Jong managementtalent staart zich vaak blind op de lijstjes met populaire werkgevers, zoals multinationals en ministeries. Maar ook de kleinere beursgenoteerde bedrijven bieden interessante carrièrekansen. “Je kunt er snel opklimmen, maar ook hard vallen.”
“Nog voor ik was afgestudeerd kreeg ik van Binck het aanbod om een kostbaar project op mij te nemen. Ik moest er wel even over nadenken. Wilde ik gaan werken bij dit kleine bedrijf of toch liever bij een gevestigde grootbank?” Mathijs Aler, 28 inmiddels, koos na zijn studie bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit toch voor smallcap Binck in plaats van voor een grote naam als ING, Rabo of ABN Amro. “Bij Binck was ik de spil in een groot project voor de ontwikkeling van beleggingssoftware. Ik moest mij bezighouden met productontwikkeling, marketing, het opzetten van de klantenservice tot de verkoop aan de consumenten. Met dit soort uitdagende opdrachten werven de grootbanken in hun advertenties voor studenten. Maar bij Binck was het zo concreet.” Geen seconde heeft Aler zijn keuze betreurd, want zijn carrière loopt op rolletjes. Hij ziet zichzelf al in de raad van bestuur zitten. “Het is mijn doel om hier de echte top te bereiken. Mijn afdeling wordt groter en ik groei mee. En als het niet lukt om in de raad van bestuur te komen is het ook niet erg. Dankzij mijn opleiding en de dingen die ik hier leer, kan ik vrij gemakkelijk een overstap maken naar een andere bank, waar ik op hoog niveau kan instromen.” Ambitieuze pas afgestudeerden zien de kleine beursfondsen – smallcaps – doorgaans niet staan. In de ranglijsten van populairste werkgevers prijken zonder uitzondering beursgiganten en ministeries. Een plek in de klasjes voor managementtrainees bij de grote multinationals is voor veel universiteitverlaters een droom. Die klasjes met hun opleidingen en de bijbehorende loopbaanroutes staan vanouds garant voor een baan op topniveau, inclusief het prestige en de beloning. Maar de magische aantrekkingskracht van de grote bedrijven is tanende. Een jaar of vijf geleden sloten zij hun traineeklasjes massaal. Het was crisis, bedrijven namen niemand meer aan en zetten tal van managers op straat, waardoor menige veelbelovende carrière in de knop werd gebroken. Nu het beter gaat hebben grote bedrijven weer behoefte aan nieuw management, zij het in beperkte mate. Sinds ongeveer een jaar zijn de klasjes weer open, in de verwachting dat het talent zal toestromen. Maar een gegarandeerde carrière is niet meer vanzelfsprekend. Dit jaar vliegt tweederde van de directeuren de laan uit, waarschuwde het Nederlands Centrum voor Directeuren en Commissarissen in februari op basis van onderzoek. Die uitstroom is het gevolg van reorganisaties die nog steeds woeden en achterblijvende resultaten waarop managers steeds nadrukkelijker worden afgerekend. Bij ING bijvoorbeeld vertrokken afgelopen jaar veertig van de tweehonderd topmanagers. Carrière maken bij grote bedrijven is riskant geworden, zeker nu ze niet zo hard groeien en uitblinken moeilijk is. Bovendien hebben ze nog weinig plaatsen op niveau te vergeven. Is het dan nog wel leuk bij grote concerns? De sterkste troef die deze bedrijven momenteel hebben op de arbeidsmarkt voor hoogopgeleiden is hun naam en faam. “Het is een kwestie van status,” meent Niels Willems, directeur van arbeidsbemiddelingsbureau Carreer Openers. “Als je 24 bent is het belangrijk dat je vader trots zegt dat je bij Unilever werkt. Minder leuk is het als hij op de golfbaan moet zeggen dat je bij een onbekend klein bedrijf werkt. Studenten die zich tot de top rekenen, denken conservatief over de arbeidsmarkt. Ze staren zich blind op rijtjes met de meest interessante werkgevers. Om die bedrijven hangt een aureool waar jongeren gevoelig voor zijn. Een bedrijf als Schiphol vind je er bijvoorbeeld ook altijd bij. Terwijl dat een van de meest bureaucratische bedrijven is die je je maar kunt bedenken. Grote beursfondsen zijn complexe organogrammen; als je daar als manager een halve meter naar rechts gaat, zit je een bij een ander in de achtertuin.”
