Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Eerstelijns beloning

De vakgroepvoorzitters van een groot organisatieadviesbureau legden me een tijdje geleden een ‘managementprobleem’ voor. Ze konden te weinig tijd aan hun vak besteden en kwamen nauwelijks nog toe aan de inhoudelijke begeleiding van hun medewerkers, doordat ze te veel managementklussen hadden. Vroeger, toen het bureau kleiner was, ging alles vanzelf. Nu was er steeds gedoe. Gemor over parkeerplaatsregelingen, verstoorde verhoudingen op het secretariaat, protesten tegen de nieuwe tijdschriftenprocedure en nog veel meer van die nikserige dingen. Hun arbeidstevredenheid was daardoor aanzienlijk afgenomen. Mijn advies was om een algemeen directeur aan te stellen die de leidinggevende consultants het gedoe uit handen moest nemen. Hij moet vooral zelf geen organisatieadviseur zijn, want dan gaat hij zich vroeg of laat met de inhoud bemoeien. Zijn kerntaken: externe representatie, marketing, communicatie en vooral facility management. En natuurlijk verdient deze manager minder dan een vakgroepvoorzitter, want zo moeilijk is het managen van het secundaire proces nu ook weer niet. Zeker als je daar de hele dag de tijd voor hebt. Dit brengt me op een veelgebruikt argument in de discussie over topsalarissen. De beloningen aan de top van de piramide zouden zo hoog moeten zijn, omdat je anders op de vloer geen goede mensen kunt krijgen. Hoe hoger het salaris van de raad van bestuur, des te beter voor de mensen op het laagste niveau. Met als achterliggende gedachte dat het werk moeilijker en de verantwoordelijkheid zwaarder wordt naarmate je hoger in de hiërarchie komt. In het industriële tijdperk was voor die redenering nog wel wat te zeggen, maar in de kenniseconomie van vandaag is dat kletskoek. Het moeilijkste werk en de grootste verantwoordelijkheid ligt nu bij de professionals op de vloer, bij de dokters, de rechters, de ingenieurs, de rechercheurs of de r&d’ers. En de allermoeilijkste job in een kennisintensieve organisatie ligt bij de eerstelijnsmanager van een groep professionals. Dat is het enige niveau waarop zowel vakinhoudelijke expertise als managementkennis in hoge mate vereist is. Als de groepsleider geen verstand heeft van het vak, wordt hij door de professionals niet serieus genomen. En als hij niet thuis is in de wereld van budgetten, procedures en prestatie-indicatoren, dan wordt hij gefopt door het hogere management. Nergens is het afbreukrisico en de kans op burnout zo groot als op het niveau van de eerstelijnsmanager. Zij dienen dus het best betaald te worden; meer dan de professionals die voltijds met hun vak bezig mogen zijn en meer dan managers boven hen voor wie het vak geen rol meer speelt. Mathieu Weggeman is hoogleraar organisatiekunde aan de TU Eindhoven en chef innovatie van de Baak Managementcentrum VNO-NCW

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.