Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Femke Halsema is de baas van een klein bedrijf‘

Femke Halsema is de baas van een klein bedrijf. Zeven Kamerleden stuurt ze aan. Ze voert functioneringsgesprekken, maar ze naar huis sturen kan ze niet. “Laat ik vooropstellen dat er bij GroenLinks niet een soort anti-managementsfeer heerst.”

 

De sigaret is net uitgedrukt. Voor haar neus staat een bakje fruit, waar ze af en toe een muizenhapje van neemt. Femke Halsema is verkouden, aan de lopende band sinds de geboorte van haar tweeling Suzy en Bruno in oktober 2003. Ze probeert zich staande te houden, dat is het, overleven, zoals elke carrièrevrouw met jonge kinderen. Vandaag is een goede dag, geen vergaderingen in de Kamer, hopelijk een beetje op tijd naar huis. Ze verontschuldigt zich voor de oude trui die ze aan heeft als de foto wordt gemaakt. En voor haar verkouden hoofd.
Ja, dat uiterlijk. Ze stoort zich aan de stukjes in de media over haar haar, ze wil het over de inhoud hebben. Tegelijkertijd realiseert ze zich dat uiterlijk wel degelijk meetelt in de moderne politiek. Ze is de enige vrouwelijke fractieleider, ze wordt zelfs ‘Miss Binnenhof’ genoemd, dat is een wapen in de grijze Haagse wandelgangen.
Opeens stond ze daar, tussen mannen als Gerrit Zalm, Jan-Peter Balkenende en Jan Marijnissen. Paul Rosenmöller had, twee maanden voor de verkiezingen, zijn functie neergelegd. “Ik had precies drie uur de tijd om een besluit te nemen. Paul moest weten of hij weg kon. Ik heb mijn vriend gebeld en een uur een beetje zitten sippen op mijn kamer. Toen kwam Paul binnen en heb ik hem gemeld dat ik beschikbaar was.”

 

Daarna realiseer je je pas wat dat betekent…

“Ik moest de meest aansprekende leider van GroenLinks opvolgen. Onder leiding van Paul zijn drie frutselpartijtjes met weinig overlevingskracht omgevormd tot een partij van elf zetels. We hadden de nodige problemen gehad, Tara Singh Varma, Afghanistan, de moord op Fortuyn… We waren op ons retour. Toen hij aftrad, stonden we op zes zetels in de peilingen, vrij dramatisch. Die eerste weken heb ik als extreem zwaar ervaren. Niet slapen…”

Je bent dan opeens de leider van de partij.

“Ik was justitie- en asielwoordvoerder. Ik had er altijd veel lol in om op mijn eigen vleugeltje te zitten en stond zo min mogelijk bemoeienis van de grote leider toe. En nu ben ik degene die de compromissen sluit. Dat vind ik nog steeds moeilijk. Zeker als er in fractievergaderingen onderwerpen passeren waar ik zelf een uitgesproken mening over heb, vind ik het lastig om niet het hoogste woord te voeren.”

Doe je jezelf daarmee geweld aan?

“Nou, je leert het natuurlijk wel. Ik sluit op dit moment compromissen die ik me acht jaar geleden niet voor had kunnen stellen. Maar je doet het omdat het functioneel is. Omdat ik het doel waarmee ik het doe, heel goed kan verdedigen, namelijk machtsvorming, invloed uitoefenen.”

Hoeveel invloed heeft een kleine oppositiepartij als GroenLinks eigenlijk? De kabinetsplannen zijn toch al helemaal bekokstoofd in de achterkamertjes.

“Ja, maar daar strijd ik ook tegen. En ook al krijg je je zin niet, je geeft wel een stem aan een minderheid. Ik ben vier jaar asielwoordvoerder geweest, in de periode dat de vreemdelingenwet opnieuw is geschreven. Ik denk dat ik niet één keer mijn zin heb gekregen. En toch ben ik ervan overtuigd dat mijn bijdrage aan het debat noodzakelijk was. Omdat je de regering confronteert met hoe een minderheid er in Nederland over denkt. Je maakt de kritiek op het beleid zichtbaar en je oefent daarmee toch druk uit. Oppositie bedrijven is een sterk onderschat vak in Nederland.”

Wat ziet u als uw belangrijkste taak als fractieleider?

