Onze overheid laat ruimtelijke ordening over aan de vrije jongens van het snelle geld. ‘Willem van Toorn, auteur van Projekt Nederland trekt ten strijde tegen landschapsvervuiling. Wij zetten hem in de auto bij ‘vrije jongen' Dietmar Werner, directeur van Volker Wessels Vastgoed en bekeken de lelijkste provincie van Nederland: ‘Naar slecht hoeven we niet lang te zoeken.
"Maar al te veel Nederlanders beseffen nog niet, in welk een heerlijk land zij het voorrecht hebben te leven," schreef onderwijzer, leraar en natuurbeschermer Jac. P. Thijsse in 1937 in Waar wij wonen, een deel uit Thijsses beroemde reeks Verkade-albums, met plakplaatjes en tekst over landschap en natuur. Als kind, schreef Thijsse, had hij leren zingen van het ‘kleine stipje op de wereldkaart' en dat ‘dierbare stukje grond' waar hij van hield, want: "Wat heeft ons land een groote verscheidenheid van prachtige en boeiende landschappen."
Zeventig jaar later heeft de moderne forens aan weerszijden van de snelweg zicht op een grote verscheidenheid aan bedrijventerreinen, kantorenparken, geluidswallen, megastores, outletshoppingcentra en Vinexwijken. Het Jac. P. Thijsse-landschap van weilanden, slootjes, rivieren, molens en kerktorens wordt zeldzaam, en daarom is een groeiende groep intellectuelen en verontruste burgers is begaan met ‘het landschap'. Op de opiniepagina's, op tv, in debatten en symposia gaat het al maanden over de ‘verrommeling' van Nederland.
Sinds schrijver, dichter en publicist Willem van Toorn in februari zijn boekje Projekt Nederland publiceerde, was hij te gast op het ministerie van VROM, bij debatavonden en in verschillende radio- en tv-programma's. Hij spreekt over de teloorgang, ‘vernietiging', van het Nederlandse landschap. Hij noemt Jac. P. Thijsse en hekeltde de centrale overheid, die kennelijk niet beseft in welk een heerlijk land wij leven en de ruimtelijke ordening overlaat aan gemeentes, provincies en projectontwikkelaars, aan ‘de markt', ‘de vrije jongens van het snelle geld'. Nou, dan weet je het wel.
Dietmar Werner, directeur van Volker Wessels Vastgoed en voorzitter van de Neprom, de vereniging van projectontwikkelaars, mocht als vertegenwoordiger van de vrije jongens al eens opdraven in het tv-programma EenVandaag,. Ze hadden Werner voor een paar nieuwe kantoren langs de snelweg neergezet – prima, moderne kantoren overigens – en stelden vragen over de ‘lelijkheid' waarmee hij Nederland volzet. We moeten niet al te nostalgisch worden, zei Werner, "Nederland moet vooruit." Daarna werd teruggeschakeld naar de presentator in de studio, die concludeerde dat het landschap eraan ging.
Verrommeling
Het is Willem van Toorn ook opgevallen: iedereen is het met hem eens. Weliswaar zie je op reis door Nederland – op delen van de Randstad en Brabant na – nog steeds voornamelijk weiland, als het meezit met koeien en lammetjes, maar als je goed oplet, zie je elke tien minuten wel iets om je aan te ergeren. Er moeten ook mensen zijn die het mooi vinden, bebouwing, bouwputten – de Kampioen van de ANWB had eens een enthousiaste reportage over 85 kilometer bouwwerkzaamheden langs de A2 -, maar misschien worden die mensen minder voor debatten uitgenodigd.
Niemand die zei dat je die nieuwbouwwijken, waarvan de bewoners heel gelukkig schijnen te zijn, misschien wat aangeharkt, saai en truttig, maar toch moeilijk ‘rommelig' kunt noemen. Dat de moderne kantorenparken mooier zijn, in ieder geval niet lelijker, dan de industrieterreinen van dertig jaar geleden, of dat het Nederlandse snelweglandschap nog altijd uit duizenden herkenbaar is – wat is er ten slotte Nederlandser dan knooppunt Hoevelaken. Wel was daar landschapsarchitect Adriaan Geuze, die in een themabijlage van de Volkskrant klaagde dat je in de omgeving van Rotterdam nergens meer het weiland in kon fietsen. Nederland verrommelt dus, en wordt lelijk. Willem van Toorn is niet van plan om zich erbij neer te leggen, net zomin als hij zich neerlegt bij de spellingshervorming van 1995, die die ‘project' voorschrijft in plaats van ‘projekt'.
