Elke dag verdwijnen er vier melkveebedrijven uit ons land. Ze gaan failliet of de boeren zoeken hun heil in het buitenland. Tijd voor harde actie. Geen koeien op het Binnenhof, maar een paar dagen geen melk leveren, dat zal ze leren. ‘Wij gaan met elkaar geschiedenis schrijven.
De mensen denken dat de boeren altijd wel wat te mekkeren hebben. Het gaat altijd slecht en altijd kan het zo niet langer. Dat loopt wel los, is de gedachte. De boer ploegt wel voort. Op boerenprotesten wordt lacherig gereageerd, is vanavond te horen op een bijeenkomst van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) in De Meern. Maar als de boeren gaan staken en geen melk meer leveren, raken mensen op den duur uitgelachen.Er gaan vanavond revolutionaire dingen gebeuren. De NMV, een afsplitsing van landbouworganisatie LTO, maakt de plannen bekend voor oprichting van de ‘Dutch Dairy Board’. Daarin moeten de Nederlandse melkveeboeren de krachten bundelen en samen ‘de touwtjes weer in handen nemen’, zoals in de aankondiging staat. De macht moet terug naar de boeren. Ze willen meer geld voor hun melk. Melkveehouders uit het westen van het land zijn “in groten getale opgekomen,” zoals Teunis Sterk, voorzitter van de NMV-regio west, terecht constateert. Er zijn stoelen te kort. In de vergaderruimte, een receptiezaal achter een hotel, hangen grote NMV-spandoeken. Er worden sigaretten gedraaid, op de tafelkleedjes liggen NMV-blocnotes en NMV-balpennen. Het eerste kopje koffie van vanavond wordt mogelijk gemaakt door sponsor De Heus Brokking Koudijs. Nu nog zijn de touwtjes in handen van consumenten en supermarktconcerns. Die willen niet te veel betalen voor landbouwproducten in het algemeen en zuivelproducten in het bijzonder. Zo weinig hebben ze ervoor over dat boeren niet meer van hun bedrijf kunnen leven. De melkfabrieken, de coöperaties waarbij de boeren zijn aangesloten, zijn veel kleiner dan de grote inkooporganisaties van supermarkten. Talrijker ook, waardoor ze tegen elkaar kunnen worden uitgespeeld. In de prijsonderhandelingen kunnen ze weinig voor hun boeren doen, als ze dat al zouden willen.
Gouden bergen
Elke dag verdwijnen vier Nederlandse melkveebedrijven. De overblijvers proberen zich temidden van toenemende onderlinge concurrentie te handhaven. ‘Schaalvergroting’ is de toekomst van de melkveehouderij, menen deskundigen, maar meestal is er geen geld om die schaalvergroting te realiseren. Sommige boeren proberen het in het buitenland en komen erachter dat de gouden bergen ook niet in Noord-Amerika of Oost-Europa liggen. Anderen gaan failliet of geven er door algehele malaise de brui aan, uitgeput, uitgemolken.
Maar er is hoop. “Vanavond gaat de Nederlandse melkveehouderij veranderen,” zegt Teunis Sterk. De op te richten Dutch Dairy Board moet – buiten de coöperaties om en ongeacht van welke fabriek de toekomstige leden onderdeel zijn – de Nederlandse melkveehouders verenigen. Met z’n allen kunnen de boeren, in onderhandelingen met de zuivelindustrie, zélf de melkprijs bepalen: dit kost een liter melk en geen cent minder. Een leveringsstop, resulterend in lege koelvakken in de supermarkt, kan een ‘nuttig breekijzer’ in de onderhandelingen zijn. “Wij gaan met elkaar geschiedenis schrijven.” Ze hebben het gevoel alsof ze niet meer nodig zijn, en volgens sommige mensen zijn ze dat ook niet. De melkveehouderij, in Nederland veruit de grootste agrarische sector, kromp van 210 duizend bedrijven in 1950 tot 24 duizend nu. Als de trend doorzet – er is geen reden om aan te nemen van niet – zijn er over tien jaar krap tienduizend over. Het proces lijkt onomkeerbaar. De tijd van Joris Driepinter en bloeiende melkveebedrijven komt niet meer terug. Tegenwoordig komen boeren vooral met ellende in het nieuws. Hun beesten worden ziek of worden verdacht van kans op ziektes, waarna hele veestapels preventief worden geruimd. Dat is voor tv-kijkers al geen leuk gezicht, als eigenaar van zo’n veestapel zou je van minder in psychische problemen raken. Landbouworganisaties hebben inmiddels psychologen in dienst die depressieve boeren bijstaan.