“Politiek leiderschap. Daarmee bedoel ik dat je verantwoordelijk bent voor de centrale inhoudelijke en politieke lijn van zo’n politieke partij. Ik ben daar natuurlijk ook het gezicht van. Meer dan aan wie ook wordt elke mening die een GroenLinkser heeft aan mij verbonden. Dat geeft me ook verantwoordelijkheid voor de richting die we inslaan. Dat speelt allereerst op het praktisch politieke niveau; we hebben de komende weken die en die debatten, die moeten voorbereid worden en dat betekent dat ik daar met Kamerleden over praat. Zeker als het politiek gevoelig wordt, bewaak ik de eenheid en de overtuigingskracht. En op een wat hoger abstractieniveau van de politieke ideologie hoor ik leiding te hebben. En verder ben je tot op zekere hoogte ook, eh, gewoon een manager.”

U zegt het aarzelend.

“Nou ja, zo veel stelt het ook niet voor. Ons personeel is in dienst van een stichting en valt niet rechtstreeks onder mijn verantwoordelijkheid. De gedachte daarachter is dat je medewerkers niet afhankelijk mag maken van de grillen van Kamerleden. Ik ben natuurlijk wel op de hoogte en als er crises dreigen, ben ik wel degelijk aan zet, maar de dagelijkse leiding is in handen van een personeelslid. Daarnaast ben ik wel verantwoordelijk voor het functioneren van de Kamerleden. Dat zijn zeven anderen buiten mij, wat je noemt een klein bedrijf.”

We zagen u laatst op de achtergrond zitten bij het debat over eerwraak. Is dat om te controleren of ze hun werk wel goed doen?

“Nee, als morele steun. Naïma Azough is ons jongste Kamerlid en het was voor haar een heel gevoelig debat. Het was bovendien het eerste optreden van Hirsi Ali, waar veel emoties spelen, waar alle camera’s op gericht staan. Dan zit ik daar vooral als ondersteuning. Als ik behoefte zou hebben om te controleren, zou ik hier op mijn kamer luisteren. “Dat debat is in de fractievergadering voorbereid. Wij zijn een vrij platte organisatie, dus een fractievergadering is Kamerleden en medewerkers. Die hebben allemaal inspraak, tenzij we er niet uitkomen, dan hebben alleen Kamerleden stemrecht.”

Maar u kunt geen Kamerleden naar huis sturen.

“Nee, die zitten hier zonder ‘last of ruggespraak’, zoals dat heet. Nee, als wij grote problemen krijgen met een Kamerlid, zoals met de affaire Singh Varma, dan kun je lichte druk uitoefenen om zich terug te trekken. Dat hebben wij in dat geval ook gedaan. We zijn ernstig met haar gaan praten of het niet beter was om haar zetel op te geven. Maar als iemand dat weigert, dan kan hij in zijn eentje als de groep huppelepup doorgaan.”

Lijkt me lastig. Moet u zich vaak inhouden?

“Als ik het met opvattingen van anderen echt niet eens ben, of als ik het onverstandig vind voor GroenLinks, maak ik dat wel kenbaar. Op ethisch terrein of bij nijpende onderwerpen geldt bij ons geen fractiediscipline. Heel recent bij de discussie over de aso-bakken. Ik heb me daar mateloos geërgerd aan GroenLinksers. Ik vind het terecht dat de suv, de sports utility vehicle, ter discussie wordt gesteld. Maar ik vind dat wij die discussie zakelijk moeten voeren. Maar als sommige politici dan heel hard oordelen over de mensen die erin rondrijden, ja, daar heb ik grote moeite mee. Dat is niet het beeld van GroenLinks dat ik wil uitdragen.”

Een partij van linkse rakkers.

“Nee, van moraalridders. Er zijn hele goede zakelijke argumenten te geven waarom je die auto in ieder geval in bepaalde delen van de stad zou moeten ontmoedigen. En dat verdedig ik ook. Maar ik vind dat je terughoudend moet zijn in het geven van morele oordelen over anderen. Maar dat is ook een persoonlijke opvatting, hoor, daar wordt binnen GroenLinks heel verschillend over gedacht.”

Onlangs haalde Geert Mak fel uit naar de manager. Hij heeft het over een kliek van gewichtigdoenerige types die vooral aan hun eigen carrière denken en veel schade aanrichten, met name in de zorg en het onderwijs. Wat vindt GroenLinks eigenlijk van manag

“Laat ik vooropstellen dat er bij GroenLinks niet een soort anti-managementsfeer hangt of een anti-directeurensfeer. Maar ik heb dat stuk van Mak ook gelezen en volgens mij klopt het onderscheid dat hij maakt. Mak probeert het kaf van het koren te scheiden. De managers die hij aanpakt, zijn vooral de mensen die de zorg of het onderwijs beschouwen als een bedrijf waar ze even gedropt worden, waarbij ze exorbitant hoge inkomens vragen en daar dan wat abstracte managementmodelletjes op los laten zonder zich werkelijk te verdiepen in het reilen en zeilen van zo’n organisatie. Dit soort managers kom je tegen in het bedrijfsleven en in de publieke sfeer. En net als Mak heb ik daar erg veel moeite mee. Daartegenover staat natuurlijk een groot aantal leiders die hun werk wel goed doen.”

