Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Outsider: choreograaf Anouk van Dijk

Choreograaf Anouk van Dijk ziet het onmiddellijk als dansers niet goed in hun vel zitten. “Ze werken met hun lichaam, ze kunnen zich niet verschuilen achter een bureau.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Toen ik als danser de overstap naar de choreografie maakte, kreeg ik met heel andere aspecten te maken. Ik was niet meer alleen met mezelf bezig en mijn eigen lichaam. Als choreograaf moet je mensen kunnen coachen, communicatief begaafd zijn, je ideeën kunnen overbrengen en met groepsprocessen omgaan. Allemaal aspecten die een ‘gewone’ leidinggevende op de werkvloer ook tegenkomt.
 
“Dansers werken met hun lichaam. Dus als iemand zich niet prettig voelt dan zie ik dat in zijn dansen. Bovendien bevinden dansers zich in een lege dansstudio: ze kunnen zich niet verschuilen achter een bureau. Het lichaam vertelt alles, spanningen zijn niet te verbergen. Als choreograaf moet ik daar goed mee om kunnen gaan. Ik weeg voortdurend af of ik de dansers iets moet geven waardoor ze op scherp staan, of ze juist even met rust moet laten omdat ze moe of kwetsbaar zijn.
“Het moment vlak na een voorstelling is niet het moment om negatieve feedback te geven. De dansers zijn dan moe, ze hebben zich helemaal gegeven. Dan zijn ze te kwetsbaar. De voorstellingen vergen heel veel van dansers, daar gaat werkelijk alle energie in zitten. En soms lukt het gewoon niet. Dan komt een voorstelling niet tot leven. Maar in hoeverre ik daar over in detail treed na afloop in de kleedkamer, daar moet ik mee oppassen. Meestal komt de feedback de dag na de voorstelling. Dan zijn alle dansers weer een beetje uitgerust en zijn ze minder kwetsbaar.
 
“Ik vind het belangrijk dat mensen zich veilig voelen in de omgeving waarin ze werken en tegelijkertijd voelen dat ze uitgedaagd worden. Het spanningsveld tussen ‘ik voel me op mijn gemak’ en ‘de lat ligt toch hoger dan ik had verwacht’, is voor dansers een goede voedingsbodem om creatief te zijn. Ik wil dat mensen met wie ik werk anarchistisch en gek zijn en tegelijkertijd gedetailleerd en analytisch. Er zijn niet zo veel dansers die beide eigenschappen bezitten.
 
“Als ik nieuwe dansers zoek, neem ik mensen aan die extreem gemotiveerd zijn, waarvan ik voel: dit zijn mensen die dansen omdat ze niet anders kúnnen, omdat het ze energie en inspiratie geeft. Hoe ik die mensen vind? Tijdens audities zoek ik de dansers in wie ik geïnteresseerd ben in de pauze op. Dan ga ik even een babbeltje maken, en dat hoeft helemaal niet over het werk te gaan. Tijdens zo’n gesprekje voel ik aan met wat voor persoon ik te maken heb. Waar iemands motivatie ligt om dit te doen. Kleine opmerkingen geven me vaak inzicht in iemands karakter. En dat weeg ik af tegen hoeveel talent iemand heeft.
“Een voorstelling bedenken is geen collectief proces en dat weten de dansers ook. Uiteindelijk is de beslissing aan mij. Maar ik houd de dansers altijd goed op de hoogte in welke fase van het proces we zijn. Dan zeg ik bijvoorbeeld: de komende week gaan we werken aan improvisatie en invallen. Dus kom maar op met ideeën, we gaan alles uitproberen. Iedereen kan dan zijn bijdrage leveren. Maar als we verder in het proces zijn en ik ga werken aan het zetten van de choreografie, dan wordt het heel precies. Dan vertel ik de dansers welke insteek ik heb gekozen. Dan weten ze dat, als ze nog ideeën hebben, ze wel in lijn met mijn insteek moeten zijn.
 
“Of het een goede voorstelling wordt, is van tevoren vaak al voelbaar. Dan heerst er een soort wakkere energie en ontspannenheid onder de dansers, en tegelijkertijd zijn ze geconcentreerd. Het groepsgevoel moet goed zijn, daar probeer ik ook een bijdrage aan te leveren. Dat doe ik door de dansers vlak voor de voorstelling bij elkaar te halen en ze een opdracht mee te geven waar ze zich tijdens de voorstelling op kunnen concentreren. Bijvoorbeeld: ik wil dat iedereen iemand anders een keer moet hebben verrast vanavond. Door bijvoorbeeld sneller bij iemand te zijn of juist later. Dat geeft ze een gemeenschappelijk doel. Want of een voorstelling over komt bij het publiek, dat hangt af van het geheel. Het publiek voelt het als de voorstelling geen geheel is. Ze zullen zeggen ‘ik kon er niet zo inkomen’. Dat komt dan omdat er niet goed is samengewerkt.”

CV Anouk van Dijk

1965-geboren in Velp
1978-Rhedens Lyceum in Rozendaal
1982-Rotterdamse Dansacademie
1989-eerste choreografie Open handen bij de Rotterdamse Dansgroep
1993-internationale tournees met Amanda Miller’s Pretty Ugly Dance Company
1996-definitieve keuze voor choreografie
1998-oprichting eigen gezelschap anoukvandijk dc
1999-eerste productie Nothing hurts, gevolgd door onder andere DIVA, Amour Fou, STAU en HEADS (2005)