De fiscus breidt zijn jachtterrein steeds verder uit. Sinds februari zet de Belastingdienst flitsauto’s in om bij grote evenementen, woningboulevards en grensovergangen leaserijders te betrappen die stiekem privé-kilometers rijden. En het stopt niet bij de grens.
Begin dit jaar maakte de fiscus bekend bijna 400 miljoen euro te hebben binnengehaald met de jacht op zwart spaargeld op buitenlandse spaarrekeningen. Dit dankzij een intensievere samenwerking met de belastingdiensten van landen als Luxemburg. Ook tweede huizen en plezierjachten in exotische oorden zijn niet langer veilig. De internationale samenwerking wordt nu uitgebreid met belastingparadijzen als Isle of Man en Jersey. Ook Guernsey, Bermuda, de Maagdeneilanden en de Kaaimaneilanden staan op het verlanglijstje. Door informatieverdragen af te sluiten hoopt de fiscus belastingontduikende bedrijven en particulieren een hak te zetten.
Tegelijkertijd doet de Belastingdienst er veel aan om Nederland fiscaal aantrekkelijker te maken, vooral voor buitenlandse bedrijven. De winstbelasting is in een paar jaar tijd met bijna tien procentpunten verlaagd tot 25,5 %, de kapitaalsbelasting werd afgeschaft, de deelnemingsvrijstelling is aangepast, er kwamen een Octrooibox en plannen voor een Rentebox, en beleggingsinstellingen werden gepaaid met een vrijstelling van vennootschapsbelasting. Leuke gestes zou je zo denken, maar nee, het is nog niet goed.
Geen hoge ogen
Zowel de Wereldbank als Mastercard als consultant A.T. Kearney deden onlangs onafhankelijk van elkaar onderzoek naar aantrekkelijke vestigingsplaatsen in de wereld en in geen van de onderzoeken gooit Nederland hoge ogen. De beurshandel zou hier te dun zijn, de kenniseconomie laat te wensen over en er is te veel administratieve rompslomp. Met fiscaliteit heeft het allemaal weinig te maken, waarmee maar weer eens wordt aangetoond dat de impact van belastingvoordelen niet moet worden overschat als je buitenlandse bedrijven wilt lokken. Alleen de genoemde administratieve rompslomp zou de fiscus zich deels mogen aanrekenen.
De vorig jaar ingevoerde Wet Administratieve Lastenverlichting en Vereenvoudiging in Sociale Verzekeringswetten, kortweg Walvis, blijkt bijvoorbeeld een ramp. Het doel van Walvis was om de loonberekeningen simpeler te maken. In de oude situatie moesten er ingewikkelde berekeningen worden gemaakt om van bruto- naar nettoloon te komen. Door de premieheffing en de loonbelasting in elkaar te schuiven zou het allemaal eenvoudiger moeten worden, maar in plaats van een verlichting is het voor belastingplichtigen een verzwaring geworden. De Belastingdienst kan alle vernieuwingen en extra taken gewoon niet aan.
Mis
Het idee achter veel belastinghervormingen is goed, zegt fiscalist Olaf Kroon van Allen & Overy, maar in de praktijk gaat het vaak mis. Als voorbeeld noemt hij de uitbreiding van de deelnemingsvrijstelling, die een vennootschap die voor vijf procent of meer aandeelhouder is van een andere vennootschap vrijstelt van vennootschapsbelasting. De regeling geldt nu ook voor buitenlandse beleggingsdochters. Kroon: “Op zich mooi, maar om vast te stellen of zo’n deelneming niet te veel vrij beleggingen heeft, wordt er een directe en een indirecte toets gedaan. Dat betekent dat er aparte toerekeningbalans gemaakt moet worden; een hele klus.” Een tweede voorbeeld is het Wetsvoorstel Vrijgestelde Beleggingsinstellingen, waarmee Nederland de uittocht van Nederlandse beleggingsfondsen richting met name Luxemburg een halt probeert toe te roepen. Zo zijn beleggingsinstellingen voortaan vrijgesteld van vennootschapsbelasting en hoeven ze geen dividendbelasting in te houden. “Een heel goed initiatief, maar in Luxemburg blijft de beleggingsdefinitie veel breder. Daarbij komt de maatregel ook rijkelijk laat. Laat in Hongkong het woord SICAV (beleggingsinstelling volgens Luxemburgs model, red.) vallen en iedereen weet waarover je het hebt. Bij de term Vrijgestelde Beleggingsinstelling kijken ze je niet begrijpend aan. Onbegrijpelijk hoe wij ons met onze tien keer zo hoogwaardige financiële sector zo op het tweede plan hebben laten drukken.”