Lelijkste provincie
Vandaag rijden we met Willem van Toorn en Dietmar Werner door Zuid-Holland, in de zwarte BMW van Werner, op zoek naar verrommeling, naar plekken waar Van Toorn zich aan ergert en die onder medeverantwoordelijkheid van de vastgoedsector, Werner en zijn collega's, zijn volgebouwd. Mooi en lelijk, goed en slecht. Zuid-Holland is volgens landschapsarchitect Geuze door de woekering van bedrijventerreinen en bouwprojecten met afstand de lelijkste provincie. Zoals Dietmar Werner zegt: "Naar slecht hoeven we niet lang te zoeken."
Aan het landschap langs de A12 bij Nootdorp kun je weinig meer verrommelen, zegt Werner. "Dit is stedelijk gebied in hoge dichtheid." Hij zit achter het stuur en kijkt naar buiten, naar een langgerekt decor van bedrijven, kantoren, megastores, loodsen, kassen, winkelcentra en Vinexwijken tussen Zoetermeer en Den Haag. Ikea bij Delft breidt uit, ‘zichtlocaties op maat' worden aangeprezen, temidden van bebouwing die zich aan beide kanten van de snelweg toch al honderden meters breed uitstrekt. "Hier is alles goed of alles fout," zegt Werner. "Hier kan van alles worden gebouwd. Open landschap bestaat hier niet meer."
Vanaf de achterbank kijkt Willem van Toorn naar de ‘muren van bedrijven en kantoren' die hij beschrijft in Projekt Nederland. Het erge is: op het platteland is het niet veel beter. Van Toorn woont in Amsterdam Oud-Zuid en heeft een tweede huis in Frankrijk. De rit erheen voert voorbij de Belgische grens langs ‘sappige weiden', maar in Nederland wordt hij ‘geconfronteerd' met ‘megaprojekten' , vrijstaande ‘buitens' voor bemiddelde senioren, ‘nieuwe landgoederen' met ‘historische' namen met ‘staete' of ‘leij' erin, met ‘waerden, haerden en huyzen'. En dan is ‘de plaag van de recreatie'. Golfbanen, resorts en vakantieparken in de buurt van ‘nieuwe natuur' van het soort waar Van Toorn niet van houdt, ‘symboollandschap' met uitheemse ‘grote grazers' en recreanten die daar in groepen tussendoor banjeren.
Van Toorn kan zich mooi opwinden over projectontwikkelaarstaal waarin er niet meer wordt gebouwd maar ‘gerealiseerd. Ook ergert hij zich aan ‘onzinnige projecten' die het landschap ‘als een sluipende ziekte verrotzooien'. Sinds de jaren zeventig is 500.000 hectare (een hectare is anderhalf voetbalveld) open land bebouwd. Er zijn plannen voor nog eens 450.000 woningen, liefst met tuin en retro-look, huizen in ‘jarendertigstijl', neovictoraanse huizen met een hek erom, semi-permanent bewoonde vakantiehuizen die eruitzien ze thuishoren in Louisiana. "Voor de eenvoudigen van geest," zegt Van Toorn.
Maar als die mensen dat nou mooi vinden, wie is Van Toorn dan om ze hun droomhuis te ontzeggen? "Wie zijn zij om mij de ervaring van het Nederlandse landschap te ontzeggen?"
Hij wil het niet hebben over mooi of lelijk, want "dat zijn volstrekt oninteressante categorieën," zegt hij. "Waar het om gaat is: wie heeft die dingen daar neergezet? Was dat de bedoeling? Wie gaat daarover?"
Dietmar Werner heeft Projekt Nederland ook gelezen. "Als je dat leest, denk je: ik ga slaan. Dit hebben wij allemaal niet zo gedaan." Bij de Neprom, waarvan Werner voorzitter is, zijn alle grotere projectontwikkelaars aangesloten. Samen zijn ze goed voor de helft van de nieuw gebouwde woningen, 60 procent van de nieuwe kantoren en 80 tot 90 procent van de nieuwe winkelcentra. Als de projectontwikkelaars het niet hebben gedaan, wie dan wel? "De maatschappij, wij met z'n allen," zegt Werner. Het is een kwestie van vraag en aanbod, van ‘wat de mensen willen' "De overheid wil dat de burger steeds meer zelf mag bepalen."
