Nederland is dit jaar een plaats gezakt op de mondiale concurrentie-index, vooral als gevolg van de slechte innovatieprestaties. Kennis hebben we voldoende in Nederland, helaas lukt het minder goed om deze aan te wenden en te benutten, zegt hoogleraar strategisch management en ondernemingsbeleid Henk Volberda.
Op verschillende punten scoort Nederland goed op de mondiale concurrentie-index, waarvoor Henk Volberda namens het Erasmus Renewal Centre de Nederlandse gegevens heeft verzameld. Al zijn we een plaats gezakt op de ranglijst (van 9 naar 10), de uitkomst is best positief, zegt de hoogleraar. Toch blijven veel Nederlandse bedrijven achter bij de concurrentie, want ze scoren zwak op het gebied van innovatie. "Er wordt puur op kosten gemanaged en niet op innovatie. Het korte termijn denken heerst, dat is veiliger. Het is jammer dat we niet in staat zijn de kansen die er zijn te benutten. Er staat een grote muur tussen beschikbare kennis en de toepassing ervan."
Er is lef nodig om dat proces te doorbreken. "Door anders en meer op de langere termijn te managen, meer met innovatieteams en innovatieratio's te werken en kapitaal beter in te zetten. Het gaat al heel snel over technologische ontwikkelingen, maar er moet meer aandacht komen voor arbeid."
Het is de typische Nederlandse innovatieparadox, zegt Volberda: met de technische geavanceerdheid zit het goed, maar we weten de kennis niet te commercialiseren. Er is onvoldoende samenwerking tussen het bedrijfsleven en de universiteiten en ook de beschikbaarheid van kenniswerkers valt tegen. "Het poldermodel is te stroperig om dat tegen te gaan. Ik stel een deltamodel voor, waarbij kennisstromen bij elkaar komen en samenwerken. Dat vraagt een mentaliteitsverandering van managers. Als het niet gebeurt, zakken we nog verder af. Dan verhuizen bedrijven naar locaties waar wél kenniswerkers te vinden zijn en wordt Nederland nóg minder attractief."