer je niks, van verliezen heel veel. Het gaat mij om de ontwikkeling van de spelers; ze moeten fouten maken om beter te worden. Ik geef ze daartoe alle ruimte, bijvoorbeeld door een jongen die moeite heeft met fielden toch te laten spelen en hem positief te coachen. Ik zal nooit zeggen: ‘Wat een stomme fout’. Dan komen die jongens niet verder. Ik ben wel streng op mentale fouten: niet met je kop in de wedstrijd zitten of op de verkeerde plek gaan staan.
Afgelopen jaar combineerde ik mijn werk bij de Rabbits met een baan als hoofdcoach van overgangsklasseteam RCH. Een noodoplossing. Zij wilden mij graag als hoofdcoach, maar ik wilde mijn werk bij de Rabbits niet opgeven. Het bleek echter toch niet zo goed te combineren. Het werd me gewoon te veel. Nu ben ik alleen nog trainer bij RCH en coacht iemand anders de wedstrijden daar.
Kinderopvang
Ik werk ook nog in de kinderopvang, bij de buitenschoolse opvang. Dat doe ik al 15 jaar. Ik werkte daar 5 dagen, maar het honkballen wordt steeds belangrijker. Nu doe ik het nog 2 middagen. In Nederland is het moeilijk om met honkbal je brood te verdienen, maar inmiddels lukt het me redelijk. Als ik in Amerika had gewoond, of als ik voetbalcoach was geworden, was het makkelijker geweest. Ik heb wel de ambitie om nog hoger te gaan. In december ben ik klaar met de TC4 (Trainer/Coach4)-opleiding. Dan kan ik de hoofdklasse coachen, of bijvoorbeeld bondscoach van Zwitserland worden… Of, nou ja, Zwitserland… Eerder een zonnig land als Spanje of Portugal. Ik hoef niet naar Amerika. Dat is te ver weg. Maar bondscoach van Spanje, clubcoach in Italië… Of Duitsland. Daar zit honkbal ook erg in de lift. Diploma halen en gaan!’
Zij die het verschil maken
Dit is een serie in MT die gaat om medewerkers die in hun werk verschil maken en leiderschap tonen. Zij vinden zichzelf niet bijzonder, maar zijn dat vaak wel. Kent u zo iemand? Meld het ons via [email protected]
Dit verhaal staat in de meest recente printeditie van Management Team, die helemaal in het teken staat van talent. Ben je nog geen abonnee? Vraag de huidige editie dan aan als gratis proefnummer.