Strijdig met de regels
De afschaffing van de kapitaalsbelasting ging volgens Kroon soepeler: “Vroeger moesten ondernemingen die zich hier wilden vestigen belasting betalen over het eigen vermogen dat ze daarvoor inbrachten. Een rare belasting natuurlijk, helemaal als je zo graag buitenlandse bedrijven wilt aantrekken.” Voor fiscalisten was de afschaffing minder leuk, want met het optuigen van fusiestructuren met aandeleninbreng ter voorkoming van de kapitaalsbelasting werden mooie fees verdiend.
Een ander punt is dat veel Nederlandse regels volgens Kroon mogelijk strijdig zijn met Europese regels. Zo kunnen ondernemingen die niet voldoen aan alle voorwaarden voor de eerder genoemde deelnemingsvrijstelling in sommige gevallen aanspraak maken op een soort credits. “Goede kans dat het Europese Hof deze tussenoplossing zal verbieden”, aldus Kroon. “Het is óf wel, óf niet, maar niet iets ertussenin.” De geplande Rentebox moet bedrijven de mogelijkheid bieden om ontvangen rente op leningen aan buitenlandse dochters tegen slechts vijf procent te laten belasten. Leuk, maar mogelijk eveneens strijdig met het EU-recht en daarom voorlopig in de ijskast gezet.
Eenduidig
Volgens Peter Kavelaars, hoogleraar Fiscale Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en verbonden aan Deloitte Belastingadviseurs, zijn er signalen dat het Europese Hof op korte termijn geen plannen heeft om spectaculaire nieuwe zaken aan te kaarten. Anderzijds heeft de Europese Commissie een aantal mededelingen doen uitgaan waarmee het de lidstaten in eerste instantie met zachte hand, en op termijn mogelijk met harde hand in een bepaalde richting probeert te duwen. Zo bepleit de EC meer ruimte om winsten in de ene lidstaat te compenseren met verliezen van dochters in andere lidstaten. Ook moet er een einde komen aan de zogeheten exitheffingen -de eindafrekening met de belastingdienst van het land dat verlaten wordt voor een andere lidstaat. Interessant zijn volgens Kavelaars ook de plannen om te komen tot een eenduidige Europese fiscale winstbepaling. Momenteel zijn de fiscale winsten van ondernemingen in verschillende landen door verschillen in cultuur en wetgeving vaak moeilijk te vergelijken. In navolging van de accountants die met IFRS al een min of meer geharmoniseerd systeem hebben, krijgen fiscalisten op termijn mogelijk iets soortgelijks. Daarbij zal veel oog zijn voor de speciale wensen van het internationaal opererende MKB, voor wie de administratieve last nu al nauwelijks te dragen is. Zij krijgen waarschijnlijk de keuze om het fiscale regime van het thuisland ook op alle buitenlandse dochters toe te passen.
Hoewel het Ministerie van Financiën volgens Kavelaars nadrukkelijk op zoek is naar de dialoog om de dienstverlening richting belastingplichtigen te verbeteren, verloopt de samenwerking met de Belastingdienst nog vaak moeizaam. De Belastingdienst gaat nog altijd gebukt onder het ‘Vinkenslag-syndroom”, genoemd naar het Maastrichtse woonwagenkamp waarover in 2004 landelijke ophef ontstond toen bleek dat de bewoners dankzij een deal met de Belastingdienst nauwelijks tot geen belasting hoefden te betalen. Sindsdien zijn belastinginspecteurs ook volgens Kroon ‘extreem voorzichtig’ om op voorhand standpunten in te nemen. “Begrijp me goed, het gaat er niet om het randje van de wet op te zoeken, maar om het verkrijgen van duidelijkheid. In die voorzichtigheid is de Belastingdienst in vergelijking met het buitenland duidelijk doorgeslagen. Het zou bijvoorbeeld al veel helpen als de Belastingdienst wat beter bereikbaar werd, al lijkt dat de laatste tijd wel weer iets beter te gaan.”
Zorg
Voor de beroepsgroep blijft de geringe toestroom van afgestudeerde fiscalisten een grote bron van zorg. Kavelaars: “Het wordt steeds erger. Gelukkig zijn er nu vergevorderde plannen voor postdoctorale fiscale opleidingen voor afgestudeerde economen en juristen. Vrijwel alle universiteiten die we hebben benaderd zijn enthousiast. Bij Deloitte willen we daarnaast interne een fiscale exotenopleiding optuigen waar we slimme en enthousiaste afgestudeerden uit de meest uiteenlopende richtingen gaan omscholen. Dat kunnen dus ook biologen of medici zijn. Na een jaar stevig leren en werken kunnen ze hopelijk volledig meedraaien.”