Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Later komt de kater

Wie nu werkt, betaalt flink mee aan het pensioen van oudere (ex-)collega’s. Ondertussen dreigt er steeds grotere financiële onzekerheid als de jongere werknemer zelf met pensioen gaat. Tijdens het voorjaarsoverleg plaatste het kabinet nog een extra bommetje onder het pensioensysteem.

61, 62 of 65? De vijfendertig jarige werknemer maakt het nauwelijks uit op welke leeftijd zijn pensioen in zal gaan. Het zit wel snor met de pensioenen in Nederland, lijken jongere generaties te denken. De discussie tussen kabinet en sociale partners over een nieuw pensioenstelsel laten ze dan ook totaal aan zich voorbij gaan. Dat zal voor de nodige verrassingen zorgen op het moment dat deze werknemer genoeg heeft gewerkt en nu ook wel eens wil genieten van zijn pensioen. Het kabinet heeft grootse plannen om Nederlanders langer door te laten werken. Gaat het nu nog om het oprekken van de leeftijd naar 65, in de toekomst moeten werknemers waarschijnlijk tot 67 of misschien wel 70 jaar hun baas blijven dienen. De jeugd wordt gepaaid met een levensloopregeling die het mogelijk maakt om een aantal jaren te werken en vervolgens een paar maanden verlof te kunnen nemen voor het maken van een wereldreis, de verzorging van kinderen of het volgen van een studie. Dat iemand tegen de tijd dat-ie 63 is op zijn tenen moet lopen om in het arbeidsproces mee te blijven draaien, is van later zorg. En dat alles omdat het kabinet kampt met het probleem van de vergrijzing. Het aantal mensen dat recht heeft op een pensioenuitkering volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW) zal de komende jaren flink stijgen, terwijl tegelijkertijd het aantal mensen daalt dat de premie moet ophoesten voor die uitkeringen. Bovendien heeft iedere Nederlander vanaf 65 jaar recht op een uitkering volgens de AOW, maar werken er slechts weinigen tot die leeftijd door vanwege de riante prepensioenen. Er verschijnen nauwelijks nog mensen van boven de 61 op de werkvloer. Een eerste stap die het kabinet nu wil nemen om de AOW betaalbaar te houden is om via een versobering van de prepensioenregeling te zorgen dat werknemers wel tot hun 65e actief blijven. Op die manier kunnen in ieder geval weer wat extra belastinginkomsten worden geïnd en het maakt de overstap naar een wettelijke pensioenleeftijd van 67 of misschien wel 70 op den duur een stuk makkelijker te verkopen aan de kiezers.

Addertje

Tijdens het voorjaarsoverleg stelde het kabinet voor dat werknemers mogen kiezen om de premie voor het prepensioen naar eigen keuze te besteden. Ze kunnen blijven deelnemen aan de collectieve pensioenregeling, het geld gebruiken voor de levensloopregeling of het geld consumptief besteden. Bij de keuzevrijheid die het kabinet zo genereus aan jongere generaties biedt, zit nog wel een addertje onder het gras. Door het afschaffen van fiscale prikkels wordt sparen voor prepensioen stukken duurder. Dat nadeel weegt in de meeste gevallen niet op tegen het voordeel van de flexibiliteit in het opnemen van de vrije tijd. De FNV vreest dat het kabinetsvoorstel vooral jongeren ontmoedigt om nog langer deel te nemen aan de collectieve prepensioenregelingen. Een werknemer van dertig of veertig heeft vaak nog geen idee op welke leeftijd hij wil stoppen met werken. En om dan geld te stoppen in een pot die misschien wel leeg is tegen de tijd dat hij er zelf uitkeringen uit zou moeten ontvangen, biedt een weinig aantrekkelijk perspectief. Het vet op de botten van pensioenfondsen is er door de slechte beursresultaten van de afgelopen jaren flink vanaf geschraapt. Bovendien krijgen ook veel pensioenfondsen te kampen met een overschot aan inactieve deelnemers. Vooral pensioenfondsen met veel oudere werknemers, zoals de grootste fondsen ABP en PGGM, zullen op termijn meer geld moeten uitkeren aan pensioengerechtigden dan dat ze geld ontvangen van premiebetalers. Als ze te erg interen op hun vermogen is het nog maar de vraag of er over twintig of dertig jaar voldoende over is om de huidige premiebetalers een pensioenuitkering te geven. En een massale uitstroom van jongeren zou nog eens een extra klap voor de fondsen betekenen. Zo legt het kabinet met het schrappen van de verplichte deelname aan de regelingen voor prepensioen dan ook een bommetje onder de collectieve regelingen.

