De Nederlandse particuliere beleggers kruipen weer uit hun schulp. Het worden er niet alleen meer, ze durven ook weer meer risico’s te nemen. Dat blijkt uit het jaarlijkse onderzoek van marktonderzoeks-bureau Millward Brown.
De anderhalf miljoen beleggende huishoudens verruilden hun relatief veilige maar slecht renderende obligaties voor individuele aandelen en structured products als turbo’s, notes en certificaten. Er is volgens Millward Brown echter geen sprake van onbesuisd handelen zoals tijdens de hausse in de late jaren negentig. “Toen groeide de markt met honderdduizenden beleggers per jaar. De intreders van nu weten veel beter waar ze aan beginnen en zijn zich beter dan toen bewust van beleggingsrisico’s.”
De conclusie van Millward Brown staat in scherp contrast met de uitkomsten van een marktonderzoek van de Postbank. Particuliere beleggers rommelen in de praktijk maar wat aan, zo concludeerde de bank. Van de fondsbeleggers kan 72 procent geen enkel rendement inschatten van de beleggingsfondsen die ze in portefeuille hebben, zelfs niet bij benadering. 37 procent weet niet eens in welke fondsen ze beleggen. Hoewel ruim zestig procent van de beleggers zichzelf behoudend tot voorzichtig noemt, blijkt daar in de samenstelling van hun portefeuilles weinig tot niets van. Zo beleggen behoudende beleggers relatief minder in plaats van meer geld in obligaties dan ambitieuze beleggers en zitten voorzichtige beleggers veel zwaarder in aandelen dan volgens hun risicoprofiel goed voor ze is. Kortom, beleggers weten nauwelijks waarin ze beleggen en hebben geen idee in hoeverre die beleggingen aansluiten bij hun profiel.
Kritische Analyse
Zoals gebruikelijk zoeken de ondervraagde beleggers de schuld voor hun gerommel buiten zichzelf: ze worden niet of slecht geadviseerd. Slechts tien procent van de beleggers raadpleegt wel eens een beleggingsadviseur en van hen vertrouwt en/of begrijpt het merendeel de verkregen adviezen niet.
In plaats van de afdeling particuliere beleggingen per direct op te doeken, besloot de Postbank haar beleggers de helpende hand te bieden met een soort vermogensbeheer-light: ’Samen Beleggen’. Met Samen Beleggen ondersteunt de Postbank fondsbeleggers met concrete aan- en verkoopadviezen. Wie inlogt op Mijnpostbank.nl ziet maandelijks naast de kolom met de beleggingsfondsenverdeling zoals die nu is, een kolom met hoe die volgens de Postbank zou moeten zijn, rekening houdend met het persoonlijke profiel van de belegger en de marktverwachtingen van de beleggingsexperts van ING Investment Management. Een klik op de knop volstaat om de portefeuille in overeenstemming te brengen met de adviesportefeuille. De adviezen zijn vrijblijvend en gratis en er worden geen aan- en verkoopkosten in rekening gebracht. Ook verfrissend: de aan- en verkoopadviezen zijn in evenwicht, dus geen zouteloze ’goednieuwshow’ maar een kritische sectoranalyse.
Dat klinkt aardig, maar voegt Samen Beleggen echt wat toe? Uit het feit dat een derde van de beleggers volgens de Postbank geen idee heeft waarin ze beleggen en bijna driekwart niets weet te melden over rendementen, kan geconcludeerd worden dat het ze nu kennelijk al te veel moeite is om de enveloppen met afschriften te openen of zo nu en dan eens in te loggen op Mijnpostbank.nl om te kijken hoe de zaken er voor staan. Dat belooft weinig goeds voor Samen Beleggen. Je kunt je afvragen of deze beleggers überhaupt wel zelf, dan wel samen zouden moeten beleggen.
Schrappen
Echt revolutionair is Samen Beleggen trouwens niet. Robeco biedt met Younique iets soortgelijks, al moet je daarvoor wel minimaal 25 duizend euro meebrengen. En voor beleggers die er liever helemaal geen omkijken naar hebben, liggen er tegenwoordig bij vrijwel alle aanbieders modelportefeuilles in de schappen. Fondsenspecialist SNS-Fundcoach biedt managed accounts, een soort in-house funds of funds, waarvoor door SNS-Fundcoach per profiel –defensief, gebalanceerd, offensief, of zeer offensief- een wisselende portefeuille wordt samengesteld uit het eigen brede fondsenaanbod.