Recreatie
Ondertussen wordt het dagelijkse boerenbestaan niet gemakkelijker. De Europese Unie schaft de landbouwsubsidies geleidelijk af en de boeren krijgen slechts een gedeeltelijke inkomenscompensatie. Hoge grondprijzen, milieueisen en nieuwe regels omtrent mest jagen de kosten op. En dan is er de markt. Het algemeen gangbare en in theorie zo redelijke principe van vraag en aanbod is de boeren ook al niet gunstig gezind. De vrije markt voor melk bestaat in de praktijk uit onderhandelingen tussen de grote supermarktconcerns zoals Ahold, Laurus en Aldi, en coöperatieve melkfabrieken zoals Campina of Friesland Coberco Dairy Foods. Vraag en aanbod komen samen bij een prijs van 30 eurocent voor een liter melk. Volgens berekeningen van het Landbouweconomisch Instituut (LEI) in Wageningen belopen de productiekosten van zo’n liter 44 cent. Dat kan niet uit, ook niet bijna. Ga wat anders doen, zou je denken. Politici bepleiten een ‘alternatieve invulling van het platteland’, waarbij landbouwers zich meer op de recreërende stadsmens richten, met kanoverhuur in de zomer, ’s winters snertverkoop en gastvrijheid in hotel De Boerenhoeve. Nederland zou te klein zijn voor een volwaardige landbouwsector, voedsel kan evengoed elders vandaan komen. De sluiting van boerenbedrijven is in deze gedachte een kwestie van natuurlijk verloop.
Het moet met de spreekwoordelijke boerenkoppigheid te maken hebben, of er is een andere reden dat sommige boeren hun levenswerk er niet meteen aan willen geven. In een tijd waarin alles en iedereen tegen de boeren lijkt, zinnen de boeren op acties die verder gaan dan ludiek een koe meenemen naar het Binnenhof. De actiemogelijkheden met melk zijn overigens even beperkt als de houdbaarheid ervan. Je kunt het een paar dagen in de tanks laten zitten, dan moet je wat. Geen boer gooit zijn melk graag in de put. Hoe dan ook, de Dutch Dairy Board moet de vrije markt een handje gaan helpen. Als er genoeg melkveeboeren meedoen, moet het kunnen. U lekkere melk, wij ook eens wat in de portemonnee. Graag of niet. Als de markt dat niet zint, heeft de markt pech gehad.
Zuigyoghurt
Op een boerenerf in Ouwster Nijega, Friesland, ligt een speelgoedtractor op zijn kant. Het erf is van ing. Peter ten Hoeve, melkveehouder en voorzitter van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond, de tractor is van zijn zoontje. Of zijn zoontje ooit voor zijn werk op een volwassen tractor rond zal rijden is de vraag. Ten Hoeve hoopt van wel.