Paternalistisch

De FNV doet verwoede pogingen om te voorkomen dat het kabinet de goedgevulde Nederlandse pensioenpotten langzaam laat leeglopen. Lodewijk de Waal kan aan vijftigjarige werknemers, die het grootste deel van zijn ledenbestand vormen, natuurlijk moeilijk verkopen dat ze ineens zo’n vier jaar langer moeten doorwerken. Al zegt de FNV in reacties op het mislukken van het voorjaarsoverleg dat het over de wettelijke pensioenleeftijd nog wel tot een compromis kan komen met het kabinet en de werkgevers. Het echte struikelblok voor de FNV blijkt het plan van het kabinet om werknemers te laten kiezen om voor prepensioen te sparen. Op dit moment loopt de verplichte pensioenpremie vaak op tot 20 procent van de loonsom. Die verplichting biedt een goede bescherming aan de werknemer die anders misschien zou vergeten om voor de oude dag te sparen. Tegelijkertijd heeft de verplichting ook iets paternalistisch en dat sluit niet meer aan bij de huidige trend van individualisering. Jongeren zijn toch prima in staat om zelf te beslissen of ze zo’n groot deel van hun salaris willen gebruiken om direct uit te geven of om te sparen voor later.
Een dag per week werken voor de oude dag is niet niks. Helemaal als je niet eens zeker weet wat je er in de verre toekomst nog van terug zult zien. Blijven jongeren solidair met de oudere generatie die nu of op korte termijn van de uitkeringen uit het pensioenfonds gaan genieten? Of zullen ze massaal afhaken als deelname aan de pensioenregelingen niet langer verplicht is? De FNV vreest het laatste. En massale uitstroom betekent een snellere afbouw van het vermogen van de pensioenfondsen waardoor de uitkeringen van pensioengerechtigden nog meer onder druk komen te staan. Huidige 55-plussers zien de bui al hangen en doen er daarom alles aan om de collectiviteit van ons pensioenstelsel te handhaven.Werkgevers verzetten zich tot voor kort ook tegen het afschaffen van de verplichte deelname. Zij betalen vaak het grootste deel van de pensioenpremie aan het fonds, werknemers betalen slechts een bijdrage die vaak niet meer dan een derde van de totale premie bedraagt. Toen bleek dat het voorstel van het kabinet betekende dat werknemers de werkgeverspremie in eigen zak zouden mogen steken, gingen werkgevers overstag en sloten ze zich aan bij het voorstel van het kabinet. Bovendien sluit de club van Jacques Schraven zich aan bij de opvatting dat de huidige trend van individualisering botst met het meer op solidariteit gebaseerde ‘verzorgingsmodel’ dat we in Nederland kennen. Schraven meent dat we te ver zijn doorgeschoten met dat verzorgen en schat in dat de moderne werknemer niet langer wil meebetalen aan het pensioen van de duurste collega.
Het kabinet lijkt het daar al langer over eens. Er zijn partijen die beweren dat hoog op de agenda van het kabinet staat dat het hele collectieve pensioensysteem in Nederland op de schop moet. Stond tijdens het voorjaarsoverleg slechts de collectiviteit van het prepensioen ter discussie, het kan een voorbode zijn om ook de rest van het collectieve pensioensysteem om zeep te helpen.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Bom

Vooral volgens liberaal gestemden neemt de wens voor verplichte solidariteit tussen verschillende generaties af. Zij geven de voorkeur aan een pensioensysteem waarbij de bijdrage die werknemers betalen vaststaat in plaats van dat er zekerheid is over de uitkering die gepensioneerden ontvangen, zoals we nu in Nederland kennen. Dit defined contribution systeem is al populair in landen als de Verenigde Staten en Engeland. Bij defined contribution komt het financiële risico van aandelenmarkten en rentestanden bij werknemers te liggen in plaats van bij de instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitkering van de pensioenen. Dat kan er in positieve zin toe leiden dat iemand die vlak na een paar goede beursjaren stopt met werken beschikt over een heel groot vermogen. Maar het kan ook prima gebeuren dat iemand vlak voor het eind van de rit nog eens een flinke dip op de aandelenmarkten meemaakt en vervolgens als gepensioneerde van een karige aanvulling op de AOW moet zien rond te komen. Dat soort risico’s komt nu voor rekening van de pensioenfondsen.
Op dit moment treedt het kabinet nog niet naar buiten met plannen om het verplichte karakter van deelname aan de aanvullende collectieve pensioenregelingen te schrappen. Maar als verplichte deelname aan het sparen voor prepensioen nu ter discussie staat, waarom zullen de aanvullende pensioenregeling over een paar jaar dan niet aan de beurt komen? Dat zou pas echt een bom leggen onder het collectieve pensioensysteem. De vijfendertig jarige werknemer moet dan niet alleen langer doorwerken dan zijn oudere collega’s, hij spaart ook veel minder aanvullend pensioen bij elkaar en de financiële risico’s zoals de ontwikkeling op de aandelenmarkten en de rentestand komen ook nog eens voor zijn eigen rekening. Kortom, pensioen-voorzieningen worden uitgekleed en alleen oudere werknemers lijken dat echt in de gaten te hebben. Zij mengen zich actief in de discussie over hoe we het
Pensioensysteem betaalbaar kunnen houden. Daarbij komen ze vooral op voor hun eigen belang; de uitkering van pensioenen op korte en middellange termijn. Slapende honden maken ze liever niet wakker.