Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Oorlog wordt steeds meer gedomineerd door hightech wapens. In Hengelo ontwikkelt Thales radars, infraroodsystemen en lasers waaronder de Goalkeeper. De grote uitdaging is om alle informatie aan het front te koppelen en realtime voor alle eenheden beschikbaar te maken.

Radarantennes domineren het bedrijfs-terrein van Thales Nederland aan de Zuidelijke Havenweg in Hengelo. Op de daken van de bedrijfsgebouwen staan ze, op torens, op de grond, op landmachtgroene aanhangertjes. Af en toe begint er een te draaien, wat een vreemde gewaarwording is, zo boven op een fabriekshal; de radars worden getest.
“Radars zijn nu eenmaal ons meest zichtbare product,” beaamt Andries Hummel, directeur technologie van Thales Nederland. Hij zegt het met enige berusting.
Want de spannendste ontwikkelingen bij Thales Nederland in Hengelo vinden tegenwoordig áchter de radar plaats: de slimme 'combat management systems' die de informatie van de radar koppelen aan wapensys-temen of andere detectiesystemen. “Dan praat je over hardware en software, dat oogt nu eenmaal minder sexy.”

Thales is Nederlands belangrijkste wapenfabrikant. Hoewel wapenfabrikant de lading niet helemaal dekt. Thales Nederland ontwikkelt geen systemen waarmee geschoten wordt. In Hengelo wordt wel het afweergeschut Goalkeeper in elkaar gezet – er staat er een boven op bedrijfsgebouw Z – maar het kanon is van General Electric. Daarnaast worden in de vestiging Eindhoven ontstekingen voor granaten gemaakt.
Thales, sinds twee jaar de naam van het van oorsprong Franse defensiebedrijf Thomson CSF, heeft in Nederland zeven vestigingen. De hoofdvestiging in Hengelo, voorheen Hollandse Signaalapparaten, concentreert zich op 'naval systems'. Radar-, infrarood- en lasersystemen, die behalve voor het detecteren van vijandelijke eenheden en raketten ook worden gebruikt om uitgaande wapens naar het doel te leiden.

Van de 2200 mensen die bij Thales Hengelo werken, houdt ongeveer eenvijfde zich bezig met r&d. De nadruk ligt op de ontwikkeling van producten die worden gemaakt naar wens van de klant. De nauwe band tussen klant en producent is kenmerkend voor de van oudsher nationaal georiënteerde defensie-industrie. De nationale krijgsmacht was veelal opdrachtgever, het nationale bedrijf opdrachtnemer. Maar de markt begint, na de koude oorlog en met het verdwijnen van de Europese grenzen, open te gaan.
Nederlandse defensiebedrijven moesten vanwege hun kleine thuismarkt altijd al op zoek naar buitenlandse klanten. Hummel: “De ontwikkeling van een succesvol product is voor ons even belangrijk als voor de marine. Hoe meer wij naar het buitenland kunnen exporteren, hoe meer de ontwikkelkosten kunnen worden gespreid. Daar profiteert ook de marine van.” De ontwikkelkosten zijn in de defensie-industrie hoog, de ontwikkeltrajecten lang. Militair materieel stelt specifieke eisen en wordt in beperkte oplage verkocht. En is daarom duur. Een recente bestelling van vijf Goalkeepers kost Zuid-Korea 51 miljoen euro. De hoge ontwikkelkosten en beperkte afzetmogelijkheden zijn een andere reden waarom er altijd in nauw overleg met de klant wordt ontwikkeld. Hummel. “Je gaat niet zomaar op eigen houtje iets op de markt gooien in de hoop dat klanten zich melden. Je hebt altijd een 'first customer' nodig.”

Rubberbootje
De klant, dat is voor technisch coördinator Hans Schurer voorlopig de Venezolaanse regering, een van de opdrachtgevers voor de ontwikkeling van Flycatcher Mark II, die de nationale olievelden moet gaan beschermen. Anders dan de eerste Flycatcher kan de nieuwe radar ook direct de hoogte van naderende objecten bepalen.
Schurer zit bij 'signal- & dataprocessing'. Belangrijkste opdracht van zijn afdeling: ervoor zorgen dat de informatie die de radar-antenne verzamelt direct wordt verwerkt en doorgeven. 'Realtime' gegevensverwerking, daar draait het om. Schurer: “Er zijn genoeg krachtige computers op de civiele markt, alleen is het bij die apparaten niet zo belangrijk of een berekening een paar seconden later klaar is. Maar als er een raket op je afkomt, maakt dat natuurlijk wel uit. Een wapensysteem moet direct reageren, anders is het te laat.” Dus maken Schurer c.s. niet alleen hun eigen hardware, met talrijke parallel geschakelde microprocessoren die voor massale rekenkracht zorgen; ze schrijven ook hun eigen software. Liefst vijftig man werkt aan de software voor de Flycatcher Mark II. “Je kunt voor dit soort toepassingen niet even een Windows-
programmaatje gebruiken. De snelheid en betrouwbaarheid die militaire toepassingen vereisen, worden op de civiele markt gewoon niet gehaald.”

Trots van Thales in Hengelo is de APAR. Een scheepsradar die in een omtrek en tot een hoogte van 100-150 kilometer doelen – raketten en vliegtuigen – kan ontdekken en volgen en de wapens aansturen die ze uit de lucht halen. Allemaal tegelijkertijd. Anders dan de klassieke ronddraaiende radar bestaat de APAR uit vier vaste platen met elk ruim 3000 zender-ontvangers. Er zijn inmiddels zeven APAR's gemaakt.
De opvolger van de APAR is al in de maak. De nieuwe generatie radars moet nauwkeuriger, lichter, kleiner. Het maakt ze niet alleen goedkoper, maar ook mobieler. De moderne oorlogsvoering stelt andere eisen aan de wapensys-temen. Waar de marine in de klassieke koude oorlogsvoering andere schepen moest opsporen en tegenhouden, is ze tegenwoordig dikwijls ondersteunend aan acties op het land. Dat betekent dat de radar ontworpen voor op zee ook langs de kusten moet kunnen opereren. Dus moet de radar beter kunnen omgaan met de storingen die landmassa met zich meebrengt. En niet alleen moeten de detectiesys-temen een laagvliegende raket of vijandelijke kruiser kunnen identificeren; ze moeten ook tijdig een rubberbootje met terroristen aan kunnen zien komen.