Binnen slaat Ten Hoeve het tijdschrift Boerderij open op de keukentafel. Daarin staat een schema met bovenaan ‘grootwinkelbedrijven’, in het midden ‘coöperaties’ en onderop ‘melkveehouders’. Een grote pijl van boven naar onder maakt duidelijk waar de macht in de zuivelverwerking ligt. “De boeren zijn de sluitpost,” zegt Ten Hoeve. Dan wijst hij naar een schema op de volgende bladzijde van Boerderij. Nu gaat de pijl van de boeren uit naar boven. Die kant moet het volgens de NMV op. Aan de andere kant van de tafel zit Sieta van Keimpema te knikken. Van Keimpema zit ook in het bestuur van de NMV en heeft een melkveeboerderij verderop in Friesland. In Europa hebben vijf grote supermarkt-ondernemingen het voor het zeggen, legt ze uit. Levert een melkfabriek (er zijn er in Nederland 13, in bijvoorbeeld Duitsland 120) niet naar wens van de supermarkten, dan gaan die naar de concurrent. Een individuele boer heeft al helemaal niets te vertellen.
‘Marktwerking’ is geen autonoom proces, verklaart Ten Hoeve. “Tegenwoordig komt het erop neer dat supermarkten elke prijs kunnen maken die ze willen. Coöperaties zijn doodsbenauwd voor de supermarkten.” Zuivelbedrijven kunnen zich niet veroorloven een klant als Albert Heijn te verliezen. Wat de supermarkten kunnen – clustering tot grote, machtige organisaties – kunnen de boeren ook, denkt Ten Hoeve. Moet je opletten hoe marktwerking dan kan veranderen. De directies van de coöperaties lijken te zijn vergeten dat ze er voor de leden – de boeren – zitten, betoogt Van Keimpema. Dat terwijl de fabrieken van voor naar achter – van de geleverde melktanks tot de productontwikkeling naar Breaker-zuigyoghurt en kaas met zonnebloemolie – door de boeren wordt betaald. Eén nationaal, nog liever internationaal boerenfront moet de verhoudingen veranderen. Er zijn wat meer leden nodig dan de bijna tweeduizend die de NMV nu heeft. “Maar wij gaan met informatieavonden het land in,” zegt Peter ten Hoeve. Op de bijeenkomsten kunnen de emoties nogal oplopen: de prijzenoorlog in de supermarkten, zo wordt beweerd, zou worden betaald over de rug van de boeren. Een woordvoerster van de NMV zei: “Wij zijn de moderne slaven van deze tijd.”
Slaven zijn Sieta van Keimpema en Peter ten Hoeve niet, maar wel modern: zij draagt een nieuw jasje, hij een bijdetijdse spijkerbroek. Ze zijn voor in de dertig, goed opgeleid en kozen uit vrije wil voor het boerenbestaan. Ten Hoeve nam vier jaar geleden voor ruim twee miljoen gulden het bedrijf van zijn vader over. Een echte schuld van echt geld. Net als koeien die gemolken moeten worden hebben banken weinig geduld. Het is prachtig werk van tachtig uur in de week, zeven dagen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Nooit eens vakantie. Omdat ze met al dat geploeter geen cent verdienen, stellen ze dingen uit: het onderhoud van het land, de vervanging van machines, ziektepreventie van de koeien. “Je holt je bedrijf uit,” zegt Ten Hoeve. Het is om gek van te worden: wereldwijd stijgt de vraag naar zuivel, terwijl de melkprijs in Nederland daalt. Eigenlijk zou het goed met de melkveehouders moeten gaan. Ergens in het spel tussen afnemers, fabrieken en boeren is er wat misgegaan. “Wij hebben zitten slapen,” zegt Van Keimpema. “Wij zijn niet zo’n verstandige beroepsgroep geweest.” Nu zijn er nog twee opties over. “Of we gaan bundelen, of we gaan kapot.”
Desnoods gooien ze hun melk gewoon een paar dagen weg. Dat is vervelend, zegt Ten Hoeve, maar melk leveren tegen de prijzen van nu is ook een soort weggooien.