Datzelfde SNS Fundcoach kwam eerder met een onderzoek waaruit blijkt dat vrouwen beter beleggen dan mannen. Ze zijn voorzichtiger, consequenter, minder geneigd tot zelfoverschatting en bereiden zich beter voor. Bovendien zijn ze niet te trots om bij anderen te rade te gaan en houden ze vast aan hun originele plan, ook als het even tegenzit. Vrouwen beleggen bovendien doelgerichter, zo ontdekte SNS Fundcoach. Twee derde van de vrouwen zegt met een specifiek doel te beleggen, tegen dertig procent van de mannen. Mannen zéggen wel dat ze voor de lange termijn beleggen, maar handelen daar niet naar. Anders dan vrouwen kunnen ze niet stil blijven zitten. Mannen doen ruim twee keer zo veel transacties, vaak in dezelfde fondsen, en zien hun beleggingsresultaat door alle bijbehorende kosten één à twee procent per jaar achterblijven bij dat van vrouwen. Dat lijkt niet veel, maar met gelijke startkapitalen leidt twee procent extra rendement over een periode van twintig jaar tot een bijna anderhalf keer zo groot eindkapitaal.
Meer rendement
Ook Alex Beleggersbank verdiepte zich in vrouwen. Mannelijke Alex-beleggers behaalden over een periode van zes jaar gemiddeld 7,2 procent minder rendement dan vrouwen. Exclusief transactiekosten was het verschil 3,6 procent. De onderzoekers concluderen voorzichtig dat vrouwen niet alleen minder handelen, maar ook betere keuzes lijken te maken. Dat zou nieuws zijn, want tot nu toe is nog nooit wetenschappelijk aangetoond dat vrouwen een betere neus voor succesvolle aandelen zouden hebben.
ABN Amro wachtte het wetenschappelijke bewijs niet af en introduceerde Lady Delight, een fund of funds met drie door vrouwen beheerde beleggingsfondsen: Odin Europa Fund, Morgan Stanley Latin America Fund en JPMorgan UK Smaller Companies Fund. De geselecteerde fondsen presteerden de laatste jaren inderdaad bovengemiddeld, zo laten de ratings op de site van fondsenvergelijker Morningstar zien, dus dat belooft wat voor de toekomst.
Geluk?
Of niet? Bestaat er wel zoiets als een goede belegger, of heeft de ene fondsmanager in sommige jaren gewoon meer geluk dan een ander? Deze vraag houdt beleggers en wetenschappers al decennia bezig en is nog steeds niet eensluidend beantwoord. Tot voor kort wezen de meeste onderzoeken in de richting van geluk. Vooral kosten zouden bepalend zijn voor het verwachte rendement. Over langere periodes doet tachtig procent van de fondsmanagers het dankzij de beheerkosten slechter dan de index waaraan ze zich spiegelen. Volgens een van de sceptici, Matthew Morey, kon je de toppers uit Morningstars ranglijstjes zelfs maar beter mijden. Om de hooggespannen verwachtingen waar te maken nemen de gelauwerde beheerders onverantwoorde risico’s. Ook weten ze niet goed raad met de extra instroom van kapitaal die ze na het bereiken van hun sterrenstatus ten deel valt.
Maar nu is Morey om. Morningstar heeft zijn ratingmethodologie in 2002 namelijk grondig herzien. Risico kreeg een zwaardere weging en fondsen werden niet langer op een hoop geveegd maar verdeeld over 48 fondscategorieën, met onderscheid naar onder andere groei en waarde, large cap en small cap, biotechnologie en consumentengoederen. Reden voor Morey om zijn onderzoek voor de periode na 2002 nog eens dunnetjes over te doen. En nu blijkt er wel degelijk persistentie te bestaan. Fondsen die in 2002 vijf sterren (Morningstars hoogste score) achter hun naam hadden staan, bleken het drie jaar later gemiddeld significant beter te doen dan fondsen met vier sterren. De viersterrenfondsen deden het op hun beurt beter dan de driesterrenfondsen, drie beter dan twee, en twee beter dan een.
Garanties geeft dit natuurlijk niet, maar toch. In een wereld waarin beleggers op weinig anders dan het verleden kunnen bouwen, is ieder beetje houvast meer dan welkom. Misschien zijn achteromkijkende beleggers toch zo gek nog niet.