Friendly fire
Het moderne conflict heeft de visie op verdediging tegen dreiging veranderd. Communicatie tussen verschillende detectiesystemen – radar, infrarood, laser, satelliet – is essentieel. Zowel op één schip als tussen verschillende eenheden. Hoe beter de onderlinge communicatie, hoe kleiner de kans op misverstanden. 'Friendly fire' bleek ook tijdens de oorlog in Irak weer een belangrijke doodsoorzaak van soldaten.
“We bekijken verdediging niet langer vanuit één platform,” zegt Andries Hummel. “In de moderne visie is defensie 'network centric'. Het gaat niet om de defensie van één schip, maar om het geheel. De grote uitdaging is om alle informatie die verschillende eenheden ontvangen samen te brengen via het netwerk. Een schip kan met z'n radar niet over de horizon kijken, maar een vliegtuig kan dat voor dat schip wel doen. Nu moet die informatie van het ene systeem naar het andere via allerlei koppelingen. Je wilt dat dat automatisch en 'real time' gebeurt. Zodat je via de detectiesystemen van het vliegtuig de wapensystemen van een schip kunt aansturen.”

Het toenemende belang van 'combat management systems' – het computersysteem áchter het wapentuig – betekent dat bij Thales Nederland het grote leger ingenieurs steeds meer gezelschap krijgt van informatici en wiskundigen. Ook 'zachte' gedragswetenschappers worden aangetrokken. Hummel: “De rol van de mens in het leger verandert. Het is niet meer simpel een knop indrukken of trekker overhalen. Een soldaat functioneert in een technische omgeving. In sommige gevallen reageert een mens te traag, of moet je hem in zijn besluitvorming ondersteunen. Dat betekent dat je heel gebruiksvriendelijke systemen moet ontwikkelen en aandacht moet hebben voor de omstandigheden waarin een soldaat functioneert. Hoe kun je checken of hij nog competent is, niet te moe.”

Productie en ontwikkeling lopen bij Thales naadloos door elkaar. Terwijl een groepje techneuten in hun Amerikaanse ogende kantoortuin met schouderhoge scheidingswandjes een mini-radar uitprobeert die studenten enthou-siast moet maken voor radartechnologie, wordt een hal verder een state of the art Smart L-radar in elkaar gezet. Vanwege de lage aantallen en de geavanceerde techniek is de productie grotendeels handwerk. Het enige zelfscheppende hightech-bedrijf van Nederland, zo mag Thales Nederland zich graag afficheren. 'Een spannende werkomgeving voor wetenschappers', zegt oud-marineman Andries Hummel. “Veel realistischer dan op de universiteit,” vindt elektrotechnicus Hans Schurer. “Daar werk je vaak in een soort abstracte ideale omgeving, hier krijg je te maken met de beperkingen van de dagelijkse praktijk, strakke deadlines. En het is mooi dat alles – r&d, testen, productie – bij elkaar zit.” Dat hij in de wapenindustrie werkt, is voor Schurer geen probleem. “We maken hier geen aanvallende systemen, maar ook dan zou ik daar geen moeite mee hebben.”

Vuurwerkramp
Thales is internationaal niet alleen in defensie actief. Zo'n 40 procent van de omzet komt uit civiele activiteiten: luchtvaart en ict. Het gaat zowel om civiele toepassingen van militaire technieken als vice versa. 'Dual use' heet dat. Hengelo is vrijwel geheel geconcentreerd op defensie. Maar ook in Nederland worden civiele toepassingen belangrijker. Hummel: “Software die real-time toepassingen mogelijk maakt is ook in andere gebieden goed bruikbaar. Bij banken bijvoorbeeld. Systemen die informatie uit verschillende bronnen bundelen, kunnen ook bij politie of brandweer heel nuttig zijn. Neem de vuurwerkramp in Enschede, dan gaat het om snelle verwerking van heel veel informatie en ondersteunen van beslissingen.” Of we het verhaal niet willen beginnen met de slagboom bij de ingang van het bedrijfsterrein, verzoekt een medewerker bij het verlaten van het bedrijf. Maar het valt met de strenge bewaking bij Thales Nederland reuze mee. Alle medewerkers worden uitgebreid gescreend, maar dat is bij veel civiele bedrijven even goed usance. Eigenlijk oogt Thales als een doodgewoon bedrijf. Met veel radars en een stuk afweergeschut op het dak, dat weer wel.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Thales en r&d


Thales (omzet ruim 11 miljard euro) geeft wereldwijd bijna twee miljard euro uit aan r&d. Driekwart van dat bedrag komt direct van opdrachtgevers. 5 procent van het r&d-budget gaat naar fundamenteel onderzoek dat gebeurt bij drie corporate research & technology instituten. De meeste r&d vindt plaats binnen de business units. Thales heeft internationaal 15.000 patenten; er komen er elk jaar 1800 bij. In Nederland geven de zeven vestigingen van Thales samen 84 miljoen euro uit aan r&d, met de nadruk op ontwikkeling. In Nederland wordt samengewerkt met TNO en de universiteiten van Amsterdam, Eindhoven, Delft en Twente.