Slecht idee
De supermarktketens lieten al weten de oprichting van een Dutch Dairy Board een slecht idee te vinden. Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de LTO – met 14 duizend leden veel groter dan de NMV – en de melkfabrieken achten een boerenstrijd tegen de wetten van de markt ‘niet realistisch’. Ondertussen zijn veel boeren bang dat ze een eventueel lidmaatschap van een Dairy Board moeten bekopen met een royement uit hun coöperatie. Dat betekent meestal einde bedrijf – aansluiting bij een andere fabriek is moeilijk en erg duur.
De lage melkprijs, geen inkomen, faillissementen, het is sneu voor de boeren. De vrije markt heeft weinig medelijden, zo je daar wat mee op zou schieten. In het verleden werden de Nederlandse melkveehouders gesteund met subsidies en beschermd door importheffingen aan de grenzen van Europa. Omdat prijsdrempels een eerlijke concurrentie belemmeren, zijn ze afgeschaft. Nu zijn de Nederlandse boeren op zichzelf aangewezen en moeten ze onder gelijke voorwaarden de internationale concurrentie aan. Als ze daarin ten onder gaan, is dat jammer, maar wel eerlijk. Internationalisering en marktwerking zijn nou eenmaal gegevens, zegt een woordvoerder van het ministerie van LNV. Dat er vier melkveeboeren per dag stoppen, ach, in het verleden zijn er wel meer per dag gestopt. Daar doe je als overheid weinig aan. “Dat er niet voor alle melkveehouders van nu een toekomst is, dat is gewoon zo.”
Siem Jan Schenk is behalve voorzitter van de vakgroep rundveehouderij van LTO Nederland ook melkveehouder, en derhalve ook niet gelukkig met de lage melkprijs. Maar helaas bepaalt de LTO de melkprijs ook niet, zoals niets of niemand buiten vraag en aanbod de melkprijs bepaalt. Dat Peter ten Hoeve en zijn Dairy Board dat wel willen, is misschien ‘sympathiek’ – Schenk ziet het niet gebeuren. De boeren doen er beter aan naar zichzelf te kijken, zegt Schenk. Met de concurrentiepositie van Nederlandse melkveehouders is van alles mis. De Denen bijvoorbeeld kunnen goedkoper melk leveren. Dat heeft onder meer met de quotumprijs te maken. Om melk te mogen leveren, koopt een Nederlandse boer vooraf quotum à 1 euro 80 per liter. Met een melkprijs van 30 cent heeft hij de investering er pas na zes jaar uit. De quotumprijs komt op de markt tot stand, via makelaars, via vraag en aanbod van in dit geval de boeren. “Die hebben zelf de prijs opgedreven.” Volgens melkvee-houdersvakbond NMV staan de hoge quotumprijzen de door het ministerie, de LTO en de industrie voorziene schaalvergroting in de weg. Nog afgezien van het feit dat er nauwelijks geld voor investeringen is: als een boerenbedrijf wil groeien gaan die investeringen dus voor een groot deel in de quota zitten. “Je koopt lucht,” zoals Peter ten Hoeve zegt. Met de lage melkprijzen is het erg onzeker of je ooit wat van de investeringen terugziet.
Consumenten hebben aan dit alles geen boodschap. Die willen lekkere en goedkope zuivelproducten, te consumeren zonder stil te staan bij de kosten voor de boer. “Je kunt niet aan de consument uitleggen dat de melk duurder moet op grond van hoge quotumkosten,” zegt Siem Jan Schenk. “Dat interesseert niemand.” De NMV wil voor een liter melk minimaal de kostprijs – 44 cent, volgens de vakbond. Met zo’n houding, zegt Schenk, neem je zo goed als afscheid van de Nederlandse zuivelexport, vorig jaar nog goed voor 3,4 miljard euro. Dat is toch jammer. Die kostprijs van 44 cent bestaat overigens alleen in theorie, zegt een woordvoerder van Friesland Coberco Dairy Foods. “De kostprijs is voor iedere boer verschillend. Geen boer heeft ooit 44 cent voor zijn melk gekregen. Met een kostprijs van 44 cent zouden er allang geen boeren meer zijn.”
