Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Het prijskaartje van vroeg pensioen

Freek en Emma willen eerder stoppen met werken. Hoe regelen ze dat? En wat kost het? Met een modelgezin op jacht naar de beste financiële oplossing.

Freek en Emma vinden hun werk best leuk, maar toch duikt het woord pensioen steeds vaker op in hun gesprekken. Het liefst zouden ze over 24 jaar al meer vrijheid hebben. Dan zijn de kinderen uit huis en is de hypotheek afgelost. Freek is tegen die tijd 63, Emma 60. Ze besluiten hun toekomstplannen eens door te laten rekenen door een financieel planner. Op basis van hun inkomen, de hypotheek, het pensioen dat ze opbouwen en de ruimte die ze hebben om te sparen voor een vervroegde oude dag laten ze hem een financieel plaatje maken van hun jaarlijkse inkomsten en uitgaven.
Al snel blijkt dat als Freek en Emma geen extra geld opzij leggen, ze een enorme deuk in hun inkomen oplopen. Freek werkt sinds zijn 28ste en als hij tot zijn 63ste door gaat, bouwt hij in die vijfendertig jaar genoeg pensioen op om na zijn 65ste over voldoende inkomen te beschikken. Hij hoeft dus niks extra’s opzij te leggen voor een pensioengat. Maar voor prepensioen heeft hij nog geen dubbeltje gespaard.
Emma heeft wel een pensioengat en dat wil zij dekken met een lijfrenteregeling. Het liefst stopt ze op hetzelfde moment met werken als Jan, zodat ze samen kunnen genieten van hun vrije tijd. Maar dat betekent dat zij ook nog eens vijf jaar zonder inkomen moet overbruggen tot haar 65ste.

De levensloopregeling

De levensloopregeling biedt uitkomst. Volgens de wet op de levensloopregeling kan iedereen via zijn werkgever twaalf procent van zijn jaarinkomen sparen voor verlof of om eerder te stoppen met werken. Het maximaal op te bouwen vermogen bedraagt 210 procent van het jaarsalaris. Gezien de leeftijd van de kinderen hoeven Freek en Emma geen extra verlof op te nemen om voor hen te zorgen. Alle ruimte dus om te sparen voor een vervroegd pensioen. Freek kan met deze regeling sparen om de jaren van 63 tot 65 te overbruggen. Bij een jaarlijkse inleg van 3.800 euro van zijn bruto salaris, spaart hij ruim voldoende. Hij houdt aan het eind van de rit zelfs nog een aardig bedrag over om zijn ouderdomspensioen mee aan te vullen. Toch ontstaat er vanaf zijn 65ste een aanzienlijk tekort in het besteedbare inkomen. Met name omdat Emma in die periode slechts een uitkering krijgt uit de lijfrentepolis.
Maar ook Emma kan met de levensloopregeling sparen om eerder te stoppen met werken. Het slimst is als zij optimaal gebruikmaakt van het progressievoordeel. Dat is het geval wanneer de uitkering uit de levensloopregeling samen met de uitkering uit de lijfrentepolis niet hoger is dan zo’n 16.900 euro. In dat geval hoeft zij namelijk maar 30 procent inkomstenbelasting te betalen, terwijl ze het spaarbedrag tegen 42 procent kan aftrekken van haar bruto inkomen. Zij besluit jaarlijks 650 euro te sparen met de levensloopregeling. In totaal kost het Freek en Emma jaarlijks iets meer dan 2.500 euro netto om op deze manier te sparen. Een flink bedrag, terwijl vanaf pensioenleeftijd toch nog een structureel tekort ontstaat. Dat tekort kan een tijdje worden aangevuld uit het eigen vermogen, maar na een jaar of tien is die pot leeg. Vanaf Freeks vijfenzeventigste zullen ze daarom de eigen woning moeten opsnoepen.

