Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Langer werken als oplossing voor de arbeidsmarktkrapte is een lachertje

Probeert u zich eens voor te stellen… Je bekleedt sinds een klein jaar de hoogste ambtenarenpost op Economische Zaken en je staat op het punt je eerste nieuwjaarsopstel af te leveren. Je weet dat er een bijzonder visionair essay uit je vingers moet rollen. Zo vereist de traditie nu eenmaal. Maar je weet ook dat je cheffin kort voor je benoeming op zeer besliste toon kenbaar heeft gemaakt dat ze deze keer vooral geen nieuwlichterij wenst. Daar had ze na het rebelse proza van jouw voorganger wel even haar buik van vol.

In die spagaat moet secretaris-generaal Jan Willem Oosterwijk van EZ tijdens de voorbije feestdagen hebben gezeten, toen hij zich boog over het traditionele nieuwjaarsartikel in het economenblad Economische Statistische Berichten. Bij elke oorspronkelijke gedachte die hij aan het papier wilde toevertrouwen, kwam de demonische gestalte van Annemarie Jorritsma tevoorschijn. 'Beheers je, Jan Willem. Je weet wat er met Sweder is gebeurd!'

Goed dan, moet Oosterwijk gedacht hebben, tuig ik toch gewoon een traditioneel werkgeversstokpaard op; geen haan die er naar kraait. Behoedzaam formuleerde hij… Vergrijzing… afnemend personeelsaanbod… beter benutten arbeidspotentieel… fiscale maatregelen… langer werken!

Bingo, klonk het vervolgens bij VNO-NCW, waarop de werkgevers ongegeneerd nog wat overjarige strijdkreten de pers inslingerden: zieke werknemers moeten minder loon krijgen en studeren in de tijd van de baas is nergens voor nodig. Dat had Oosterwijk nu ook weer niet bedoeld met zijn speelse verwijzing naar het arbeidsethos van de jaren vijftig.

Waar de hoogste ambtenaar van EZ nog heel wetenschappelijk pleit voor het stimuleren van de arbeidsmarktdynamiek en het flexibiliseren van de arbeidsduur, vooralsnog op vrijwillige basis, heeft VNO-NCW het al direct over bindende afspraken voor de komende CAO-onderhandelingen. Nu ze een maatje denken te hebben op EZ, zetten ze maar meteen hoog in.

Oosterwijk scoort een te gemakkelijk punt als hij constateert dat Nederlandse werknemers in vergelijking met de andere OESO-landen gemiddeld de kortste jaarlijkse arbeidstijd hebben. Nogal wiedes, als je tegelijkertijd beschikt over het grootste aandeel parttime-werkers in de westerse wereld.

Wat Oosterwijk helemaal over het hoofd ziet, is dat dit land van lanterfanten en deeltijdwerkers nog steeds bovenmatig goede productiviteitscijfers laat zien. Het is daarom hoogst twijfelachtig om te veronderstellen dat langer werken geen negatieve invloed zou hebben op de opbrengst per eenheid arbeid.

Dat werkgevers in deze tijd van toenemende arbeidsmarktkrapte hun toevlucht zoeken in drastische aanpassingen van gedateerde afspraken met de bonden is heel begrijpelijk. Overboord met een onzinnig instituut als de ATV! Stoppen met de VUT en eindelijk eens goed de bezem door de WAO-misère! Dat zou alvast een aardig begin zijn. Maar dat vervolgens de CAO's zouden moeten worden dichtgetimmerd met werkwerken van veertig plus, dat is een volstrekte onderkenning van de sentimenten op de arbeidsmarkt anno 2001.

Er zijn werknemers die het absoluut geen punt vinden om lange dagen te maken. Sterker nog, onbetaald overwerk van al gauw tien uur per week is in sommige sectoren eerder regel dan uitzondering. Andere werknemers vinden vier dagen per week wel welletjes. Of drie. Laat ze hun gang gaan, al die categorieën werknemers. Wie tegen zijn zin in langer of korter moet werken, verliest onherroepelijk zijn toewijding, met alle kwalijke gevolgen voor de productiviteit van dien.

Werkgevers zijn nog geen ondernemers, zoveel is wel duidelijk. Een goede ondernemer kijkt hoe hij met zijn beschikbare bedrijfsmiddelen de opbrengst kan verhogen. De smeekbede voor langer werken van de werkgevers doet verdacht veel denken aan de kaasboer die zijn roomboter met margarine vermengt, en stug 'eerste kwaliteit' op de pondspakken blijft zetten. Een slecht ondernemer dus.

Een goede ondernemer neemt zijn bedrijfsprocessen eens nauwkeurig onder de loep en bekijkt hoe hij die kan verbeteren teneinde met de beschikbare mensen de opbrengst te verhogen.


Bijna de helft van de Nederlandse managers werkt zelf liever vier, desnoods lange dagen dan de vijfenhalve dag die hij nu per week in de weer is, zo bleek anderhalf jaar geleden uit een groot onderzoek in dit blad. Dat het daar maar niet van komt, had volgens deze groep vooral te maken met een slechte organisatie van het werk, mismanagement en inefficiëntie. Misschien iets voor volgend jaar, meneer Oosterwijk?

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.