Bloemen, voedsel, hoogwaardige technologie, scheepvaart, waterbouw en de creatieve industrie: volgens het Innovatieplatform moeten dit de toekomstige pijlers worden onder onze wankele economie. ‘Typisch Nederlands en volstrekt achterhaald,’ vindt ex-minister Willem Vermeend. Ons land moet zich toeleggen op management.
“We zullen in de eerste plaats veel langer en harder moeten werken,” verklaarde Vermeend begin oktober tijdens een van zijn vele schnabbels, beleggingsbeurs ‘Fonds 2004’. Een op zijn minst prikkelende stelling van een man wiens partijgenoot Wouter Bos op exact datzelfde moment op het Amsterdamse Museumplein te hoop liep tegen de kabinetsplannen om het prepensioen de nek om te draaien. Nederland Kennisland is een utopie, vervolgde Vermeend, een gelopen race. “We hollen achter de feiten aan, want we zijn links en rechts allang ingehaald door landen als China en India.” Behalve handiger en goedkoper, blijken Chinezen en Indiërs namelijk ook veel slimmer en innovatiever dan gedacht. En ja, dat is een stuk sneller gegaan dan ook Vermeend ooit had durven dromen. Wil Nederland in de nabije toekomst zijn partijtje blijven meeblazen op het wereldtoneel, dan zullen we harder en langer, maar vooral slimmer moeten werken. Niet slimmer volgens de smalle, op technologische innovatie gerichte visie van het Innovatieplatform, maar écht slimmer. Vergeet Nederland Kennisland, leve Nederland Managementland. Dáár ligt volgens Vermeend namelijk onze grote kracht. “Nederland mag het poldermodel dan wel bij het grofvuil hebben gezet, de rest van de wereld niet.” Wereldwijd wordt Nederland nog steeds geroemd om de manier waarop overheid, werkgevers en werknemers samen aan groei werken. Uniek, weet Vermeend, en een enorm concurrentievoordeel als het gaat om het aantrekken en vasthouden van binnen- en buitenlandse bedrijven.
Pensioenmiljarden
Laat laagproductief, maar eventueel ook high tech werk maar naar Azië verhuizen, als wij het management maar hier weten te houden. “We moeten bedrijven paaien om hun denktanks en hoofdkantoren in Nederland te situeren, want in slechte tijden zijn bedrijven geneigd eerst over de grens te saneren.” Maar hoe doe je dat, dat paaien? “Als we ophouden met navelstaren, zie je dat we het op veel vlakken al heel goed doen,” legt Vermeend twee weken na Fonds 2004 uit in zijn kantoor in de Haagse Oranjestraat. We hebben een goed fiscaal en juridisch klimaat, prima infrastructuur, nauwelijks stakingen, goede sociale voorzieningen en een uitstekende bancaire en financiële sector. En vergeet ons pensioenstelsel niet. Hier steggelen we over tekorten en afschaffing van prepensioen, terwijl we in het buitenland als lichtend voorbeeld gelden. We zijn steenrijk en meer dan nu zouden we onze pensioenmiljarden in de opkomende landen moeten durven investeren om daar vaste voet aan de grond te krijgen. Maar nog belangrijker: Bekijk ons pensioenstelsel ook eens als een product. “De hele wereld heeft behoefte aan goede pensioenen en verzekeringen.” Met plannen voor levensloopregelingen en op tweeverdieners afgestemde pakketten zullen we voorlopig lichtjaren voor blijven lopen op landen als China en India. Verzekeringen en hypotheken idem dito. Onze markten en financiële instellingen genieten internationaal enorm veel vertrouwen, iets wat je van de meeste opkomende landen niet kunt zeggen. “Maar de huidige top van het bedrijfsleven, de babyboomers, durven of kunnen de wereld nog niet écht als een global village te benaderen.” Waarom zou je een boek wel net zo makkelijk via internet in Amerika kopen als in de winkel om de hoek, maar een levensverzekering niet? Hier ligt volgens Vermeend de uitdaging: “Ga op zoek naar slimme combinaties in plaats van je blind te staren op technologische vernieuwingen.” We moeten ondernemender worden, te beginnen in het onderwijs, want daar hebben we grote steken laten vallen. “Als ik in de VS aan honderd studenten vraag wie er een eigen bedrijf wil beginnen, steekt een kwart tot de helft zijn vinger op. In Nederland misschien twee. We bedenken veel te weinig nieuwe dingen en ze verkopen gaat nog moeizamer.”
Achtertuin
Maar hoe ziet Vermeend dat voor zich, Nederland Managementland? Nederland als een groot ABP annex Nationale Nederlanden kantorencomplex? “Natuurlijk niet, er blijven altijd makers en doeners nodig, maar die houden we alleen aan het werk door zelf aan de bal te blijven.” Scholieren die nu over hun studiekeuze piekeren zou hij economie aanraden: “Een studie economie heeft de hoogste contante waarde en is overal bruikbaar. Liefst in combinatie met de keuzevakken Engels, Russisch en Chinees.” Of iets creatiefs. “Let wel: in brede zin, dus niet alleen kunstenaars, maar ook onderzoekers, technisch tekenaars, iedereen die iets met zijn handen kan maken.” Creativiteit en ondernemingszin gaan hand in hand en zijn onontbeerlijk voor de zoektocht naar de door Vermeend gedroomde ‘slimme combinaties’. “Dat is een van de dingen die ik mezelf en de regeringen waarvan ik deel uitmaakte het meeste kwalijk neem: de manier waarop we ons beroepsonderwijs hebben laten verpieteren. We hadden het moeten koesteren, maar in plaats daarvan hebben we te lang vastgehouden aan het ideaal dat iedereen met een witte boord achter een loket moest kunnen zitten.” Maar Vermeend ziet licht aan het einde van de tunnel. Bij zijn eigen kinderen bijvoorbeeld. “Anders dan de generatie die nu nog aan de macht is, zijn zij niet bang voor alle veranderingen die ons overspoelen, maar omarmen ze. Reizen, muziek, vriendschappen: ze weten niet beter dan dat de wereld inderdaad in de achtertuin zit.” We zouden alleen nu al wel veel beter naar die nieuwe generatie moeten luisteren, want dat zijn over vijftien jaar de consumenten en beslissers. “We moeten echt zo snel mogelijk ophouden met die achterhoedegevechten zoals het Innovatieplatform die voert.” Kenniseconomie? “Een modewoord dat ons het zicht op de werkelijk belangrijke zaken ontneemt. Geef talent en ondernemingszin de ruimte, ondersteun het, want het is er wel degelijk.”