Modder
De carrièremogelijkheden voor jong talent bij smallcaps staan in schril contrast met de beperkte mogelijkheden bij de grote beursgenoteerde bedrijven. Bij smallcaps kunnen beginnende managers vaak gelijk na binnenkomst al schitteren. “Het bleek bij Binck nog veel uitdagender dan ik dacht,” zegt Aler. “In het begin twijfelde ik wel eens of ik het wel aan kon, zo veel verantwoordelijkheden kreeg ik. Er waren duidelijke commerciële doelstellingen en ik had harde targets. Die zetten mij onder druk op een manier die ik nog niet kende. Avonden lang heb ik tot middernacht achter de computer gezeten, tot de bewakers mij eruit schopten.” Jonge hoogopgeleiden die hun neus ophalen voor smallcaps, doen zichzelf tekort. Anders dan hun naam doet vermoeden zijn het vaak grote bedrijven met duizenden werknemers en miljoenen euro’s omzet. De belangstelling voor deze bedrijven neemt toe omdat ze over veel meer groeivermogen beschikken dan de grote concerns. Vorig jaar gaven zij een gemiddeld rendement van 25 procent, tegen negen procent bij de grote bedrijven. Die groei is gunstig voor de carrièreperspectieven bij smallcaps. De vraag naar personeel bij deze bedrijven groeit, en daarmee ook de behoefte aan managers. Ook professionaliseren steeds meer kleinere bedrijven hun loopbaanmogelijkheden. Advies- en ingenieursbureau Arcadis bijvoorbeeld stoomt de beste nieuwe mensen met extra scholing klaar voor een plekje in de top. Managers die bij een smallcap in dienst treden, hoeven vaak niet lang te wachten voor zij spannende opdrachten krijgen. Bij gebrek aan een opleidingsparcours worden zij vaak meteen in het diepe gegooid – met vaak glasheldere taken. Aan die transparantie ontbreekt het nog wel eens bij de grote concerns. “Toen ik begon bij Kempen & Co, stond ik gelijk met mijn poten in de modder,” vertelt Daan van Vlaardingen. Voordat hij als fondsbeheerder bij dit kleine bankje kwam, werkte hij een blauwe maandag bij een grote bank. “Daar stuurde ik e-mails naar collega’s binnen de organisatie die ik niet kende en die na een week nog niet hadden gereageerd. Hier ken ik iedereen, ik weet waar ik moet zijn. Daardoor heb ik het gevoel dat ik echt in een team werk.” Is een manager bij een groot beursfonds nog wel eens anoniem, in een smallcap springt een leidinggevende sneller in het oog. Zware verantwoordelijkheden die grote delen van de organisatie beslaan zijn er normaal. Hoe ambitieuzer het bedrijf, hoe uitdagender de projecten. Managers krijgen vaak volop bewegingsvrijheid, mede dankzij van de wat minder aangeharkte structuur. “Ik houd me bezig met alle aspecten van de ontwikkeling van een product,” zegt Jeroen Struycken. Hij klom na banen bij uiteenlopende bedrijven op tot commercieel directeur, tot hij bij machinebouwer Nedap kwam, waar hij nu verantwoordelijk is voor de verkoop in Engeland. “De ene keer ben ik landenmanager, dan accountmanager en dan weer introduceer ik nieuw product. Mijn laatste project was het opstarten van een selfservice voor bibliotheken. Samen met lokale medewerkers heb ik de Franse markt bewerkt. Onlangs hebben we de grootste opdracht tot nu toe voor die groep binnengehaald. Ondertussen zit ik al in Engeland waar de commerciële activiteiten wel een impuls kunnen gebruiken. Het leuke aan mijn baan is dat ik elke activiteit mag gaan ontwikkelen die aantoonbaar meerwaarde voor de klant oplevert.” Door die grote verantwoordelijkheid en helderheid in opdrachten komen managers van smallcaps snel in beeld bij investeerders, headhunters en andere bedrijven die op zoek zijn naar talent. Bij het beoordelen van een bedrijf is de indruk die wij krijgen van het management een van de belangrijkste beoordelingscriteria. In kleinere organisaties zijn de zaken minder goed geregeld dan in grotere. Daardoor zijn smallcaps wat rommeliger, maar juist daardoor kan de manager zich uitleven in improvisatie, ondernemerschap en creativiteit. “Hier zijn de zaken niet zo sterk in procedures vervat als bij KPN,” zegt Maret Leloux, manager clientservices bij SNT. Ze werkte ooit bij KPN, maar toen haar bedrijfsonderdeel werd geoutsourced belandde ze bij callcenterbedrijf SNT. “Bij groot concern is er voor alles een vastgestelde werkwijze. Daardoor zijn de paden geijkt. Hier heb ik geleerd mijn eigen tent te besturen en er de verantwoordelijkheid voor te nemen Vanuit mijn ondernemerschap kan ik echt iets neerzetten. Partijen zijn er gemakkelijker te beïnvloeden.”