Er wordt gebouwd, altijd en overal, zonder zichtbare regie van bovenaf. De overheid heeft geen verstandige visie op ruimtelijke ordening, zegt Van Toorn. Het lijkt vanzelf te gaan. Uit Projekt Nederland: "Alsof het ons lot is bedrijventerreinen aan te leggen en in te richten en grote delen van het landschap daaraan op te offeren."
Lekker gebouw
Werner neemt de afslag Delft-Zuid op de A13 en rijdt even later het Delftechpark op, een modern, campusachtig bedrijventerrein met aan de TU van Delft gerelateerde, technische bedrijven. "Ik vind de kantoren die de laatste tien jaar worden gebouwd best goed," had Werner gezegd. "De nadruk is steeds meer komen te liggen op kwaliteit in plaats van kwantiteit, de inpassing in de omgeving is sterk verbeterd."
Het op het Delftechpark gelegen Qi Nederland is gehuisvest in wat ook Van Toorn een ‘lekker gebouw' vindt, met zwart glas, gewoon glas en moderne staalconstructies aan de buitenkant. Elders meer glas en staal, bedrijven die PKF Wallast en National Semiconducting heten, alles gelegen aan een rustige straat met een groenstrook in het midden. "Zo'n groenstrook is al heel wat," zegt Van Toorn.
Aan het eind van de straat staat de ‘Frontier', een zilverkleurige kantoorflat. Er staat een groot bord bij van DTZ Zadelhoff Bedrijfsmakelaars meldt ‘Te huur. Wat de gemeente Delft moet doen, zegt Van Toorn, is de eigenaar – projectontwikkelaar of belegger – een tijdslimiet stellen: voor dan en dan verhuren, of we maken er appartementen van. En anders volgen er maar sancties. Werner blikt omhoog naar de Frontier. "En die arme projectontwikkelaar dan?"
Opportunistisch
Leegstand is een probleem, zegt Werner. Dat er toch nieuwe kantoren worden bijgebouwd, komt doordat het probleem van de ene projectontwikkelaar dat van de andere niet is. Een gebouw dat leeg staat, kost de eigenaar en de projectontwikkelaar geld. Andere bouwers hebben daar niets mee te maken, voor hen kan het een goede investering zijn om naast een leeg pand een nieuw gebouw neer te zetten, als ze een klant voor dat gebouw hebben, legt Werner uit. "Bedrijfseconomie is opportunistisch."
Bedrijventerreinen voorzien niet in een behoefte, de aanleg ervan heeft een speculatief karakter, schrijft Van Toorn. Waarom vullen ze niet eerst de lege kantoren voordat ze nieuwe bouwen? Waarom bouwen ze niet op oude, vergane industrieterreinen, of op van die onbestemde, met onkruid en oud roest bezaaide terreinen in de stad?
Was het maar zo simpel, zegt Werner. Hij ziet ‘gebieden met kansen', maar aanpak is moeilijk vanwege versnipperd eigendom. Op oude industrieterreinen heeft iedereen zijn eigen halletje. Eigenaren kunnen of willen niet investeren, gemeentes liggen in de clinch met grondbeleggers of bouwbedrijven, er kunnen honderd redenen zijn waarom terreinen braak blijven liggen, met vergeelde borden ernaast met ‘te huur' of ‘te koop', of van projecten die al jaren op ‘realisatie' wachten. "Om eerlijk te zijn moet een gebied eerst gigantisch verpauperen voordat je het kunt verwerven voor zo'n prijs dat je op een normale manier iets kunt doen."
"Het aantal instellingen, ondernemingen, bureaus, organisaties, bedrijven en bedrijfjes dat bestaat van het geen dag aflatende werk aan het Nederlandse landschap is onvoorstelbaar," schrijft Van Toorn. Er is geen stukje landschap waarvoor geen plannen zijn gemaakt. Een mooi land vereist samenwerking en visie, maar gemeentes leggen liever allemaal hun eigen wijkjes, businessparkjes en activiteitenzones aan.
Kitscherig
We rijden langs geplande bedrijventerreinen naar bedrijvenpark Noord-West, Rotterdam, bij industriegebied Spaanse Polder. Noord-West wordt gekenmerkt door opslaghallen van distributiebedrijven. Het is wat een makelaar een ‘ruimtelijk' gebied met ‘traditie' en ‘dynamiek' zou noemen. Een ouderwets industrieterrein in feite. Aan de voorgevel van DHL zitten kitcherige Romeinse retroboogjes, Heineken bekommert zich er evenmin om in welk decor de kratten op transport wachten, maar bij Aircovent, een groothandel in airco-onderdelen, ‘is wat geprobeerd', constateert Werner.