Maar is het zo gek om van publieke organisaties te vragen dat ze de kosten in de hand houden?

“Ja, nee, natuurlijk. Met name in de zorg moet er zo efficiënt mogelijk worden gewerkt, maar dat is niet per definitie hetzelfde als concurreren of winst maken. Wat een zorginstelling als hoogste doel zou moeten hebben is het leveren van kwaliteit, niet het maken van winst.”

Ik zag laatst een interview met u in Het Parool over uw moederschap. Waarom doet u daar aan mee, ik hoor Wouter Bos zelden over zijn vaderschap praten?

“Pff, ja, waarom doe ik daar aan mee. Er wordt natuurlijk een geweldige druk op je gelegd om het te doen. Door de journalisten, ‘alle vrouwen doen mee’, maar ook door persvoorlichting. Politiek is in toenemende mate ook imagopolitiek geworden, waar ik overigens grote moeite mee heb. Je ziet politici als Wouter Bos of Jan Marijnissen tachtig procent van de tijd bezig zijn met beeldvorming. Waarom duikt Wouter Bos tijdens het terrorismedebat en doet Jan Marijnissen daar helemaal niet aan mee? Omdat de afweging wordt gemaakt dat het electoraat het niet leuk zal vinden als zij een kritisch geluid tegen terrorismebestrijding laten horen. Nou, dat soort stappen zet ik wel, ongeacht of het mij nu populair maakt of niet. “Daarnaast vind ik dat je als vrouwelijk politicus met een combinatie arbeid en zorg – en niet de lichtste –een rolmodel bent. Waar ik me aan kan storen is dat veel vrouwen denken dat carrière maken gepaard moet gaan met het onder het vloerkleed schuiven van alle problemen die de combinatie arbeid en zorg oplevert. Dan vind ik dat ik als rolmodel, ook nog eens van een partij met duidelijke opvattingen over de verhouding tussen arbeid en zorg, ook inzicht moet geven in de dilemma’s, de spanningen. Ik erken ruiterlijk dat het af en toe chaos is, maar ik probeer het allemaal zo goed mogelijk te doen.”

Maar dat geldt toch ook voor Wouter Bos?

“Ik denk dat mannelijke Kamerleden veel minder last hebben van de combinatie arbeid en zorg, dat er toch dikwijls een vrouw op de achtergrond zit die veel meer opvangt. Het is vaak vooral een vrouwenprobleem, ook in emotionele zin, omdat we ons schuldig voelen.”

Een vrouwenprobleem?

“Ja, vrouwen moeten leren aanvaarden dat je niet alles goed kunt doen. Dat is volgens mij het grote probleem van vrouwen. Dat zit in het overdreven perfectionisme, in bijvoorbeeld de kinderopvang ook kunnen overlaten aan mannen. Ik hoor zo vaak vrienden klagen over het perfectionisme van vrouwen. Dat als zij de rompertjes niet zelf hebben gewassen, ze niet goed gewassen zijn. Waardoor vrouwen zichzelf overmatig belasten. En ik kan uit ervaring zeggen dat dat lastig is.”

Jouw kinderen gaan naar de crèche?

“Drie dagen per week, à zeventienhonderd euro. Ja, wer-ke-lijk. En ik kan het betalen, hoor, dus ik zeur niet voor mezelf, hoewel het best leuk zou zijn als ik er iets aan overhield.”

Is dat niet te gemakkelijk, om de overheid de schuld te geven?

“Nou, er ligt in ieder geval een hele grote politieke verantwoordelijkheid om de voorwaarden van gelijke arbeidsdeelname voor vrouwen te creëren. En als je dan kijkt naar de nieuwe wet kinderopvang, dat is natuurlijk een grove schande. We hebben al een laag percentage werkende vrouwen in Nederland, en nu wordt de kinderopvang zo onaantrekkelijk gemaakt, dat je weet dat het vooral de vrouwen zullen zijn die stoppen met werken.”

Ook omdat ze geen zin hebben in de machtsstrijd naar de top.