Sparen

Freek en Emma zouden kunnen overwegen te sparen in plaats van geld opzij te zetten in de levensloopregeling. Het voordeel is dat ze dan flexibeler kunnen beschikken over het vermogen. Maar weegt dat wel op tegen de nadelen? Bij een totaal vermogen van meer dan 39.000 betalen ze wel 1,2 vermogens-rendementsheffing. Dat is een flinke daling van het toch al schamele rendement van drie procent waarmee bij sparen gerekend wordt. Bovendien maken ze dan geen gebruik van het progressievoordeel dat Emma kan behalen doordat ze de inleg tegen een hoger belastingtarief kan aftrekken dan dat de uitkering wordt belast. Sparen zou wel een optie zijn als Freek en Emma zo veel overhouden van hun netto besteedbare inkomen dat ze, als ze het allemaal inleggen in de levensloopregeling, het maximum van twaalf procent van het salaris per jaar overschrijden. Of als ze meer dan 210 procent van hun jaarsalaris aan vermogen in de levensloopregeling hebben.

Beleggen

Meer risico nemen dan maar en instappen in beleggingsfondsen? Als we beleggingsadviseurs moeten geloven dan is dat nog steeds de beste manier om over een langere periode vermogen op te bouwen. Adviseurs rekenen rustig met opbrengsten van acht à tien procent. Tja, bij zo’n rendement kunt u wel heel vroeg gaan genieten van uw pensioen.Laten we eens rekenen met een bescheidener en realistischer percentage van een gemiddeld rendement van 6 procent per jaar. Wat gebeurt er als Freek en Emma jaarlijks 2.500 euro in beleggingsfondsen stoppen en een gemiddeld rendement van zes procent behalen? Het vermogen loopt dan op tot 138.000 euro op zijn 62ste, maar daarna wordt er snel ingeteerd. Uiteindelijk is het vermogen sneller op dan bij een levensloopregeling en moeten Freek en Emma al vanaf zijn 73ste interen op het vermogen uit de eigen woning.

Lagere uitgaven

De beste oplossing voor Freek en Emma is een minimale verlaging van hun uitgaven. Bij een optimale benutting van de levensloopregeling is slechts een daling van de besteding met een procent voldoende om in hun leven helemaal niets te hoeven opsnoepen van de waarde van hun woning. In dat geval hebben ze en een voortijdig pensioen en ze laten nog een erfenis na voor de kinderen in de vorm van de overwaarde van hun woning.

Pensioenverzekering

Omdat Emma via haar werkgever geen pensioen opbouwt, besluit ze ook nog met een levensverzekering te sparen voor lijfrente als aanvulling op haar AOW. Sparen voor lijfrente kan op twee manieren. De eerste optie is met de koopsompolis, waarin een eenmalige storting wordt gedaan. De tweede optie is met een premiebetalende polis waarin jaarlijks een bedrag aan premie wordt betaald. De eerste manier is vooral aan te raden bij jaarlijks sterk wisselende inkomsten. Aangezien Emma een stabiel inkomen heeft, kan ze dus beter voor de laatste optie kiezen. Anders heeft ze aan het eind van de rit liefst 24 polissen in huis en betaalt ze flink aan administratiekosten van de verzekeraars. Emma wil 24 jaar lang 2000 euro bruto inleggen. Netto kost haar dat 1.160 euro per jaar want net als bij de levensloopregeling is de premie aftrekbaar voor de inkomsten-belasting. De uitkering is wel belast en deze manier van vermogen opbouwen heeft ook weer alleen voordeel als Emma bij uitkering een lager percentage inkomstenbelasting hoeft te betalen dan waartegen ze de inleg heeft kunnen aftrekken. Overigens zijn de kosten van dergelijke polissen hoog en kan het opgebouwde vermogen per verzekeraar sterk verschillen. Dat blijkt wel als we op onderzoek uitgaan naar wat een pensioenverzekering nou eigenlijk oplevert.


Met dank aan Dick Kruijt, financieel planner en oprichter van de Vereniging van Onafhankelijke Financiele Planners (VOFP)

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Lijfrente of zelf sparen?

Wie zelf jaarlijks een bedrag opzij zet kan daar flexibel over beschikken. Bij een jaarlijkse spaarbedrag van 2.000 euro en een rente van 3 procent, bedraagt het vermogen na 24 jaar zo’n 63.000 euro (rekening houdend met een vermogensrendementsheffing). Het garantiekapitaal in een pensioenverzekering is gemiddeld genomen vergelijkbaar. Het delen in de winst van de maatschappij kan een leuk extraatje opleveren, maar over de gehele uitkering moet natuurlijk nog wel even worden afgerekend met de fiscus. Het bedrag op de spaarrekening kunt u daarentegen netto in uw zak steken.