Natuurproduct
Op de boerderij in Ouwster Nijga loopt het tegen half zes. Melktijd. Peter ten Hoeve heeft een overall aangetrokken en loopt op grote rubberlaarzen door zijn bedrijf. Hier, in de stal, staan de kalfjes, twee, drie weken oud. Verderop liggen koeien die binnenkort moeten kalveren of er juist van bij liggen te komen. Buiten ligt de wintervoorraad voer onder plastic. Kuilgras, zegt Ten Hoeve, gedroogd gras van eigen land. “Ook goed te eten.” De jonge koeien staan in een eigen stuk weiland, apart van de rest. “Dit geeft nog allemaal geen druppel melk,” zegt Ten Hoeve. De eerste twee levensjaren van een koe heb je er alleen kosten van – voer, machines, berekende arbeid, rente, om er een paar te noemen. Een koe geeft pas melk nadat ze haar eerste kalf heeft gekregen. Dan moet het allemaal wat op gaan leveren.
Vanochtend is Ten Hoeve om half zes opgestaan. De dag begint en eindigt met melken. Tussendoor zijn er andere dingen: gras maaien, ploegen, de wintertarwe inzaaien. Of er moet een koe bevallen, soms ook ’s nachts. Dan slaap je een nachtje niet. Daar kan Ten Hoeve goed tegen. “Je bent een jonge kerel toch?” Als het meezit, zit Ten Hoeve straks om half acht gedoucht in de woonkamer. De melkkoeien staan in het vanaf de boerderij verst gelegen stuk weiland. Zeventig koeien zien Ten Hoeve van ver aankomen. Hij opent het hek en loopt over het drassige land naar achteren. Dat gras produceert overigens zuurstof, merkt hij op. “Dat krijg je er gratis bij.” De koeien weten wat er van hen wordt verwacht en lopen uit zichzelf naar de stal, netjes tussen schrikdraad door, in een lange rij over een pad van mest en modder.
Terwijl de koeien in geduldige rijen wachten voor de melkmachine, brengt Ten Hoeve de apparatuur in gereedheid. Hij haalt het reinigingssysteem eraf, drukt op knoppen en maakt met een plantenspuit en papieren doekjes uiers schoon. Als er te veel rommel in de melk zit, krijg je bij de fabriek boetekorting. Ten Hoeve zet per koe vier houders op de uiers, de machine zoemt, er klinkt getik door buizen en leidingen. Het melken is begonnen.
De houders maken binnenin knijpbewegingen, op het ritme van de pulserende machine: melken geeft de koe een aangenaam gevoel. Peter ten Hoeve staat in het midden van de melkinstallatie, de koeien op een verhoging in een kring om hem heen. De koeien geven wat ze hebben in tanks van 28 liter. “Dit vinden ze gewoon heerlijk.” Melk is een voedingsmiddel dat heel dicht bij het menselijk lichaam staat, zegt Ten Hoeve. Hij beklopt een volle tank. “Dit is een echt natuurproduct, gewonnen uit gras.” De Nederlandse melkveehouder heeft in dat proces een belangrijke functie. Niet alleen ten bate van zichzelf, óók met het oog op het algemeen belang, zo ziet Ten Hoeve het. “Het is natuurlijke recycling waar wij een stukje uithalen ten bate van de bevolking.” <
Melkveeboeren in Nederland
1950: 210.000
1980: 60.000
2004: 24.500
Wereldmarktaandeel Nederlandse zuivel
1993: 17 procent
2004: 10 procent
Aantal melkkoeien in Nederland
1990: 1,8 miljoen
2004: 1,4 miljoen
Nederlandse melkproductie:
2003: 11,2 miljoen ton
Bron: LEI