“Natuurlijk. Vrouwen zijn vaak vies van macht. Ze deinzen nog steeds terug voor vuile handen. Dat is ook gezeur, moet je ook mee ophouden. En je moet bereid zijn om heel hard te werken. Ik werk zestig uur per week en voed daarnaast mijn kinderen op. “Heel veel vrouwen zijn ook bang om vrouwelijk leiderschap te tonen. Er is bij veel vrouwen een te grote neiging zich te conformeren aan de dominante mannelijke omgeving. Ik ben de enige vrouwelijke fractievoorzitter temidden van allemaal mannen. Als wij met z’n allen vergaderen, dan val ik uit de toon. Ik maak andere grapjes, ik heb een andere stijl, ik vind het lang niet altijd leuk, en ik heb helemaal geen tijd en zin in de omgangsvormen die er heersen. Waar ik me over blijf verbazen is de omslachtige manier waarop de informele status binnen zo’n groep wordt geregeld. Dan heb je een besloten vergadering waar verder geen hond bij is, waar ook geen media aanwezig is, dan kunnen we snel vergaderen, denk je dan."

U wilt naar huis.

“Ik wil naar huis, naar mijn kinderen. Ik heb wel iets beters te doen. En dat zit men daar met een enorme omhaal van woorden te oreren. Worden er even piketpaaltjes geslagen. En volgens mij werkt het zo dat degene die de meeste ruimte heeft gekregen of genomen, ook de meeste status heeft.”

Maar als je daar niet aan meedoet, word je niet gehoord.

“Nee, je moet gewoon stronteigenwijs zijn. En het riskeren niet aardig gevonden te worden. Maar ik heb natuurlijk een bevoorrechte positie omdat ik een autonome positie heb temidden van dit soort mannen. Maar ik heb me er altijd over verbaasd dat de paar vrouwen die doorgedrongen zijn tot de top mannelijke stijlen sterk gekopieerd hadden. Neem Neelie Kroes.”

In interviews stelt u zich nogal kwetsbaar op.

“Dat klopt, en dat is geen toeval. Ik denk dat politiek bedrijven in een mondige samenleving vereist dat politici ook durven twijfelen. Ik ben niet van de politieke discipline die vindt dat de bevolking de uitkomsten van je denkproces meegedeeld dient te krijgen. Ik vind dat de afwegingen die er aan voorafgaan, interessant zijn. En ik denk dat mensen dat heel goed aankunnen. Ik ben niet de politiek in gegaan om beslissingen makkelijker te maken, maar om ze moeilijker te maken. “Daarnaast geloof ik dat, en dat zou je wel eens vrouwelijk leiderschap kunnen noemen, juist het tonen van je kwetsbaarheid leidt tot onkwetsbaarheid. Ik kan niet snel overvallen worden. Juist politici die enkel een soort zakelijke professionaliteit uitstralen en doen alsof daar geen mens achter schuil gaat, worden heel kwetsbaar op het moment dat ze in een crisis terechtkomen.”

Zoals Remkes.

“Ja, die ingehaald worden door affaires en problemen. Naarmate de sokkel die je voor jezelf maakt hoger wordt, kun je er ook harder van aflazeren. Dus ik zaag vaak aan mijn eigen stoelpoten. Ik ben iemand die heel makkelijk zijn eigen fouten bespreekt. We hebben in januari bij elkaar gezeten om mijn nieuwe werkprogramma met de fractie te bespreken. We moesten terugkijken op de moeilijke afgelopen maanden, met de moord op Van Gogh, waar wij verschillend in stonden. Ik weet van mezelf dat ik daarin af en toe onvoldoende kalm in geopereerd heb, te geëmotioneerd. Maar dan zal ik ook de eerste zijn om dat zelf te bespreken. Voor een deel omdat ik vind dat mensen daar recht op hebben, voor een deel vanuit de strategische overweging dat ik dan niet ingehaald wordt door de kritiek als anderen hem uiten. Dus het is ook een beetje slimheid.” 

CV Femke Halsema

1966 > geboren in Haarlem

1984 > havo, Enschede

1985 > Vrije School Driebergen

1988 > geschiedenis en Nederlands Lerarenopleiding Utrecht (niet afgemaakt)

1993 > algemene sociale wetenschappen RUU

1993 > stafmedewerker Wiardi Beckman Stichting

1997 > leiding project Res Publica, De Balie

Wekelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

1998 > Tweede-Kamerlid GroenLinks

2002 > fractievoorzitter GroenLinks Femke Halsema woont samen en heeft twee kinderen