Hij wijst naar een van moderne, donkere bakstenen gemetselde voorgevel. Het is niet veel, maar er is wat geprobeerd. De bedrijfsleider van Aircovent komt, nieuwsgierig naar het onaangekondigde bezoek, naar buiten en legt even later uit dat Aircovent een modern bedrijf is. "Een trendsetter. Dat willen we uitstralen." Gekozen is voor duurdere bakstenen, duurder glas en roestvrijstalen zuilen. "Iedereen is heel positief."
Zo zie je wat particulier initiatief kan doen. Het ligt niet allemaal aan de markt. "Niemand kan zomaar ergens wat bouwen," zegt Werner. Er zijn bestemmingsplannen, voorschriften en welstandscommissies. Het idee van bedrijventerreinen in corridors langs de snelweg kwam van de overheid, zegt Werner. De uitvoering kwam van projectontwikkelaars en bouwbedrijven, en het resultaat is onder meer te zien langs de A20 van Rotterdam naar Gouda.
"Dit is een gebied waarvan je zegt: er moet wat gebeuren." Dietmar Werner staat op bedrijvenpark Goudse Poort en bekijkt de omgeving met de blik van de projectontwikkelaar, volgens wie er altijd overal wat moet gebeuren. Willem van Toorn staat zwijgend naast hem. Jac. P. Thijsse kon in 1937 niet voorzien dat het aanzien van Gouda, bekend van Markt, Waag en kaas, grotendeels bepaald zou worden door een groot, kwakkelend bedrijventerrein dat een paar decennia na realisatie alweer toe is aan een ‘complete make-over'.
Ook hier veel DTZ Zadelhoff. Die ruimte daar, wijst Werner, heeft tien jaar leeg gestaan. Ernaast hebben zich Vosko Networking gevestigd, en het Campanile Hotel Gouda. Er is ook een filiaal van de Kwantum Hallen. Werner doet een stap opzij voor een passerende bestelwagen. "Dit zijn plekken waarvan je zegt: is dat dan Gouda?"
Hoe heeft het zo ver kunnen komen? "Niemand heeft destijds bezwaar gemaakt," zegt Werner.
"We zijn geen arm land," zegt Werner. "We kunnen ons betere industrieterreinen permitteren dan een paar jaar geleden." We zouden schitterende bedrijventerreinen kunnen hebben. "Waarom niet?," zegt Van Toorn. Over hoe en wat wordt in de sector intensief nagedacht, en Van Toorn denkt mee. Hij heeft een column in het blad Bedrijventerrein. "Ze mogen graag van mij op hun lazer krijgen."
Waar Goudse Poort ophoudt, begint het Groene Hart, het polderland tussen de grote steden van de Randstad. Heel veel mensen en organisaties zijn in bezwaar gekomen tegen bebouwing van dit gebied, waar ‘Holland nog echt Holland is'. Tevergeefs. Aan alle kanten van het Groene Hart staan projectborden die aankondigen dat het weer een stukje kleiner wordt.
Boerderettes
Dietmar Werner was een van de mensen die voorstelden om wél in het Groene Hart te bouwen. Als je grootschalige projectontwikkeling zoals bij Leidsche Rijn, Utrecht, of de Zuidplaspolder bij Rotterdam niet meerekent, mogen tot 2020, 32.000 woningen in het Groene Hart worden gebouwd. Dat kan met hele wijken tegelijk, of zoals hier, bij Moordrecht, op particuliere schaal. Aan de randen van de akkers staan kavels waarvan de eigenaren hun huizen naar eigen inzichten hebben gebouwd. Rancheachtige, met ronde serres, garages in de vorm van stallen, boerderettes uit de catalogus. Dynasty-paleizen in het klein. "Verkoopt als broodjes van de bakker," zegt Werner. Dit is het resultaat van ‘particulier opdrachtgeverschap' dat veel gemeentes voor ogen staat. Zelf houdt Werner meer van een ‘planmatige, traditionele ontwikkeling'. "Je moet niet alles aan de consument overlaten."
Willem van Toorn had het kunnen zeggen. Zoals het nu gaat, gaat het niet goed. Men doet maar wat. "Je mag niet elitair doen. Nou, doe maar wel een beetje elitair."
Denkt Van Toorn niet dat het de meeste mensen niet uitmaakt hoe ‘het landschap' eruit ziet? "Daar zijn toch denkende mensen voor, om af en toe een vlaggetje op te steken?"