Is parttime werken vluchtgedrag? Verslaggever Peter van Lonkhuyzen vindt van wel, maar de MT.nl-lezer is het niet met hem eens. Sociologe Amelia Román deed onderzoek naar de gevolgen van parttime werken en zegt dat deeltijd werken niet verenigbaar is met een hoge functie. Vooral vrouwen zijn daar de dupe van.
Amelia Román werkt aan de Universiteit van Tilburg en is staflid van Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek. De top bereiken met een parttime contract is volgens haar lastig. “Een managementfunctie vervullen met een contract van minder dan 32 uur per week is niet onmogelijk, maar wel heel moeilijk. Van iemand met veel verantwoordelijkheid wordt verwacht dat het werk afkomt. Al ben je er maar drie dagen in de week. Dus komen de overige uren er ongemerkt bij.”
Culturele dimensie
Román zegt dat het leeuwendeel van de parttimers in Nederland uit vrouwen bestaat. Dat vrouwen niet langer werken, komt niet voort uit desinteresse. “Er zijn meer hoogopgeleide vrouwen dan mannen in Nederland. Vrouwen doen het beter, studeren korter en halen betere punten. Ik kan me dus niet voorstellen dat ze er niets om geven als een man dan wél doorstoot naar een leidinggevende functie. Maar de institutionele voorzieningen zoals buitenschoolse opvang hobbelen achter de vraag aan. Daarnaast is er een culturele dimensie aan dit probleem. Vrouwen zijn huiverig om meer uren te gaan werken, want ze moeten altijd opboksen tegen het beeld dat ze dan een slechte moeder zijn.”
Half jaren ’80 kwam Román vanuit de Verenigde Staten naar Nederland en toen verwonderde ze zich over het feit dat Nederlandse vrouwen niet werkten. Daar is sindsdien verandering in gekomen, maar de participatie is wel weer aan het dalen, zegt de sociologe. “De jongere vrouwen werken niet voldoende. Dus óf we gaan de verkeerde kant uit, of we moeten zeggen dat het juist goed is dat we deze situatie behouden. Maar dan zul je nooit méér vrouwen in topfuncties krijgen.”
Beeldvorming
Niet dat het bereiken van de top in deze kwesties het belangrijkste is. Román maakt zich eerder zorgen over de arbeidsparticipatie van de vrouw. “Deeltijd werken werd altijd gezien als een opstapje naar voltijd werken, maar dat is er nooit van gekomen. Tegenwoordig komen vrouwen zelfs als deeltijdwerkkracht de arbeidsmarkt op. Er zijn daardoor maar weinig vrouwen die economische zelfstandigheid hebben. Als er iets gebeurt, komt een huishouden dus in financiële problemen.”
Daar ligt een taak voor de overheid. Die is al goed bezig, aldus de sociologe, maar er moet meer gebeuren op het vlak van beeldvorming. “In eerste instantie hoeven vrouwen zelf geen actie te ondernemen. Het individu gaat pas iets doen als ze niet denken dat ze bijvoorbeeld een slechte moeder zijn. Dus eerst moet die beeldvorming veranderen, zodat vrouwen meer gaan werken. Pas daarna kan er gekeken worden naar het bereiken van de top.”