Honkvast
Is een vliegende start bij een smallcap nu hét recept voor de moderne loopbaan? Dat is te veel gezegd. Het valt zelfs te betwijfelen of de ouderwetse loopbaan van instroom naar top nog wel bestaat. Bij grote concerns zijn ze onzeker geworden. Bij smallcaps zijn ze spannend en turbulent, maar ze hebben zo hun beperkingen. Smallcapmanagers in zijn bijvoorbeeld niet zo maar over te hevelen naar grote concerns. Zij ontwikkelen zich snel tot leiders, raken gehecht aan hun vrijheid en zijn uiteindelijk meer ondernemers dan managers. Heel andere types dan managers van miljardenbedrijven, die zich bekwamen in beheersmatige vaardigheden. Die verstaan het om zich staande te houden in grote, complexe organisaties. Geen van beide types is zomaar over te hevelen naar een andere omgeving. “Managers van kleine organisaties zijn hands on types, doorgegroeid vanaf de basis,” denkt Van Vlaardingen van Kempen & Co. “In grote organisaties zijn het veel meer beheerstypes, groot geworden met rapporteren. Kies je voor spanning in je werk en voor contact met klanten, dan ben je beter af in een smallcap.” Zet een smallcapper in een groot beursfonds, en hij staat al snel te boek als lomp en eigenwijs. “Zou een enorm bedrijf met mij kunnen omgaan, de manier waarop ik wil werken?” vraagt Struycken van Nedap zich af. “Het wordt slaande ruzie of erger. Ik denk dat ik daar in een vrij beperkte omgeving mijn werk moet doen. Zodra je initiatief neemt is er wel iemand die zegt dat je op zijn terrein komt. Dat mag daar niet, maar hier kan me dat niet gebeuren. Kom je op het terrein van een collega, dan ga je toch samen aan de slag? Hier ben ik min of meer met mijn eigen bedrijf bezig. Zo lang ik goed bezig ben, krijg ik alle ruimte.” Wie kiest voor een loopbaan bij een smallcap, moet erop voorbereid zijn daar de rest van de loopbaan te moeten doorbrengen. Daar kleven wel meer nadelen aan. De beloning bijvoorbeeld blijft op termijn achter, hoewel het startsalaris vaak hoger ligt. Opleidingen zijn er minder goed en loopbanen zijn er onvoorspelbaar. De weg naar de top is buitengewoon kronkelig. Topmanagers zijn namelijk honkvast in smallcaps, waardoor de top voor ambitieuze jongeren vaak een onneembaar bastion is. Wie er toch wil komen, moet vaak van het ene naar het andere bedrijf overstappen, telkens een trede omhoog. Dat is riskant: de kans op de verkeerde overstap is groot. “Bij een smallcap is het beslist ondernemender dan bij een groot concern,” zegt Edith Koetsier van headhunter Yess die veel jong talent bemiddelt. “Lijnen zijn er bovendien korter, de aansturing is directer en het is er transparanter. Maar de omgeving is ook minder professioneel. Je kunt er snel opklimmen, dat is waar, maar ook hard vallen. Er er zijn minder mogelijkheden om op te krabbelen.”